Toch spoor van redders?
Volendamse vissers waren het niet
Gisteren leek het er een ogenblik op, dat de twee vissers die op 11 januari 1944 bemanningslid John R. Lantz van de in het IJsselmeer gevallen B-17 „Vliegende Fort") hebben gehaald, waren gevonden. Twee vissers uit Volendam, de gebroeders J. en K. Kwakman, zouden mogelijk de redders zijn van de nu 48-jarige J. Lantz uit Tulsa (Oklahoma).
Nader contact met de heer K. Kwakman, thans directeur der N.V. Visdiepvriesbedrijf Monnickendam, bracht echter aan het licht dat zijn broer en hij niet één, maar twee bemanningsleden uit het IJsselmeer hadden gevist, een inmiddels overleden vissersmaat had op hetzelfde tijdstip ook nog een der bemanningsleden van een verongelukt vliegtuig gered. Het moet hier dus om een bemanning van een ander vliegijjig gaan. Van de kant van de bergingsdienst van de luchtmacht zal men ook dit geval nader onderzoeken.
SCHAKELTJE
De publikatie van het verzoek van Lantz bracht de commandant van de recherchegroep van het district 's-Gravenhage van de rijkspolitie, adjudant A. Pronk, ertoe zich in verbinding te stellen met luitenant-kolonel A. P. de Jong van de luchtmacht, coördinator der bergingen van vliegtuigwrakken uit de Tweede wereldoorlog. De mededelingen van de heer Pronk stemmen zo overeen, met hetgeen de Amerikaan uit zijn herinnering voor ogen staat, dat het niet anders kan, of een schakeltje van het verhaal is gevonden.
Op die dinsdag, 11 januari, voeren de heren Pronk en H. F. Kuit (laatstgenoemde is thans wachtmeester eerste klas van de verkeersgroep van het district Nijmegen der rijkspolitie) met een oud barkasje van de politie te water van Bunschoten-Spakenburg naar Enkhuizen. Ongeveer halverwege zag de heer Pronk, naar hij vertelde, een „vliegend fort" in stukken naar beneden komen, een stuk van de vleugel met motoren en een deel Van de romp. Ook parachutes dreven in de lucht. De heer Kuit herinnert zich een stuk of ^jf, zes te hebben gezien.
EEN
De twee politiemannen zetten koers naar de plaats waar de stukken vliegtuig en parachutes in tiet IJsselmeer terecht waren gekomen, maar ze vonden geen enkel bemanningslid. Ze kwamen in de buurt van een botter, die een Amerikaan aan boord bleek te hebben. Omdat de vissers meer dagen op het meer zouden blijven namen ze hem, een jongen van ongeveer 20 jaar, over.
De Amerikaan was totaal verkleumd, werd door de twee politiemannen stevig afgedroogd en op het enige warmere plaatsje van het bootje gezet: bij de motor. Ze gaven hem een overall, sokken, klompen en brood.
Ze adviseerden hem alle spullen, die voor de Duitsers^ van belang kondv-n zijn, in het water te gooien. En zo gingen o.m. — tot verdriet van de Nederlanders — een Engels bankbiljet van een pond en andere zeker in die oorlogstijd waardevolle dingen overboord. Ook een foto van de bemanning van de B-17. Dit toestel was door motorstoring verongelukt, zo zei de drenkeling. Er was geen luchtgevecht geweest.
AFGEPIKT
Op het IJsselmeer was Duitse Wasserschützpolizei niet ontgaan wat er gebeurd was en waö ze moesten wezen om een krijgsgevangene te maken. Ze kwamen de Nederlandse politiemannen, die op weg waren de Amerikaan in Broekerhaven te verdonkeremanen, langszij en kwamen met een rubberbootje de gezochte halen.
De heer Pronk herinnert zich dat er bij de Duitsers een zgn. Nederlandse SS'er was, die in gebroken Duits de Amerikaan toeschreeuwde. Deze liet dat Siberisch, want hij verstond alleen maar Engels, maar de Duitse commandant was het te bar: hij gaf de SS'er bevel zijn oliejas af te staan aan de Amerikaan. Deze ging in dat kledingstuk over zijn Nederlandse politieoverall en op Hollandse klompen het krijgsgevangenkampleven in Duitsland tegemoet.
De Nederlandse politiemannen kregen later een pakketje van de Duitse havencommandant in Amsterdam: de klompen en de overall waren terug.
VERHEUGD
De heren Pronk en Kuit hebben zich sindsdien vaak afgevraagd was er van deze Amerikaan zou zijn geworden. Beide verklaarden ons zeer verheugd te zijn over het feit, dat hij er het leven heeft afgebracht en dat ze contact met hem zeer op prijs zouden stellen.
De heer Pronk gelooft dat het vissers uit Spakenburg, Bunschoten of Urk moeten zijn geweest, die Lantz uit het IJsselmeer hebben gevist.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1973
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1973
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's