Cahiers voor christeliike literatuur halen auteurs uit het vergeetboek
In het verleden is in deze kolommen reeds meermalen gewezen op het feit dat een aantal protestantschristelijke schrijvers uit het nabije verleden, wier werk zonder meer boven de middelmaat van veelgelezen en verslonden christelijke lectuur uitsteekt, nagenoeg geheel in het vergeetboek geraakt is. Goede tekstuitgaven van hun werk ontbreken; bloemlezingen zijn er evenmin, of ze zijn verouderd en nauwelijks meer bereikbaar. Het gevolg is dat verschillende auteurs uit deze hoek niet op de lieteratuurlijsten van de christelijke middelbare scholen prijken, hoewel ze daar door de kwaliteit van hun werk recht op zouden hebben.
Gelukkig is er nu in deze leemte enigszins voorzien door een door Kok te kampen opgezette serie, die luistert naar de naam Cahiers voor christelijke literatuur. Ze staat onder redactie van de bekende dichter E. Hofman en biedt, naast een inleiding over persoon en werk van de betreffende auteur alsmede een bibliografie, als kern één of enkele novellen, een korte roman of een fragment uit een roman, een bloemlezing uit de poëzie van een dichter enz. Inmiddels zijn er vier deeltjes verschenen: J. K. van Eerbeek door C. Bregman; Geerten Gossaert door drs. Jaap de Gier; C. Rijnsdorp door B. Trouwborst en B. Nijenhuis door Hans Werkman. Het cahier over Gossaert bevat onder meer diens lezing over christelijk dichterschap, die mede ten grondslag ligt aan de beschouwing op deze pagina over zijn visie inzake de verhouding van christendom en dichterschap.
Het idee van deze serie cahiers is kennelijk ontleend aan de bekende reeks Cahiers voor Letterkunde voor het voortgezet onderwijs van Meulenhoff Educatief. Ook de cahiers voor christelijke literatuur zijn bestemd voor alle vormen van voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en wat dies meer zij. De bedoeling is dat bij voldoende belangstelling voorde reeksjaarlijks enkele nieuwe deeltjes zullen verschijnen. Het woord is dus nu aan de protestants-christelijke scholen. Ook aan de reformatorische scholen!
Intussen hebben we, al juichen we de verschijning van deze reeks toe, wel enkele vragen. Het staat er zo leuk: christelijke literatuur. Maar wat is dat nu eigenlijk precies? Wat hoort daar wel bij en wat niet? Het bepalen van een criterium zal noodzakelijk subjectief zijn. De vraag kwam bij mij op naar aanleiding van het deeltje over B. Nijenhuis. Vooropgesteld: ik vind dat een zeer boeiende schrijver en ik beweer niet dat hij in deze serie moet ontbreken. Zijn boeken, dus ook de hier opgenomen fragmenten, hebben veelal iets bizars, iets excentrieks dat me in de verte herinnert aan het werk van Bordewijk. Maar iets specifiek christelijks zit er voor mijn besef nauwelijks in. Vage aanduidingen en suggesties aan het einde van een werk stempelen het nog niet tot een boek met een christelijke boodschap. En de oorspronkelijke verschijning in de VCL-serie is daarvoor evenmin voldoende.
Nogmaals: ik heb er niets op tegen dat Nijenhuis via dit deeltje als een christelijke auteur gepousseerd wordt. Ik vind zijn werk zelfs stukken beter en boeiender dan vele romannetjes waar het christelijke er duimendik bovenop ligt (b.v. Nijenhuis op 50-jarige leeftijd. de produkten van Jos van Manen-Pielers. met wie Nijenhuis op een van de foto's die het deeltje verluchten, te zien is). Wat ik maar zeggen wilde: het predikaat „christelijk in de naam van de reeks klinkt me wat te zelfverzekerd; alsof het zonder meer duidelijk is, wat christelijke literatuur is. Wat meer bescheidenheid ware mijns inziens gewenst.
Nu realiseer ik me wel dat een andere naam niet zo gemakkelijk bedacht kan worden. Maar wat te denken van „Cahiers voor het werk van protetants-chrislelijke auteurs"? Want, even ondeugend: is christelijk hier identiek met protestants-christelijk? Of is het de bedoeling dat in het vervolg ook Rooms-Katholieke auteurs een kans krijgen? Maar goed, ik bedoel het bovenstaande ook als een soort waarschuwing. Als we gewapend zijn met het besef dat christelijke literatuur een weids en betrekkelijk begrip is, hoeft de reeks ons niet tegen te vallen; eventuele teleurstellingen kunnen dan voorkomen worden.
Soortgelijke opmerkingen kunnen gemaakt worden ten aanzien van de waardering van het literaire peil van het vertegenwoordigde werk. Het gevaar bij een onderneming als deze is niet denkbeeldig dat men dat, evenals trouwens hét christelijke gehaUe, te hoog gaat aanslaan. Moge het een weldaad zijn dit soort produkten te lezen te midden van veel moderne vuilspuiterij, men dient de neiging te bedwingen deze literatuur van protestants-christelijke zijde qua literair niveau te positief te waarderen. Grootse literatuur komen we in deze deeltjes niet tegen, tenzij men een uitzondering zou willen maken voor het opgenomen oeuvre van Gossaert, waarbij men dan weer de kanttekening kan maken dat de opneming daarvan minder noodzakelijk leek te zijn.
Zo zou ik toch wel wat af willen dingen op het oordeel van Hans Werkman over de roman De tornado van Nijenhuis. die hij „een roman van grootse allure" noemt „die niet in de schaduw hoeft te staan van de beste Nederlandse en buitenlandse literatuur". Niet alleen dat Laatste wagon op mij persoonlijk meer indruk heeft gemaakt, er zijn in De tornado technisch toch wel een aantal tekortkomingen aan te wijzen die deze roman juist net niet tot grootse literatuur stempelen. En wat het oordeel over het specifiek christelijk gehalte betreft, kan ik mij bijvoorbeeld niet aan de indruk onttrekken dat iemand als Rijnsdorp bij B. Trouwborst te hoog genoteerd staat. Rijnsdorp is nu eenmaal niet alleen de man van Koningskinderen; in zijn latere werk geeft hij een ontwikkeling te zien die mijns inziens bedenkingen oproept.
Representatief
Het is natuurlijk niet doenlijk hier alle deeltjes afzonderlijk te bespreken. Het gekozen werk van de behandelde auteurs is ook een subjectieve zaak. Zelf zou men wellicht hier en daar anders gekozen hebben. Toch kan gezegd worden dat het gekozene representatief is voor persoon en werk van de auteurs. De inleidingen zijn terecht sober gehouden (het zijn cahiers!); belangrijk is ook dat de lezer de voornaamste secundaire literatuur voorgeschoteld krijgt voor eventuele nadere kennismaking. Ik stel me dan ook voor dat deze cahiers een plaats zullen krijgen op onze literatuurlijsten: een andere mogelijkheid lijkt mij de afname van een bepaald quantum per school. In eik geval bevelen we de reeks graag aan in de belangstelling van allen die de „christelijke literatuur" ter harte gaat. De deeltjes kosten ƒ 8,90 per stuk. dat over Nijenhuis ƒ 6,90. Door drs. A. Maljaars
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1979
Reformatorisch Dagblad | 100 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1979
Reformatorisch Dagblad | 100 Pagina's