Ignatius van Antiochië was een bloedgetuige van Christus
Onstuimig verlangen naar martelaarschap
In een eerste, inleidend artikel schreven we over het lijden omwille van de Naam en de vreugde daarover. Een man die met groot verlangen zijn martelaarschaptegemoet gezien heeft, Ignatius, bisschop van Antiochië in Syrië.
Tijdens de regering van keizer Trajanus (98-117) is hij opgepakt in de stad, waarin hij aan het hoofd staat van de omvangrijke christelijke gemeente. Hij wordt veroordeeld tot de dood. Vastgekoppeld aan tien soldaten (tien luipaarden, zo noemt hij hen in zijn Romeinenbrief) gaat hij de lange weg via de straten van West-Klein Azië, dwars door Macedonië naar Zuid-Italië en vandaar naar Rome. In de hoofdstad van het imperium zal hij voor de wilde beesten geworpen worden: zo wordt door de Romeinse overheid een voorbeeld gesteld.
Kort na het jaar 110 moet zijn marteldood plaatsgevonden hebben, volgens een traditie op 17 oktober. Hoewel er geen exacte gegevens over zijn, toch is het aannemelijk dat ook de bisschop uit Syrië, als zovele andere Christenen, een prooi werd van de wilde beesten in het nog niet zolang voltooide Colosseum, het reusachtige, meer dan 50.000 mensen plaats biedende amfitheater te Rome.
Tweede bisschop
Ignatius is de eerste duidelijk geprofileerde gestalte uit de na-apostolische tijd. In een oude bisschopslijst bij de kerkgeschiedenisschrijver Eusebius wordt hij genoemd als tweede bisschop van Antiochië. Duidelijk staat hij voor ons in de zeven brieven die hij schrijft op zijn doodsreis. Ze zijn gericht aan een vijftal KleinAziatische gemeenten (Ephese, Magnesia, Tralies, Philadelfia en Smyrna), aan de gemeente te Rome en aan zijn kollega-bisschop Polycarpus. Tijdens twee stopplaatsen onderweg, te Smyrna en te Troas, worden ze geschreven. Het zijn echte gemeentebrieven, naar het voorbeeld van Paulus.
De zeven brieven, verzameld door Polycarpus die ze later met een begeleidend schrijven naar de Macedonische gemeente Philippi zal sturen, zijn in velerlei opzicht van groot belang. Hier zijn de eerste berichten van een vooraanstaand figuur uit de gemeente waar ook de apostel Paulus gewerkt heeft. De gemeente ook, die als bakermat fungeert voor de eerste zendingsaktiviteiten in het Syrische achterland en een groot deel van Klein-Azië; zeer waarschijnlijk zelfs de moedergemeente van Rome! Hoe dacht men hier? Hoe heeft men het wetsgetrouwe Christendom der proselyten verder ontwikkeld? Heeft men de erfenis van Paulus en de andere apostelen bewaard?
Overwinning
Begrijpelijk is, dat de brieven door vele geleerden op deze en andere vragen naarstig zijn onderzocht. Het is niet onze bedoeling in dit kader uitvoerig hun bevindingen door te geven. Die lopen trouwens tot heden toe nogal uiteen. In 't kort kan dit gezegd worden: bij Ignatius vinden we zowel de accenten van Paulus als van Johannes terug. Telkens benadrukt hij, dat Christus' komst de overwinning betekent op de dood. Christus is niet alleen de brenger van Gods openbaring, maar ook de nieuwe mens die de dood overwon, begin en tegelijk oorzaak van een nieuwe mensheid. Vóór Zijn gezegende komst was de wereld in de macht van de dood; na Zijn komst is de dood overwonnen.
Het wezen van het Christendom is voor de Antiocheense bisschop de Christusgemeenschap (Hans Lietzmann); hij is een christocentrisch schrijver voor wie Christus een ervaren realiteit is. Anderzijds kent Ignatius ook de paradoxale beschouwing van Christus: geschapen en ongeschapen. God en mens, vleselijk en geestelijk. Telkens klinkt dat in zijn brieven door aan de Epheziërs schrijft hij bijvoorbeeld: ... Jezus Christus die naar de mens uit het geslacht van David stamt. Zoon des Mensen en Zoon van God ... (Eph.
20,2) en aan de gemeente te Smyrna: ... onze Heere, die waarlijk uit het geslacht van David is naar de mens, Zoon van God naar de wil en de kracht van God, die waarlijk geboren is uit een maagd ... (Smym. 1,1). Vooral de dogmenhistoricus Friedrich Loofs heeft laten zien, dat hij hiermee staat in de traditie van Paulus (zie bijv. Rom. 1:3-4). Maar tevens is Ignatius hierin een verre voorvader van het orthodoxe dogma zoals dit op het concilie van Chalcedon in 451 is geformuleerd: Christus is God én mens; twee naturen, één Persoon!
