Gematigde Straf
„En zie, gij zult zwijgen en niet kunnen spreken, tot op de dag dat deze dingen geschied zullen zijn" (Luk.1:20a).
De straf die Zacharias opgelegd wordt was van zeer gepaste aard: stom zou hij de vervulling der belofte moeten afwachten, omdat hij door op overijlde wijze bezwaren te opperen, hem die haar bracht in de rede gevallen was, terwijl hij haar zwijgend had moeten aanhoren.
Het geloof kent een tijd van stilzwijgen, als er sprake is van te luisteren naar het Woord van God. Maar dan heeft het ook zijn tijd van spreken, als het antwoordt: Amen, volgens wat wij vinden in Hos. 2:22: „Ik zal tot hen zeggen: Gij zijt Mijn volk; en zij zullen tot Mij zeggen: Gij zijt onze God". Dewijl echter Zacharias dat woord van God onbedachtelijk tegengesproken had, zo wordt hem de genade niet vergund van onmiddellijk in dankerkentenis zich lucht te geven, maar voor een tijdlang wordt het gebruik der spraak, waarmee hij al te haastig geweest was, hem ontnomen.
God maakte echter die straf goedgunstig. Vooreerst door haar niet langer dan tien maanden te doen duren; vervolgens, door Zacharias, de weldaad, die hij zich onwaardig gemaakt had, niet te ontnemen. Dagelijks behandelt Hij ons even goedertieren; want daar ons geloof klein is en wij vele hinderpalen in de weg leggen, is het nodig dat de waarheid Gods als met kracht doorbreke, zal zij ons bereiken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 11 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 11 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's