DE GODSDIENSTIGE OVERTUIGING VAN WILLEM VAN ORANJE
Bij de aanvaarding- van de regering over de Nederlanden in 1555 schijnt Filips II gezegd te hebben: „Ik zou liever honderd levens geven en mijn koninkrijk, dan ketters als onderdanen hebben". Filips is hierin maar al te oprecht geweest en heeft met onverzoenlijke hardheid deze uitspraak gerealiseerd. Zijn grote tegenspeler en geleidelijk aan de leider van het verzet tegen de Spaanse tirannie werd Willem van Oranje.
Vaak wordt van Willem van Oranje gezegd dat de godsdienst voor hem van ondergeschikte betekenis zou zijn geweest. Twee grote doeleinden, aldus prof. Geyl, stonden de Prins Toor ogen. „Hij streefde in de eerste plaats naar de bevrijding van de zeventien gewesten. In de tweede plaats ging het Oranje om de godsdienstvrijheid, zowel voor het protestantisme als voor het roomskathollclsme die elkaar op leven en dood bestreden".
Prof. Geyl is bij uitstek de historicus die zich kantte tegen de calvinistische geschiedschrijving waarin Oranje tot een geloofsheld werd gemaakt. In het bekende „Handboek der geschiedenis van het vaderland" schreef Groen van Prinsterer, dat „het geloof in den Prins bij toeneming hoofdbeginsel werd".
Groen ging zelfs zover dat hij Willem van Oranje vergeleek met Mozes, die Israël uit het diensthuis van Egypte had geleid.
REBELLENLEIDER
Hoewel de Prins bij zijn leven vaak op .gespannen voet met de calvinisten heeft gestaan (het is bekend dat de Prins vaak woedend was op'Datheen, wiens handelwijze hem te onverdraagzaam was), wordt de Prins zo gemaakt tot de grote voorvechter van het calvinisme. Geyl bestreed deze visie van Groen met alle kracht. Hij kreeg bijval, zodat het tegenwoordig „in" is om Willem van Oranje te zien als een soort rebellenleider, die aan het hoofd stond van een troep barbaarse Geuzen. Hen hoeft dan nog maar 'n stap te zetten om Willem van Oranje te vergelijken met de leiders van moderne onafhankelijkheidsbewegingen in o.a. Portugees Mozambique.
Gewoonlijk wordt van .de godsdienstige ontwikkeling van de Prins van Oranje het volgende beeld gegeven. Luthers opgevoed wordt hij door zijn verblijf aan het hof te Brussel katholiek; in de tijd van het eerste verzet tegen Filips II komt hij weer aan de Lutherse, kant.
Als hij in ballingschap verkeert onder de Hugenoten in Frankrijk komt hij onder de invloed van het Calvinisme, waartoe hij volledig overgaat als hij vanuit Holland de opstand, tegen de Spaanse regering gaat leiden. Aan dit proces komt dan 'n einde als hij in 1573 in Dordrecht aan het Avondmaal in de Hervormde Kerk deel neemt. Tot deze verwisselingen zou hij dan alleen maar gekomen zijn uit politieke overwegingen.
Die definitieve overgang van de Prins naar het Calvinisme wordt ons beschreven in een briefje van de plaatselijke predikant van Dordrecht aan de vluchtelingen in Londen: „Broeders, ick en hebbe U.L. niet kennen verbergen die genade die ons Godt bewesen heeft dat die Prince van Oranjen onse Godtsalige Stadthouder hem tot der gemeinte begeeven, het brood des Heeren metter gemeinte gebrooken, en hem de discipline onderworpen heeft, hetwelk niet klein ie agten en is".
HOFLEVEN
Wat is nu van deze voorstelling van zaken waar? Zeker is dat Willem van Oranje een moeder had die uitgesproken Luthers was en dat zij een vermanende invloed op haar zoon heeft gehad.
Aan het frivole hof in Brussel wordt de prins echter een graag geziene gast. Hij leidt er het leven van een voornaam edelman, die af en toe verplicht is aan de diverse festiviteiten deel te nemen. Zijn keuken is zo beroemd dat Duitse vorsten er hun koks heen zonden om er de kookkunst machtig te worden. Tpen de Prins eens noodgedwongen ging bezuinigen, ontsloeg hij op één dag achtentwintig koks, waarna er nog voldoende over bleven.