Zo zijn er meer gedachten en formuleringen te noemen uit Ignatius' brieven die later door anderen worden overgenomen en zo een enorme invloed hebben uitgeoefend. Bijvoorbeeld: hij legt sterke nadruk op de éénheid Goes,, op de eenheid van de gemeente onder de bisschop, op het gezag van de ambten. Het avondmaalssacrament noemt hij medicijn der onsterfelijkheid (pharmakon athanasias), tegengif tegen de dood. Maar vooral is het ons hier te doen om zijn warme, persoonlijk doorleefde geloof. Dat spreekt in het bijzonder in zijn onstuimig verlangen naar het martelaarschap.
De Naam
Ignatius weet, dat hij gebonden is vanwege de Naam. In zijn Ephesebrief schrijft hij: „Toen U hoorde, dat ik wegens de Naam die we beiden dragen en wegens de hoop weggevoerd werd uit Syrië ... (Eph 1,2). Elders in diezelfde brief zegt hij nogmaals, dat hij omwille van de Naam gevangen is (Eph. 3,11) en tevens meldt hij hier, dat hij nog maar aan het begin van zijn discipelschap staat. Immers, die naam durft hij zich nog niet toeëigenen, maar door zijn dood hoopt hij waarlijk 'n discipel van Christus te worden. Want de echte discipel is degene die Jezus kruisdragend navolgt (vergelijk Matth. 10: 38 en Lucas 14:27), die het Lam volgt, waar het ook heengaat (Openb. 14:4). De navolging, juist ook in het lijden, is een centraal thema in Ignatius' brieven.
Hartstochtelijk verlangt de Syrische bisschop naar het martelaarschap. Want met de dood begint het ware, onsterfelijke leven; dan zal hij bij God zijn. Bang is hij zelfs, dat men hem zal beletten bloedgetuige van Christus te worden. Vooral in zijn Romeinenbrief komt dat uit: ,,Ik schrijf alle gemeenten en druk alle op het hart, dat ik graag voor God sterf. Als u het mij maar niet verhindert! Ik vermaan U: laat uw welwillendheid mij niet ongelegen komen. Laat me toch voedsel zijn voor de dieren; door hen kan ik tot God komen. Ik ben de tarwe God en door de tanden van de dieren word ik gemalen, opdat ik zuiver brood van Christus zal blijken te zijn.
Ja, hitst de dieren op, opdat ze mijn graf worden en niets van mijn lichaam overlaten. Dan ben ik niemand tot last, wanneer ik gestorven ben. Dan zal ik waarlijk een discipel van Jezus Christus zijn, wanneer de wereld mijn lichaam niet meer zal zien. Smeekt Christus ter wille van mij, opdat ik door die werktuigen een offer van God zal blijken te zijn. (...) Ik verheug me op de beesten en ik bid, dat ze het kort met me zullen maken. Ik zal ze ophitsen om me vlug te verslinden. (...) Vuur, Kruis, gevecht met de beesten, breken van beenderen, ontwrichten van ledematen, totale verbrijzeling van het lichaam, wrede kwellingen van de duivel, laten ze maar komen, als ik maar bij Jezus Christus kom" (Ign. Rora. 4-5).
Bloedgetuige
Kort na het jaar 110 is Ignatius te Rome bloedgetuige geworden. Nu werd hij waarlijk Christus' discipel. De vreugde om voor de Naam te lijden, komt op zeldzame wijze in zijn brieven tot uitdrukking. Polycarpus schrijft over hem en twee andere metgezellen op zijn tocht naar Rome, Zozimus en Rufus: „Weest overtuigd, dat die allen niet tevergeefs hebben gelopen, maar ze deden het in geloof en gerechtigheid. Weest overtuigd, dat ze op de plaats zijn die hun toekomt: bij de Heere met wie ze geleden hebben. Ze hebben immers de wereld niet liefgehad, maar Hem die voor ons gestorven is door God ter wille van ons is opgestaan" (Pol. Phil. 9,2).
Op één aspekt willen we tenslotte nog attenderen, want het komt op bijzondere wijze ook in het leven van Ignatius uit. We bedoelen het intense onderlinge verkeer, dat er tussen de gemeenten blijkt te bestaan. Op zijn reis door Klein-Azië' heeft Ignatius kontakt met zijn gemeente in Syrië, met het verre Rome, met vele christelijke gemeenten in Klein-Azië zelf. IJlboden gaan vooruit, brieven worden gewisseld, op de rustplaatsen onderweg zijn vertegenwoordigers uit andere gemeenten present.
Ook uit de latere kerkgeschiedenis komt steeds naar voren, dat dit onderlinge verkeer door reizen en brieven wordt bestendigd. Justinus Martyr stamt uit het Palestijnse Nabloes (Sichem), woont later in Ephese en Rome. Origenes wordt geboren in Alexandria (Egypte) en verblijft zowel in Palestina, Klein-Azië, Griekenland als in Italië. En zo zijn er velen meer te noemen.
Brieven worden gewisseld tussen de christelijke gemeenten van Korinthe, Rome, Athene, Nikomedia, Carthago, Lyon, enzovoorts. Men weet van elkaar, vermaant, helpt en bemoedigt elkaar. Ook wat betreft het medeleven met broeders en zusters in verre landen kunnen wij, ondanks onze enorm uitgebreide mogelijkheden, neg veel van de eerste Christenen leren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1979
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 november 1979
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's