Raadsel 98
De laatste maapd is begonnen en naar we hopefi komen er nog 4 raadsels voor/jullie. We zullen ze elke week geplaatst zien te krijgen, 'maar of dat lukken zal? Want de maand december is voor de krant een heel drukke maand. Enfin, we doen ons best en jullie doen de rest. De prijzen zullen inmiddels wel ontvangen zijn en de blijvende afspraak is: Wie een prijs heeft, dus wie in de krant heeft gestaan en hem niet ontvangt, die bericht ons dat even. Maar dan wel er bij vermelden in welk nummer van het RD je naam stond en op welke dag je nog niets ontving. Kijk, als je dat nu zo doet zijn we er dadelijk achter waar de haper zit. Afgesproken?
O ja, ik ben nog steeds aan het uitzoeken wie er wel en wie er niet meer meedoet. driehonderd punten en lieten daarna niets meer van zich horen. Dat is heel jammer. Wens je niet meer mee te doen, stuur dan even bericht. Ik hoop echter dat alle kinderen weer mee gaan doen. Kom, allemaal weer aan de slag.
zeggen. 2. Dat was dus tegen K....F... 3. Laat mijn volk 4. Er zouden dode p.. e... k....
die er niet zijn. 7. Toch liet de k.... het volk niet (Voor kinderen van 10 jaar en ouder) Kijk eens wat er in I Kon. 8 staat 1. Hoe heet Davids stad? 2. Hoe heet Salomo's stad? 3. Ze brachten de ark van
S...naar J... 4.Er werden ontelbare offers ge
bracht van ... en.... 5. Salomo deed toen een lang.... 6. Hij sprak over mogelijke v... 7. Over mogelijke h... 8. Over mogelijke dr.... 9. Hoeveel schapen zijn er toen
wel niet geofferd? 10. Hoeveel dagen was er feest? hoor. Och, ze lag er zo zielig bij. Mijn zus durfde niet te kijken. Toen hebben we haar in de vuilnisbak gegooid. Toen hebben we de kooi maar aan oma gegeven. Bij oma vloog het vogeltje weg. En hij was zo mak. Luister maar. Als mijn oma de kooi schoonmaakte, dan ging hij naast haar zitten eten. En als mijn oma met de kooi naar zijn plaats ging, ging hij er al op zitten. Toen heb ik met mijn zus en mijn moeder oma een nieuw vogeltje gegeven. Hij zingt goed hoor.
311. Wij weten dat Wijbe de trap opgelopen is. Hij heeft flink lawaai gemaakt en geschreeuwd, ten einde de indruk te wekken dat er verscheidene smokkelaars in de toren zijn. En, zoals wij weten, heeft hij met z'n geweerkolf de ladder stukgestoten. Nu is hij alleen in de toren en buiten het bereik zijner vijanden. Maar Wijbe schijnt een vast plan te hebben. Voorzichtig begint hij de touwen op te trekken; eerst die van de kleine klok en daarna die van de grotere. Voorzichtig... heel langzaam. Hü doet het zo voorzichtig mogelijk, dat niemand van de soldaten beneden iets merkt. Het gebeiuli onder do verwarring, ontstaan door het omvallen van de ladder. Nadat hij alle touwen naar boven heeft gehaald, snijdt hij ze stuk bij dé klokken. Nu heeft hij zes flinke stukken touw. Twee aan twee knoopt hij ze aaneen. Daarna rolt hij twee van de drie stukken op en slingert ze over de schouder. Het derde stuk bindt hij aan een gebint tegenover het luik, dat zich in de spits van de toren bevindt. Hij trekt er eerst flink aan. „Ziezo, dat houdt wel", mompelt hij. „Nu komt het zwaarste nog. 't Is ook zo donker."
312. Z'n handen branden en ondanks het eelt zijn z'n vingers geschaafd. Maar Wijbe bijt de tanden op elkaar. Het moet. Het touw slingert. En de wind blaast met kracht om de toren. Langzaam, met kleine rukjes, daalt Wijbe. Daar..bereikt zijn voet steun? Neen, het is een uitstekend stuk steen, 't Is de tufstenen rand, anderhalve meter boven de naald van de kerk. Nog anderhalve meter dus. Nog één meter.. Zo... Nu heeft z'n voet een steunpunt. Voorzichtig nu. Want de naald bestaat uit één rij dakvorsten. En nu zijn ze glad door het ijs. Voorzichtig Wijbe. Langzaam laat hij zich zakken. Eindelijk slaakt hij een zucht van verlichting. Schrijlings zit hij op de naald van de kerk. Nu naar beneden. Maar eerst even bekomen. Hij blijft echter niet lang zitten. Want ijzig blaast de wind over de kerk, waar, twintig meter boven de grond, Wijbe zich met moeite vasthoudt. Nu zijn z'n handen koud, ijskoud. Hoe zal hij beneden komen? Want een laag sneeuw, thans vastgevroren,' ligt op de pannen. Voorzichtig slaat Wijbe z'n ene been over de naald. Nu hangt hij aan een zijde. Naar beneden glijden gaat niet. De goot zou hem steUig niet houden en hij zou op het kerkhof te pletter vallen. Aan de pannen kan hij zich niet vasthouden, nu met deze sneeuw en dit ijs. Daarom schopt hij een pan kapot. Zo, nu heeft z'n ene voet steun.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's