De Prins was een rijk man: men heeft zijn jaarlijks inkomen gesteld op circa 150.000 livres, driemaal meer dan dat van Egmond die in rijkdom op hem volgde en zesmaal meer dan dat van de graaf van Kuilenburg, die weer onmiddellijk na Egmond kwam.
Dat zelfs de Prins wel eens moest bezuinigen is geen wonder als men bedenkt, dat bij de geboorte van Maurits in 1567 een „etentje" werd gegeven dat bestond uit vier bedrijven met bij elkaar drieënnegentig gangen.
Als echter steeds duidelijker blijkt dat Filips II 'n eind wil maken aan de machtspositie van de adel en tevens de kettervervolgingen doorzet, maakt Oranje zich tot spreekbuis van het verzet. In een krachtige rede veroordeelt hij het optreden van de koning: „Wij moeten de koning ronduit ontvouwen, wat er van de zaak is, want zij duldt geen langer uitstel. Vooreerst moeten wij hem eenvoudig, en zonder omslag van woorden aantonen, dat de godsdienst in de naburige rijken en gewesten hevig geschokt is. Ik ben katholiek, en wü van die godsdienst niet afwijken, maar toch kan ik niet goedkeuren de gewoonte der koningen, om het geloof en de godsdienst der mensen naar hun wil binnen willekeurige grenzen te beperken". De voorzitter van de Raad van State, Viglius, krijgt er een beroerte van, zo schrikt hij van deze ferme taal.
KATHOLIEK
Ook al komt Oranje in deze redevoering naar voren als een verdraagzaam man, hij blijft trouw katholiek. Zelfs Granvelle, zijn grote tegenspeler moet erkennen dat Oranjes gedrag inzake de religie onberispelijk is. Deze kardinaal Granvelle staat persoonlijk een gematigd optreden tegen de ketters voor, maar de bevelen die uit Madrid komen, worden steeds harder.
Tal van inquisiteurs; Titelman is een van de beruchtste, wijden zich met onmenselijke hardheid aan hun beroep. Sidderende handwerklieden en angstige boeren worden in de martelkamers bekentenissen afgeperst. Steeds weer wordt dezelfde vraag gesteld: „Belooft ge, voor God en alle heiligen, de ketterse geloofsovertuiging af te zweren"? Wie dat weigert, komt op de brandstapel terecht. Soms wordt de veroordeelde een zakje met buskruit op de borst gehangen zodat het slachtoffer snel sterft als de vlammen het buskruit eenmaal doen ontploffen. Sommige martelaren doen in hun houding sterk denken aan de eerste christenen uit het Romeinse rijk; kalm en vastberaden gaan velen hun afschrikwekkende dood tegemoet.
Als de moeilijkheden naar een climax groeien met de Beeldenstorm houdt Oranje als een van de weinigen het hoofd koel. Grote veranderingen hebben zich dan in zijn leven voltrokken. Van een onbezorgde en trotse edelman is hij geworden tot een politicus op wie velen hun hoop hebben gesteld. Zijn ideaal is een regering van de Nederlandse adel onder het oppergezag van de koning. Katholieken en Calvinisten moeten samenwerken; Oranje is een tolerant man, om het met Groen te zeggen: „In het veldwinnen van Godsdienstvrijheid, in onderlinge verdraagzaamheid van Hervormden en Eoomschgezinden hier en elders, zocht hij zijn meest krachtigen steun".
Geleidelijk aan blijkt echter steeds duidelijker dat het Calvinisme de drijvende kracht is in de opstand tegen Filips II. Als Oranje dan in 1573 de stap naar het Calvinisme maakt, noemt de geschiedschrijver Romein dit „politiek instinct", want „heel zijn loopbaan bewees dat echt religieus besef aan Oranje vreemd was".
Helaas is het inderdaad zo, dat van Oranje zelf weinig uitlatingen bekend zijn, die het stempel dragen van zijn persoonlijke geloofsovertuiging. Ook in zijn brieven is de toon vrijwel steeds effen en beheerst. Niet voor niets werd hij Willem de Zwijger genoemd.
