mil
(Na 23...1c3: 24.Dc3; La4 25.Ta3 Lb5 26.Pb6! beheerst wit de positie volledig). 24.Tb3-b6 Ta6-a8 25.Dc2-b3 Dc7-c8 26. Pc3-b5 Ld4-g7. Praktisch alle stukken ; zijn naar de basis teruggedrongen. Zie : diagram 1. 27.Pb5-a7! Dc8-e8 28.Tn-al Lg7-f8 Zwart kan zich vrijwel niet verroeren en wordt nog verder ingesnoerd. 29.Pa7-c6 Tb8-c8 30.a5-a6 Tc8-c7 31.Tb6-b7 Tc7xc6. Dit kwaliteitsoffer vermag wit niet te verontrusten. Het overwicht heeft al te grote vormen aangenomen. 32.d5xc6 Ld7xc6 33.a6-a7 Lc6xe4 34.Tb7-b8 De8-d7 35.Tb8xa8
Het zwarte overwicht neemt nu duidelijke vormen aan. 22.e3xd4 c5xd4 23.Lc3-el Db6-a6. Dreigt op a2 te slaan en tevens de d-pion verder op te spelen. 24.Df3-b3 h7-h5 (Nu ging 24...d3" niet zo. goed wegens 25.irc7 met aanval op f7.) 25.Db3-c4 Da6-b7 26.Dc4-c6 Db7.e7 27.Lel-a5 Td8-d6 28.Dc6-c7 De7-e6. Natuurlijk heeft zwart geen enkele behoefte op damruil in te gaan. 29.Dc7-c4 Td6-d5 30.La5-b4 a7-a5 3I.Lb4-a3 h5-h4. Zwart is op beide vleugels actief. 32.Dc4-c6 h4-h3t 33.Kg2-gl d4-d3. Thans kan zwart zich op dameruil inlaten. 34.Dc6xe6 Te8xe6 35.Tc2-c8t Kg8-h7 36.f4-f5 Te6-e5 37.Tc8-c4 d3-d2 38.b2-b4 Pe4-c3! Een aardige slotzet. Wit geeft op.
Tevergeefs vecht ze er tegen, zegt tegen zichzelf dat ze niets meer van jongens wil weten. Zelfs komt nu en dan de afzichtelijke ervaring met Janus in haar herinnering. Toch wordt ze steeds blinder voor de werkelijkheid en sluit zich daarvoor bewust af. „Je kan me ook wel gewoon een arm geven", protesteert ze zwak. „Als je dat prettiger vindt dan doe ik dat natuurlijk", zegt hij. Mientje geeft geen antwoord en hij trekt haar plagend tegen zich aan. Ze verzet zich wel, maar voelt hoe haar weerstand snel minder wordt.
„Volgende week moeten we eens gaan dansen", zegt hij, als de avond om is. „Waar Lies en ik altijd gaan?" „Eh... jawel, dat wil ik wel". „Goed, dan vraag ik Lies natuurlijk ook". Bert knikt. Dit was niet zijn bedoeling maar hij kan haar voorlopig beter wat toegeven. Mientje belt er Lies over op, maar die is niet zo enthousiast. „Hoe komt hij daar nu bij? Zo iemand past daar niet erg vind ik. Die is heel ander gezelschap gewend. Ik ben bang dat hij de sfeer in ons clubje niet passend vindt en dat hij bet ook voor ons bederft". 3oor Arjen van Hoorn . •.;
„Natuurlijk, jij hebt weer bezwaren. Alsof wij andere mensen zijn dan hij. Waarom vraagt hij dan zoiets?"
„Ik ben bang dat hij jou val inpalmen beste Mientje. Geloof me nou, je moet met hem oppassen. Ik heb wat meer ervaring dan jij hoor. Zo gauw hij de kans krijgt gaat hij alleen met jou, let maar op".
„Ach welnee jo. Zeur nou maar niet zo. Ik vind hem precies zoals jij dat doet: leuk en interessant en royaal genoeg om ons nu en dan mee te nemen en te trakteren. Vind je het ook niet een beetje spannend, dat zo iemand ons wil meenemen overal naar toe?" Lies zwijgt en begint over een ander onderwerp. zodat ook Mientje haar bewonderaar even vergeet. Opgeruimd fietst ze naar huis. Het is alsof een lachende toekomst voor haar ligt. Wat heeft ze een boeiend leven. Fijn werk bij de dokter, een goede vriendin waarmee ze kan praten en gezellige avonden heeft. En nu ook nog dit romantische van Bert die het blijkbaar leuk vindt om haar, eenvoudig meisje, mee te nemen.
De volgende week wordt Mientje gehaald door Bert. Lies zit achterin en Mientje wil daar ook gaan zitten, maar hij is haar al voor.
„Kom maar hier, voorin, dat is gemakkelijker. We zyn er toch gauw". Lies knipoogt veelbetekenend en Mientje vindt het verve
„Zullen wij nu samen?" vraagt hij lachend.
Mientje schrikt. Hoewel die vraag logisch is, heeft ze er niet op gerekend. Hier laten alle jongens haar allang met rust, omdat zij hen steeds afwijst. Ze vinden haar stijf en vreemd, maar accepteren dit.
„Nee... o nee... ik dans alleen met meisjes."
„Alleen met meisjes? Dat is toch geen dansen? Meen je dat echt? Toe Mientje, je wilt toch wel met mij dansen of niet?" „Nee, echt niet. Ik... ik..." ze stottert van verlegenheid, vindt zich hopeloos dwaas in deze situatie. Lies merkt haar verwarring en is sportief genoeg om haar uit de perikelen te helpen, al doet ze het op haar spottende manier.
„Ach mijnheer Otterdoom, u weet het nog niet zo, maar Mientje is een echte mannenhater als het er op aankomt. Ze heeft met geen van de jongens hier nog gedanst, dus u maakt ook weinig kans bij haar.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's