Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Slordig rapport zaak-Menten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Slordig rapport zaak-Menten

Utrechtse hoogleraar mr. N. E. Algra:

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

DEN HAAG — De Commissie Schöffer heeft in haar rapport over de zaak-Menten 1945-1976 beschuldigingen geuit aan het adres van Mentens vroegere advocaten, zonder daarvoor bewijzen te leveren. Dit schrijft de Utrechtse hoogleraar in de rechtswetenschap, prof. mr. N. E. Algra, in het Advocatenblad, het orgaan van de Nederlandse orde van advocaten.

Tegen de bewijsvoering voor het „wangedrag" van Mentens advocaten, van wie Kamervoorzitter dr. O. Kortenhorst de bekendste was, in het eindrapport van de commissie heeft prof. Algra bezwaren. „Het adagium, iedereen wordt voor onschuldig gehouden totdat men van zijn schuld is overtuigd, wordt geweld aangedaan. De methode is omgekeerd: verondersteld wordt dat Kortenhorst wel zijn ambt als voorzitter/Kamerlid zal hebben „misbruikt" en vanuit die hypothese worden de gegevens gerangschikt".

Ambtelijk

„Nergens kan de commissie een duidelijk gebruiken van zijn funktie door Kortenhorst aantonen. Desondanks luidt de eindconclusie dat het niet moeilijk is kritiek op Kortenhorst uit te oefenen. Nu zou dat op zichzelf nog niet zo erg zijn, wanneer het hier niet een officiële regeringscommissie betrof, die als het ware „ambtelijk" de waarheid denkt te kunnen vaststellen. De overheid werpt daardoor indirect een smet ^ de nagedachtenis van overledenen waarbij evenwel zelfs het begin van een wettig bewijs ontbreekt voor de verweten gedragingen", aldus prof. Algra. De verwijten van de commissie Schöffer aan Mentens advocaten, dat zij probeerden invloed uit te oefenen op de procesgang en de gerechtelijke besluiten via de minister van Justitie en zijn departement, zijn volgens Algra gebaseerd op onjuiste conclusies van de commissie. Hij analyseert deze conclusies aan de hand van het feitenmateriaal dat in het rapport van de commissie is opgenomen.

Ongebruikelijk

Zo is de commissie erover gevallen dat minister Struycken van Justitie indertijd het eerste advies van de Haarlemse rechtbank over het Poolse verzoek om uitlevering van Menten doorgaf aan Mentens advocaten. ,,Haar verwijt wordt slechts gedragen door de mening van een departementsambtenaar dat een toezending door het departement „niet gebruikelijk" zou zijn. Het lijkt mij inderdaad een ongebruikelijke weg. De verdediging had van de Haarlemse rechtbank een afschrift kunnen krijgen en het was wellicht ook eleganter geweest die weg te bewandelen. Hooguit kan men Struycken euvel duiden, dat hij langs een ongebruikelijke weg de verdediging een stuk ter inzage gaf, hetgeen onhoffelijk was tegenover de Haarlemse rechtbank".

Dwaling

Ook het optreden van de raadsheercommissaris mr. Rohling in de zaakMenten ziet prof. Algra anders dan de commissie. Mentens advocaten beschikten over de tekst van een verhoor als getuige van de Duitse SS-commandant dr. Schöngarth afgenomen door een rijksrechercheur op last van procureur-generaal Van Thiel. De advocaten hielden de tekst voor zich maar tekenden wel bezwaar aan tegen het proces-verbaal van het verhoor dat mr. Rohling aan Schöngarth had afgenomen. Rohling reageerde daarop met het opeisen van het stuk van de verdediging met het dreigement dat de advocaten van verdere verdediging zouden worden uitgesloten.

„De commissie dwaalt wanneer zij meent dat Rohling zonder meer recht had op het verbaal, omdat het bruikbaar zou zijn in de zaak. Afgifte van stukken mag een rechter van instructie niet van de verdachte en zijn verdedigers eisen, terwijl bovendien voor de wel opeisbare stukken aan verschillende voorwaarden moet zijn voldaan, die hier evenmin vervuld waren. Het was dus niet de verdediging die haar plicht niet nakwam, doch Rohling, die iets onoorbaars eiste op straffe van uitschakeling van de verdediging". PLAATSELIJK LANDELIJK EN INTERNATIONAAL SCHRIJFT HET HELDERE TAAL.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1979

Reformatorisch Dagblad | 100 Pagina's

Slordig rapport zaak-Menten

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 november 1979

Reformatorisch Dagblad | 100 Pagina's