Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik probeer mijn pen..." berust op zeer persoonlijke voorkeur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik probeer mijn pen..." berust op zeer persoonlijke voorkeur

Prot.-chr. letterkunde door De Moor miskend

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

AMSTERDAM — Vanaf vandaag ligt voor een lage prijs het „boek van de maand" december in de winkel, Het is de kostbaar uitgevoerde atlas van de Nederlandse letterkunde, gepresenteerd onder de titel „Ik probeer mijn pen...". Auteurs zijn Fernand Lodewick en drs. W. A, M. de Moor en uitgever is Bert Bakker te Amsterdam.

Over de uitvoering van dit omvangrijke boek heb ik het al gehad in het RD van vrijdag jl., in verband met de officiële presentatie te Amsterdam. De kwaliteit van zet- en fotowerk is zeer te prijzen; die van de fotobijschriften is afwisselend trefzeker, neutraal en kinderachtig flauw. Dat is dan ook het werk van de zich J. Bernlef noemende dichtende schoonzoon van nu wijlen Bd. Hoornik. Hij vergeet zichzelf niet in dit boek: op zo ongeveer tien foto's komt de bard Bernlef aan de bak wel genoeg, dunkt me zo. Vooral als we in aanmerking nemen dat heel wat grotere geesten in dit werk zelfs met geen letter genoemd worden laat staan een plaatje krijgen.

Misgreep

Ik aarzel niet, ondanks veel lof voor het gedeelte der Nederlandse letteren tot en met de beweging van Tachtig, dit werk toch een misgreep te noemen. Het boek is enerzijds voor het literatuuronderricht — met name op de middelbare scholen — onmisbaar; aan de andere kant is het in deze vorm niet goed verteerbaar. Daarom zo jammer, omdat na de vroegere platenatlas van Hettema al lang vraag was naar een soortgelijk werk.

Nog niet zo lang geleden merkte ik bij een bespreking in dit blad op, dat we blijven uitzien naar een nieuwe platenatlas van de Nederlandse literatuur vanaf de vroegste tijden („Hebban olla uogala nestas bigunnan/hinase hic enda thu", begin elfde eeuw) tot heden (inclusief bijv. het werk van de zojuist overleden Rudolf van Reest).

Hoewel ik van de plannen van dit boek voor de maand december niet afwist, werd ik als het ware op mijn wenken bediend. Een dergelijk werk in zo'n ruime oplage (bijna tachtigduizend stuks) en voor zo'n geringe prijs (ƒ29,50 tot 5 januari, daarna ƒ49,50) zou men toch zeer moeten toejuichen. Wel, als dat zou kunnen...

Voorkeurenboek

Maar het kan helaas niet. Voornaamste bezwaren zijn niet de kneuterige fotobijschriften bij de honderden prachtige kleurenplaten. Bezwaar is ook niet een gebrek aan kennis en kunde van de beide samenstellers, want Lodewick heeft voor de scholieren en De Moor voor de literaire kritiek en voor de Nijmeegse universiteit voldoende bewezen wat elk van hen waard is. Bezwaar is wel de smalle opzet van het geheel, waarbij ruwweg kan worden gezegd, dat met name de bijdrage van De Moor (het geheel vanaf 1940) aan elkaar hangt van al te persoonlijke voorkeuren.

Ik wil dat niet per se wijten aan de gemeenschappelijke rooms-katholieke achtergrond van beide auteurs. Maar het is een onvergeeflijke misser, ook van uitgever Bert Bakker jr., dat de hele breedte van de protestantse letterkunde er uiterst bekaaid afkomt.

Ik kan me best voorstellen, dat De Moor weinig opheeft met veel Vrijgemaakte Geref. predikanten-dichters, maar onder hen zitten er bepaald, die kwaliteit bieden of een belofte voor de toekomst inhouden. Ik kan me indenken, dat De Moor in Nijmegen niet alles leest wat Enny IJskes-Kooger publiceert, maar haar helemaal doodzwijgen is gewoonweg oneerlijk, al was het alleen maar om de flinke oplagen van haar bundels.

Dilettant?

En Nel Benschop? Daar kon De Moor dan echt niet helemaal om heen, maar hij heeft er geen bal van begrepen en haar met één wooril ondergebracht bij de „gemeenschapslyriek", samen met Okke Jager. Hoe vindt u overigens deze sneer naar Jager en Benschop (pag. 208): "Dominee Okke Jager zoekt het in een mengeling van traditie en experiment die in haar pretentie irritanter werkt dan het lonende dilettantisme van mevrouw Benschop".

Lust u er nog meer van? Ik ben geen erg groot bewonderaar van Jager of Benschop, maar op deze botte wijze te worden ingemaakt hebben ze beiden niet verdiend. Jager is bepaald geen literaire krullenjongen. De Moor haalt wel grotere rommel naar voren! En Benschop als lerares Nederlands is niet helemaal alleen maar een rijmelende amateur.

Als De Moor daarentegen met een zo onbekende religieuze dichter annex maatschappijhervormer als Jan Boelens op de proppen komt, dan lijkt dat soms meer op vriendjespolitiek dan op een afgewogen literair oordeel. Een der ergste verwijten die men De Moor kan maken is misschien wel, dat hij nu juist niet op kwaliteit heeft gelet — ook niet op kwantiteit trouwens, onbeduidende eendagsvliegen krijgen bij hem soms ongemotiveerd veel aandacht — maar alleen gekozen heeft volgens een eigen volslagen subjectieve norm.

