Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Fietsen op het dak van de T-Ford; de geit erin

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Fietsen op het dak van de T-Ford; de geit erin

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Cornelis en Machiel Bouman leiden reeds een halve eeuw het autobusbedrijf de ALAD. Cornelis wordt zeventig en werkt nog iedere dag met plezier. Voorlopig denkt hij er niet aan de zaak uit handen te geven. Maar Machiel, twee jaar jonger, heeft er zachtjesaan genoeg van. Hij zit zijn hele leven al tussen de motoren in de garage. „Ik zou er nooit meer aan beginnen," zegt hij spontaan en slingert zijn hoed in een hoek van het directeursvertrek. „Dag en nacht in touw. Als ik mijn leven over kon doen koos ik een ander vak."Cornelis — in een keurig op maat gesneden blauw pak achter het bureau — draait het hoofd een paar centimeter naar rechts en lacht om die woorden. „Ik zou geen ander vak wilIen," verzekert hij. „Ik ben een eerste-klas-autobusman..."

De Boumannen hebben in die vijftig jaar het bedrijf van Wijk -en Aalburg gemaakt tot één van de grootste particuliere busondernemingen van Brabant. In 1923 begonnen zij met één busje: een onooglijk ding dat plaats bood aan twintig passagiers. Nu rijden er veertig wagens, zijn er vier garages en bijna zestig man personeel. Autobussen op de lijndiensten in het Land van Heusden en Altena, bussen en busjes voor het vervoer van personeel en schoolkinderen, en: luxueuze wagens — uitgerust met air-conditioning en slaapstoelen — voor de vele ritten naar vrijwel alle landen van Europa.

FIETSEN

Het verschil met vroeger is groot. Machiel herinnert zich nog hoe hij voor een gulden naar Antwerpen reed, retour! „De eerste bussen waren T-Fordjes. Als üe mensen een fiets bij zich hadden dan namen we die gratis mee, op het dak. Daar lagen soms wel dertien of meer fietsen. Via een ijzeren trapje sjouwden we ^e naar boven. En zo toerden we met het vrachtje naar Den Bosch en terug Op de woensdag en de zaterdag hadden we altijd de meeste fietsen, vooral als het slecht weer was".

„We hebben wat meegemaakt. Dikwijls lekke banden of een gebroken as en dan stond je daar. Je had aan één reserveband nooit genoeg. .Die Hevea-banden waren geen stuiver waard. Ik moest een keer met een bus naar Driebergen. Vier splinternieuwe banden erom en onderweg maar repareren. Het lukte me niet in Driebergen te komen "

„Het was me een tobberij. In Vlijmen hebben we eens een hele nacht onder een bus gelegen om een nieuwe , as aan te brengen. Het was hartje winter. Moeder had brood en pannenkoeken meegegeven. Maar toen we een hap wilden eten was alles weg. Gestolen. Dat hadden we er ook nog bij"

„Het was vroeger soms een karwei om met de bus in Den Bosch te komen. Een rit van Sleeuwijk vla Almkerk, Dussen en Heusden naar Den Bosch duurde bijna drie uur. Maar in de jaren twintig was voor een autobus veertig kilometer per uur de topsnelheid. Het gebeurde wel dat We helemaal over Udenhout moesten rijden omdat we niet door het Bosscheveld konden. Een enkele keer tuften we door het water of over het ijs. We hebben wat narigheid beleefd. En We verdienden er geen cent aan. Het busbedrijf was een noodlijdende zaak. Ik weet nog dat ik van Veen naar Rotterdam toerde voor een gulden, heen en terug "

BANG

„hier was vroeger geen vervoer", vertelt Cornelis Bouman. „In het Land van Heusden en Altena gingen de boeren met de boot naar de veemarkt in Den Bosch, En was het niet met de boot, dan met de fiets of te voet over lange, smalle grintwegen. Er voer' een boot van Gorkum naar Heusden en als ik me niet vergis een van Andel naar Den Bosch. Dat was alles. En toen de eerste bussen reden waren de mensen er bang van. Ze durfden niet mee".

Maar Bouman senior was een van de eersten in het Land van Altena die wat zag in die automobielen. Hij had een zuivelhandel in Wijk en Aalburg. Zo'n autobus lijkt me iets jongens, zei hij tegen zijn zoons. En de Boumannen begonnen te toeren. Van Woudrichem naar Den Bosch vice versa. Dat was weer eens wat anders. Maar de ALAD (Altena's Locale Auto Diensten) toerde ook al. En P. J. Furster in Wijk en Aalburg eveneens. Het hield niét op. Het leek wel of ze allemaal gingen bussen. Het stof van de ene „karos" was nauwelijks opgetrokken of daar naderde alweer een andere. Cornelis en Machiel stoorden er zich niet aan. Zij gingen door. De Onderneming — zo heette hun bedrijf toen — en die van de ALAD bleven over. En in 1940 kocht de firma A. Bouman en Zonen alle aandelen van •de ALAD.

