Veel vraag naar onbespoten fruit
De titelpagina van het boek van S. Berghuis. steeds grotere lagen van de bevolking de belangstelling voor de teelt van fruit toe. De appel en daarna de peer waren het belangrijkst in de fruithandel. Op de markt namen deze vruchen een steeds grotere plaats in. Bij de opkweek gebruikte men eerst zaailingen (onderstammen die voortkomen uit de pitten van vruchten). Op de zaailingen werden dan de rassen van het gewenste ras geënt.
In het laatst van de vorige eeuw waren er zelfs zaailingenverenigingen die enorm veel werk verrichtten op het gebied van bevordering van de fruitteelt".
Melkkoeien
„Toen het fruitassortiment z'n hoogtepunt bereikt had, waren er meer dan 700 rassen. In de jaren rond 1890 werden op grote schaal hoogstamboomgaarden aangelegd; daaronder kon men dan nog melkkoeien weiden om de grond, voordat de bomen vruchten droegen, toch produktief te maken. Deze landelijke taferelen zijn op menig schilderij terug te vinden.
De crisis in de jaren dertig deed het hoogstamareaal nog eens een uitbreiding ondergaan. Alle gebieden waren nog niet zo ontsloten als nu en zo had iedere streek zijn eigen fruitassortiment. Bekende streken waren onder andere de Betuwe, Zuid-Limburg en de IJsselstreek. Niet-streekgebonden kwamen bijvoorbeeld voor de goudreinet, vier rassen bellefleur, twee rassen sterappel, keuleman, ananasreinet, Kesterense wijnzuur, pondspeer, enzovoort. Het ontbrak niet aan romantische namen. Gezegende peer, schone vrouw, Zeeuwse griet enzovoort waren veel gehoorde namen voor de verschillende vruchten.
Waar ze gebleven zijn? Een goede vraag. Moeilijkheden wat betreft de houdbaarheid waren er niet, want rassen als branddeel, zoete kannetje, 't Haagje en keuleman werden bijvoorbeeld gelijk met de aardappelen tussen stro ingekuild en al naar behoefte werden mandenvol tot wagenvrachten toe opgegraven. Het is duidelijk dat met een uitgebreid assortiment moeilijk te handelen viel. Van een gewild ras waren er te weinig kilo's. Tegelijkertijd begonnen de specifieke fruitbedrijven op gang te komen. Omdat de hoogstamboomgaarden een hoge leeftijd kunnen bereiken (70-100 jaar) hield men een uitgebreid assortiment al begon men toen al met het omenten van oude rassen derstam) en dan een blijver (sterkgroeiende), weer twee wijkers, één blijver, enzovoort. Dit noemde men het wijkers- en blijverssysteem. Het voordeel hiervan was,dat de wijkers onmiddellijk vruchten droegen. Wanneer de blijvers vruchten gingen dragen, werden de wijkers gerooid. Zo had men toch van één stuk grond steeds vruchten".
Specialisatie
„De speciahsatie nam sterke vormen aan: de tuinbouwvoorlichting draaide op volle toeren, de proeftuinen en onderzoekstations gaven nieuwe impulsen. Nieuwe boomvormen deden hun intrede, zoals vrije spillen en vrije palmetten tot zelfs cilinders en raketvormen. Andere snoeimethoden ontstonden er en weer kromp het assortiment. Omdat de economie de duimschroeven ging aandraaien, was men genoodzaakt die rassen aan te planten die een kleine lage boomvorm verdragen, zeer vroeg vruchtbaar zijn, een zeer grote opbrengst hebben en waarbij snoeien en plukken zonder trap of ladder kon gebeuren. Het gevolg van deze veranderingen en ingrepen was dat de hooggeroemde goudreinet bijna uit het assortiment verdwenen was. Gelukkig bleef de consument naar dit ras vragen en is ze ook nu nog volop in de handel".
Welvaart
„Naarmate de welvaart steeg, stelde de consument steeds hogere eisen. Het fruit moest „gaaf zijn, rood of geel van kleur en liefst nog met een blosje. Om hieraan te kunnen voldoen, moesten de fruittelers vaak spuiten. Dit om insekten, mijten, schimmels enzovoort tegen te gaan en ze geen kans te geven om schoonheidsfoutjes te veroorzaken. Diverse middelen met „make-up"-eigenschappen zorgden voor de kleur en de gladheid van de schil, iets waar evenwel niet alle rassen tegen kunnen. Bij elk nieuw bestrijdingsmiddel bleken er rassen te zijn, die het middel niet verdragen konden. Het gebruik van kunstmest, waarmee men soms ondeskundig omsprong, had tot gevolg dat bij verschillende rassen steeds meer kanker voorkwam. Later is bij onderzoeken in de buurt van Bunnik ook gebleken dat de grond er doordrenkt was van vergif. Op heid, met soms kleinere en groene vruchten met weinig kleur, maar wel beter houdbaar". •
Literatuur
„In oude literatuur zijn de namen en eigenschappen van de toen meest voorkomende fruitrassen beschreven en afgebeeld. Reeds in 1771 kreeg Herman Knoop op „last des Kabinets des Konings" opdracht alle voorkomende fruitrassen te beschrijven. Van dit geschrift zijn nog slechts enkele exemplaren in omloop. Inmiddels zijn deze natuurlijk ook antiek geworden.
