Woord en naam in de religies en ontbreken van een sociale ethiek
Twee theol. promoties aan de VU
ASPEREN Interieur van de hervormde kerk van Asperen. Donderdag werd hier een speciale dienst gehouden ter gelegenheid van de voltooiing van de restauratie. Men begon met de werkzaamheden in maart van dit jaar. De restauratie bestond uit het opknappen van het houtwerk rondom de preekstoel en vernieuwing van de banken. Het exterieur bleef onveranderd.
Het proefschrift van Fernhout gaat over woord en naam in de verschillende wereldgodsdiensten en bevat een vergelijkend onderzoek. Woord en naam kunnen in de religies een buitengewoon grote macht uitoefenen, in negatieve en positieve zin. Woord en naam betekenen zowel openbaring als verberging.
Reciteren
Vaak worden woord en naam gezien als middel of weg om tot een zeer innige betrekking met de andere werkelijkheid te komen. Het eindeloze prevelen van de namen van een god of van Jezus voert tot vereniging met hen. Zulk een vereniging vormt ook het einddoel van de woorden die de mysticus in zijn of haar binnenste meent te horen.
Volgens sommige Indische opvattingen geraakt de mens door het reciteren van machtige lettergrepen tot ondergang in een laatste werkelijkheid die boven alle woord uitgaat. De Logos heeft zich ontwikkeld van een wereldorde die in het eigen innerlijk verstaan kan worden tot, als bij Plotinus, een weg waarlangs de mens zijn eenheid met een hoogste onuitsprekelijke werkelijkheid leert kennen.
Een uitzonderlijke positie bleek het Woord uit het begin van het Evangelie naar Johannes in te nemen. Het wordt vlees om als lam Gods de zonden van wereld op zich te nemen. Dit Woord verzoent, mits in het geloof verstaan, de ongehoorzame mens met God.
Sociale ethiek
Het proefschrift van Manenschijn (medewerker theol. faculteit VU) over de ethische opvattingen van Hobbes, al of niet overgenomen door de bekende Adam Smith (van „Een onderzoek ... naar rijkdom der volkeren") is gebaseerd op de kennelijk geconstateerde opvallende tegenstelling tussen de algemene veroordeling van eigenbelang in de gangbare theologische ethiek en de algemene acceptatie van eigenbelang in het maatschappelijkpolitieke handelen.
Op zoek naar ethische modellen die eigenbelang hadden geaccepteerd, werd een zeer bruikbaar veld van onderzoek gevonden in de Engelse ethiek van + 1650 tot + 1780, met Thomas Hobbes en Adam Smith als de belangrijkste vertegenwoordigers. In het laatste hoofdstuk wordt aangetoond dat veel theologische ethiek de boven geschetste problematiek genegeerd heeft, met als praktisch bewijsstuk de enkele jaren geleden gehouden en vrijwel mislukte aktie „Nieuwe Levensstijl". Een uitzondering vormt de ethiek van de Deen O. Jensen en de Nederlander H. M. Kuitert.
Zo ontwikkelt Jensen de stelling, dat we slechts de bedreiging van het milieu effectief kunnen afweren als we een nieuw begrip van „welbegrepen eigenbelang" ontwikkelen en laat Kuitert zien dat de sociale ethiek van veel theologen geen echte sociale ethiek is, maar een op het sociale leven gerichte vorm van personalistische ethiek. De conclusie wordt getrokken dat, wat het thema van deze studie betreft, de gangbare theologische ethiek meer heeft te leren dan voor te schrijven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's