STOKEN

Toen werd het oorlog en dat was een beroerde zaak. De benzine raakte op; er kwam schaarste aan alles. Rijden maar zo lang het ging. Op gasgeneratoren. De chauffeurs stookten hout en turf en antraciet. Met. zwarte gezichten zaten ze achter het stuur.

Machiel: „In Den Haag kochten we voor drieduizend gulden de eerste gasgenerator. Ik moest hem gaan halen. Op de thuisreis, net voor de brug in Alblasserdam, dacht ik: even de generator — het toestel stond op een wagentje dat aan de bus gekoppeld was — bijvullen met hout. Ik zette de motor af. Maar kreeg hem toen niet meer aan de gang. Wat kan ik verkeerd gedaan hebben, peinsde ik. Zitten er teveel kwasten in het hout of moet er een andere soort hout in. Na lang |obben trok een vrachtwagen de bus op gang. Thuis kreeg ik door wat er aan mankeerde: ik had de generator vol gestopt met nat hout Het was me wat met die gasgenerators. We moesten het hout zelf hakken, zagen en drogen. Een hoop werk extra".

Van de negen bussen die de ALAD in 1940 had waren er vijf jaar later drie over. De Duitsers namen bijna alles mee. Maar toen in 1945 de oorlog achter de rug was begonnen de heren Bouman weer met frisse moed te rijden. En het ging uitstekend. Drie bussen in 1945, achttien in 1953, drieëndertig in 1964, veertig vandaag.
Veertig wagens die per jaar een half miljoen liter dieselolie verbruiken.
Lijnbussen die nu een ton kosten en toerbussen van honderdtwintig a honderddertig mille. Een kapitaal aan vervoer.
Het busbedrijf marcheert aardig. Maar ALAD's directeuren verhelen niet dat de verliezen op de lijndiensten onmogelijk door het bedrijf kunnen worden gedekt. Van 1970 af betaalt het Rijk het verlies op de lijndiensten. En dat is jaarlijks een bedrag van bijna een half miljoen.

BABY-UITZET

ALAD heeft ook een afdeling gevonden voorwerpen. Dingen die de mensen in de bus laten liggen, zoals paraplu's, jassen, koffers, tassen etc. Cornelis Bouman: „Een massa voorwerpen — ik schat zestig procent — wordt nooit afgehaald. Na twee jaar steken we de boel op. Er zijn ieder jaar wel vijftig paraplu's bij. We vonden in een bus eens een complete babyuitzet. Er is nooit iemand om geweest. Levensmiddelen die worden achtergelaten brengen we meteen naar de varkens bij de buren "

„We maken van alles mee. Ik heb vroeger ook wel met een bus gereden. Niet vaak natuurlijk, want ik moest de zaken hier bijhouden. Ik herinner me nog dat ik eens een geit in de bus kreeg. Een vrouw stond met het beest aan de halte te wachten en zei: chauffeur, ik ga alleen mee als mijn geit ook mee mag. Nou, vooruit dan maar zei ik toen. Nu is zoiets niet meer mogelijk. Alleen honden mogen nog mee. Tegen kindertarief "

PASSAGIERS

Half zes. De typistes ruimen de boel op. Tijd om naar huis te gaan. Af en toe arriveert of vertrekt er een bus. Een chauffeur, geldtas aan de schouder, sloft over het plein.

Cornelis Bouman is de enige die op kantoor blijft. Hij moet nog enkele dingen afwerken. Wat verwacht hij van de toekomst? „Moeilijk te zeggen. Maar ik denk dat in de komende jaren weer meer gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer. Het afgelopen jaar hadden we op de lijnbussen achthonderdduizend passagiers. Dat waren er tien jaar geleden ruim een miljoen. Een kleine teruggang dus".

Woensdag 10 april bestaat de ALAD vijftig jaar. Dan is er receptie van drie tot vijf en van zeven tot half negen In het dorpshuis in Wijk en Aalburg, gevolgd door een feestje voor het personeel. Een gezellige dag voor het ALAD-korps en een bijzondere dag voor de mannen die het bedrijf groot maakten: Cornelis en Machiel Bouman.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 maart 1974

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's

Fietsen op het dak van de T-Ford; de geit erin

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 maart 1974

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's