Ook het plaatwerk van de heer Matthieu van Noordt te Voorschoten, bij Leiden, Iaat zeer veel fraaie tekeningen zien. Deze dateren uit de periode van 1830 tot 1840. Tenslotte „De Nederlandsche Boomgaard" beschreven door S. Berghuis en opgedragen aan Z.M. den Koning Willem III. Dit boek is in 1868 uitgegeven bij J. B. Wohers te Groningen. In de oude exemplaren van deze boeken, maar ook uit latere geschriften zijn veel zaailingen terug te vinden.
Nu is men gaan inzien dat het spuiten van vruchtbomen tot gevaarlijke resultaten kan leiden. Overal wilde men onbespoten fruit en meteen daaraan werden de oude rassen gekoppeld. Men kende sommige verhalen van ouders en grootouders over mooie rassen, die goed vrucht droegen, zonder dat er ooit bestrijdingsmiddelen aan te pas kwamen.
Zo gebeurde het dat verschillende mensen individueel oude rassen gingen verzamelen. Ook zijn er kwekers geweest die tot verschillende initiatieven kwamen om die oude vruchtrassen weer te gaan kweken. De oude rassen ging men op jonge onderstammen enten om ze niet te laten verdwijnen. Het gevolg was dat er een kettingreactie ontstond. De groeiende nostalgie heeft hierin ook een grote rol gespeeld".
Proefstations
'„.Een bekend proefstation voor fruitrassen heeft zich ingespannen voor het verzamelen van oude rassen van zowel appel, peer, pruim als zachtfruit. Vervolgens werden oproepen geplaatst in vakbladen om oude rassen. Dit deed een lawine van meldingen binnenstromen, uit alle delen van het land. Een speciaal team (veelal fruitleraren) bezocht de opgegeven adressen en verzamelde zo een enorme hoeveelheid. Deze werden op diverse soorten onderstammen geënt, meest sterkgroeiendc, en daarna op grote proeftuinen uitgeplant. In de proeftuiHet probleem is dat je veel zaailingen krijgt. Die hebben dus eigenlijk geen naam. Deze worden voorlopig met een codenummer geregistreerd om later een naam te ontvangen. De selectie die straks staat te gebeuren is nog een moeilijke taak voor hen die dat gaan doen. Men moet dan uitvinden wat de consument het liefst wil hebben.
De nieuwe bomen, van de oude rassen, worden dus heel weinig of niet gespoten, dat was ook de opzet. Toen men overging tot het verbieden van vergiften als DDT werden er tonnen van ingeleverd. Toen bleek pas hoeveel er in omloop was geweest.
De bloeitijd van de verschillende bomen loopt sterk uiteen. Daar kan wel zes weken tussen zitten, terwijl bij béstuiving de planten gelijk moeten bloeien. Vandaar dat wij de klanten vaak adviseren bij de aankoop, wanneer zij meer bomen willen of zelf willen experimenteren met de bestuiving. Dat is een zaak van uiterste nauwlettendheid".
Bruidsschat
De heer Van de Pol is een boeiend verteller, die over dit onderwerp nauwelijks uitgepraat raakt. Het is dan ook onmogelijk om in dit verhaal alles weer te geven wat hij vertelde. Eén historisch belangwekkend feit willen we nog vermelden.
In de tijd van de Oost-Indiëvaarders brachten de scheepslieden ook vaak vruchtbomen mee. Meestal kwamen die uit Frankrijk. Dat was toen een belangrijk land op het gebied van de fruitteelt. Men pootte,deze boompjes dan in eigen tuin en wanneer zoon of dochter trouwde, kregen ze zo'n bijzondere boom mee. Men vond het toen een hele eer als er bezoek kwam om onbekend fruit op tafel te zetten. Zo bleven deze bomen vaak in eigen bezit en werd het ras niet verspreid. Later zijn uit de tuinen van de rijke kooplieden heel wat oude soorten gehaald.
De geschiedenis van de oude fruitbomenrassen gaat een heel eind terug. Even heeft het er sterk op geleken dat het voor altijd geschiedenis zou blijven. Gelukkig is er echter weer een toenemende belangstelling voor de fruitbomen die zonder chemische bestrijdingsmiddelen een flinke opbrengst leveren. Met de heer Van de Pol kunnen we alleen maar verheugd zijn over deze ontwikkeling, die er toe bijdraagt dat een belangrijk bestanddeel van ons dagelijks voedsel mogelijk weer een stukje gezonder wordt. De heer Van de Pol bij een van lijn gekweekte bomen. Een afbeelding uit het boek „De Nederlandsche ,J)e roode herfstcalville''.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1979
Reformatorisch Dagblad | 100 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1979
Reformatorisch Dagblad | 100 Pagina's