Een van de spaarzame uitzonderingen is het volgende citaat, geschreven in 1573 toen het er voor de zaak van de opstand maar slecht uit zag: „Gij schrijft ons, dat men u soude laten weten, óf wij oock met enigen groten, machtigen Potentaet in vasten verbonden staen. Waerop wy niet laten willen ulieden voor antwoorde te geven, dat aleer wij oit dese sake ende beschermnisse' der Christenen en andere verdrukten in dese lande aengevangen hebben, wy metten alderoppersten Potentaet der Potentaeten alsulken vasten verbondt hebben gemaekt, dat wy geheel versekert syn, dat wij alle degene die vastelijk daerop betrouwen, door sijne geweldige en machtige hand ten lesi ten noch ontset sullen worden"
Ondanks het vaste vertrouwen dat uit deze brief spreekt, ziet het er maar somber uit voor de zaak van de opstand. Op 12 juli 1573 geeft de stad Haarlem zich over aan de Spanjaarden, die onder bevel staan van Don Frederik, de zoon van Alva.
Indertijd had deze gepocht dat de stad binnen acht dagen genomen zou worden; het werden zeven.maanden! Haarlem wordt het graf van het Spaanse leger. Als de moedeloze Don Frederik het beleg wil opbreken, verbiedt zijn vader hem dit. „Vertel mijn zoon", zei Alva aan een boodschapper, „dat ik, als hij de belegering niet voortzet, hem niet langer als mijn zoon erken. Wanneer hij bij het beleg sneuvelt, zal ik hem zelf vervangen. En wanneer wij beiden omkomen, dan zal de hertogin, mijn echtgenote, uit Spanje komen om ons werk te voltooien. Zeg hem dat!"
Als Haarlem toch uiteindelijk valt; is de verslagenheid in Holland groot. Op dat moment schrijft de prins een brief waaruit een onwankelbaar geloof blijkt in Gods helpende hand. „Als 't God beliefd heeft", schrijft Oranje, „de stad Haarlem ons te ontnemen, sullen wij hemen syn goddelijck woord daerom veriochenen ende verlaten? ,''Is daerom de stercke hand Gods eenichsins verkort ende zijn kercke ende gemeynte te niete gebrocht?" Wat er ook gebeure, God zal de waarheid verdedigen en onze vijand ten laatste toch „tot confusie ende spot laeten vallen." Er zijn nog zoveel andere steden om „Sijn Goddelijck woort aldaer te verkondigen ende sijn naem te eeren".
De bekende historicus Enno van Gelder schrijft dat de Prins „de kracht om te strijden voor zijn ideaal had gevonden in een gevoel van persoonlijke nabijheid van God, wiens hand hij op zich voelt als die van een beschermend vader."
LEVENSEINDE
Als het levenseinde voor de Prins gekomen is, stelt hij zijn betrouwen op God. „Mijn God, ontferm u over mijn ziel en over dit arme volk!" Op een vraag van zijn zuster of hij zijn ziel in Christus' handen stelt, fluistert hij: „Jal" Door duizenden betreurd, wordt dan de Vader des Vaderlands naar zijn laatste rustplaats gebracht. Zijn moordenaar wordt op een onmenselijk wrede manier terechtgesteld. Oranje, de enige die zich verzet zou hebben tegen deze wreedheden, is niet meer.
Eerst wordt de hand van Balthasar Gerards afgeschroeid, omdat daar de moord mee werd gepleegd, daarna wordt op verschillende plaatsen het vlees uit zijn been gescheurd, de buik wordt opengereten en het nog kloppende hart wordt uit de borst gesneden. Pas daarna hakken de beulen het hoofd eraf. Nu Gerards de beloning voor de moord niet meer kan krijgen, gaat het geld naar zijn ouders.
Hoe nu Willem van Oranje's godsdienstige opvatting te omschreven? Een door en door calvinist kan hij niet genoemd worden. De feiten zijn daarmee in tegenspraak. Toch gaat het ook te ver om hem te verwaten dat hij alleen op politieke gronden koos voor het calvinisme, omdat dat de dravende kracht werd in de opstand tegen Spanje. Daarvoor zijn er te veel uitlatingen van hem bekend die in een andere richting wijzen. Willem van Oranje was o.i. een tolerant christen, die wars was van het onverdraagzame waar hij dit ook ontmoette. We moeten in hem geen Mozes zien, maar wel een gelovige wie niets menselijks vreemd was.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 1974
Reformatorisch Dagblad | 15 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 1974
Reformatorisch Dagblad | 15 Pagina's