Derderangs keuze

Daarin is geen plaats voor bijv. Anton Ent (ook niet voor de door hem gewaardeerde dichteres Jacqueline van der Waals, maar die ressorteerde onder Lodewick), niet voor de dichters en auteurs in de kring der Geref. gezindte, niet voor de schrijfsters van VCL- en Spiegelserie zoals Max de Lange-Praagsma, Jos van Manen-Pieters enz. Geen kwaliteit?

Maar waarom dan wel de onliteraire smeerpijperij van Theo Kars, de flodderigheid van Joop Waasdorp en een heleboel derderangs-figuren, die niets met „letterkunde" in de volle zin van dat woord uitstaande hebben, zoals ,,gekke" Johnny the Selfkicker of oosterse dromer Simon Vinkenoog of de cursiefjes van o.a. Jan Blokker, Hugo Brandt Corstius (Piet Grijs etc.) of Kees van Kooten.

De essays achterin maken helaas niet goed wat in de voorgaande hoofdstukken zo knullig wordt gedaan. Waarom bijv. zoveel aandacht voor de slavist Karel van het Reve en waarom dan Muus Jacobse (prof. K. Heeroma) als tweede-plan-figuur getypeerd? W. A. M. de Moor is hinderlijk in dit werk aanwezig en dat was zo erg nog niet als zijn bijdrage maar een klein gedeelte van het boek besloeg. Dat is niet het geval.

Vergeten namen

Er wordt onevenredig en naar mijn mening onredelijk veel aandacht geschonken aan de literaire wereld na 1940, waarbij dan vooral onbeduidende figuren, die men binnen een paar jaar vergeten is, naar voren worden gehaald als nieuwe lichtende sterren. Wie kent nu nog de Vijftigers of de bladen als Blurb, Braak en de Gard Sivik-groep? En wat hebben veel happenings uit de jaren zestig met de schone letteren te maken?

De kritiek kan eindeloos doorgaan: waarom worden de Surinaamse auteurs zo selectief aangeduid — zoveel zijn er toch nog niet, zodat ze best allemaal een plaatsje hadden kunnen krijgen? In ruil daarvoor had hij best een aantal zeer recente Vlamingen en noorderlingen in de prullebak kunnen werpen om ook een paar wél opmerkelijke Vlamingen te noemen," zoals Monica van Paemel en Marcel van Maele.

Over smaak en voorliefde valt moeilijk te twisten. Maar deze atlas is nu eenmaal niet maar een persoonlijke hobby. Er had hier een bredere redactiecommissie aan het werk moeten gaan, waarin ook mannen als prof. W. A. P. Smit of de VU-neerlandicus prof. L. Strengholt een plaats hadden moeten krijgen en iemand als J. W. Schulte Nordholt. Nu is het een gemiste kans, zeker voor het reformatorisch en prot. christelijk onderwijs.

Christen-taak!

Immers, welke christen-uitgever ziet hier zijn taak en wie kan het economisch aan, om nog eens met zo'n atlas te komen maar dan een evenwichtiger en meer aanvaardbaar werk. Niet om per se goed te noemen wat rommel is, hoe christelijk ook. Maar om nu eindelijk eens het irriterende monopolie van ,,de" Nederlandse literaire klieken te doorbreken, waartoe bijv. Jeroen Brouwers lofwaardige pogingen onderneemt, zoals recentelijk in Tirade.

 
Zullen ook de auteurs in de Geref. gezindte, maar bij uitbreiding in heel de protestants-christelijke wereld, altijd opnieuw in de hoek gedrukt worden van de armetierige niets presterende cultuurbarbaren? Wie neemt dat nog, als we zien hoeveel smeertroep er door de wel omhooggestoken „literaten" uit het kleine wereldje wordt vervaardigd.

En dan doel ik nog niet eens op rommel in realistische of erotische zin: dat realisme kan literair nog meesterlijk zijn. Maar gewoon: sinterklaasrommel e.d. die door de jongens die elkaar de bal toegooien en die een deel van de media bewerken, tot iets belangrijks wordt verheven.

Nieuwe kritiek

Het wordt meer dan tijd dat de christen-auteurs de handen zoveel mogelijk ineen slaan om zich te keren tegen de verloedering in de letteren en tegen de afstompende ongenuanceerdheden van elkaar o zo ophemelende vriendjes. Bc pleit er voor, dat er een frisse, levensvatbare literaire kritiek komt vanuit de
Geref. gezindte. Die moet zich dan geducht roeren, zij het waardig, maar doordringend. En die moet dwars tegen alle tijdgeest-prietpraat in bijv. gerust hardop durven zeggen dat Maarten 't Hart een irritante babbelaar en veelschrijver is, die alleen al verwerpelijk is om de wijze waarop hij zijn ouders niet eert. En dan moeten we niet, zoals jonge predikanten in ,,Wapenveld" zo
nodig vinden, doen alsof zo'n weggelopen Gereformeerde nu opeens een leraaï
der kerk moet worden.

Cahier-reeks

Literaire kritiek mag vorm en vent niet geheel scheiden, maar ze zo op elkaar betrekken als in bedoelde gesloten kringen van Amsterdamse,,letterkundigen" gebeurt, is ook uit den boze. Het is mij dan ook een raadsel, hoe drs. De Moor — wiens kritieken in „De Tijd" ik veelal met instemming en waardering lees — zich in deze platenatlas zo kon laten verleiden tot het samenrapen en het wegwerpn van wat resp. zwijnendraf en paarlen zijn. Enfin, we hebben gelukkig de goede reeks „Cahiers voor christelijke literatuur" nog die moet maar snel uitgebouwd worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1979

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's

„Ik probeer mijn pen..." berust op zeer persoonlijke voorkeur

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 december 1979

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's