Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nijkerkse beweging in het jaar 1749

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nijkerkse beweging in het jaar 1749

Ten onrechte veroordeeld

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als God Zijn kerk bouwt, bouwt de duivel er zijn kapel naast. Dit gezegde blijkt maar al te waar te zijn, ook in ons vaderland. Het ware werk des Geestes is te allen tijde bespot en veracht en door de natuurlijke mens niet begrepen. Vandaar de verdachtmaking bij zeer velen en de felle spot van de zijde der wereld. In 1972 durft de schrijver Wim Zaal het notabene aan om in zijn nieuwste boek, getiteld: "Gods onkruid" de persoon van Lou de palingboer over een kam te scheren met ds. Gerardus Kuypers uit Nijkerk, een zeer godvruchtig predikant, die daar in het jaar 1749 getuige mocht zijn van een geestelijke opwekking in zijn gemeente als vrucht op zijn prediking. Vanwaar toch deze grove onkunde? Vanwaar deze verdraaiing der feiten? Omdat men niet weet te onderscheiden tussen waar en vals, omdat men niet de bronnen wenst op te sporen. Deed men dit meer, was men eens genegen om het oor Ie luisteren te leggen bij hen, die diit alles van nabij hebben meegemaakt, dan zou men wel tot een andere conclusie komen.

BRONNEN
Wim Zaal heeft ons volk dan ook absoluut geen dienst bewezen door in "Gods onkruid" een totaal vertekend beeld te geven van wat er in 1749 zoal in Nijkerk is geschied. Nu moeten we echter niet uit het oog verliezen, dat een schrijver als Zaal waarschijnlijk uit totaal verkeerde bronnen heeft geput; bronnen, die helaas geopend zijn door predikanten en historieschrijvers, die elk op hun wijze er toe hebben bijgedragen om bepaalde feiten absoluut verkeerd te belichten. Om maar bij de opwekkingsbeweging van Nijkerk te blijven, wie had nu kunnen denken, dat wijlen ds. G. van de Zee te Vaassen het zijne er toe zou bijdragen om het werk des Heeren te Nijkerk zo verkeerd te belichten. In zijn overigens voortreffelijk driedelig werk over de vaderlandse kerkgeschiedenis geeft hij in deel III, blz. 136 wel duidelijk te kennen, dat het daar in Nijkerk een verre van gezonde zaak is geweest is, toen aldaar tientallen mensen krachtdadig tot bekering kwamen. Hij volgt hierin zeer velen, die hier niet anders zagen dan gevolgen van geestdrijverij, in het leven geroepen door de werkingen van een onzuivere mystiek. Eerst een dorre geleerdheid, en nu deze ziekelijke mystiek. Als een bondspredikant als wijlen ds. G. v.d. Zee er aldus over oordeelt, dan zullen we van lichtere zijde wel geen beter oordeel kunnen verwachten. De historieschrijver D.J. Baarslag heeft voor de Nijkerkse beweging dan ook geen goed woord over. In zijn werk „De grote historie van een klein land", gaat hij in deel VII, pag. 36, eens even na, wat daar nu toch wel geweest kan zijn. Het waren huilkrampen van wenende, snikkende en sidderende kerkgangers. Ds. Kuypers was hiervan natuurlijk de oorzaak, omdat hij zodanig op het gemoed van zijn hoorders preekte, dat dit wel zulke vreemde gevolgen met zich mee moest brengen. Het waren gewoonweg Middeleeuwse toestanden daar op de Veluwe. Een steeds meer toenemende zenuwepidemie enz. En dan te bedenken, dat volgens Baarslag deze epidemie zich uitbreidde tot de Zuiderzeezoom van de Veluwe, tot het Gooi en het Veluwse Kootwijk.

GEKKENHUIS
Voor een vreemdeling was Nijkerk in die dagen meer gelijkend op een gekkenhuis dan op een kerk. Ds. Kuypers zou het — volgens Baarslag dan althans — later ook afgekeurd hebben, maar in vroeger dagen was die beroering der zielen hem zeer welkom. Zie, als door christelijke historieschrijvers zoiets wordt neergeschreven, is het wel te verklaren, dat de ene schrijver het van de andere maar lukraak overneemt, zonder aan de nodige bronnenstudie te doen. Daarom is het wel eens nuttig, dat we de werken van Zaal, Baarslag en Van der Zee — om van anderen maar te zwijgen — eens terzijde leggen en ons bij de wezenlijlke feiten gaan bepalen. Wie was dominee Kuypers en wat hielden de geweldige beroeringen in Nijkerk in het jaar 1749 in feite in? Was het Geesteswerk of had satan hierin geheel de hand? Om te beginnen kunnen we meedelen, dat ds. Gerardus Kuypers leefde van 1722 tot 1708 en de zoon was van ds. Franciscus Kuypers. Hij zou het voetspoor van zijn vader drukken en kreeg daarom een universitaire opleiding. Vooral in de kennis der oude talen was hij zeer bedreven. Op 2I-jarige leeftijd was hij reeds doctor in de godgeleerdheid en het volgend jaar, in 1744, deed hij zijn intrede in de kerk van Jutphaas. Doctor in de godgeleerdheid én van God geleerd, -dat viel bij ds. Kuypers samen. Geen dorre verstandsbeschouwing, maar hij mocht het de psalmdichter nazeggen: Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord.

LOSBANDIGHEID
kerk op de Veluwe. Wel een hele overgang voor hem, temeer daar hij van zijn nieuwe gemeente moest getuigen, dat de vreze des Heeren in deze plaats maar zeer schaars gevonden werd. Het was voor Kuypers hetzelfde, wat eenmaal Gerar voor de aartsvader Izak was. Nijkerk was kort gezegd een goddeloze gemeente. Door voorspoed vet geworden, sloeg het met Jeschurun achteruit, hoewel de Heer door veepest en achteruitgang in de handel Zijn roepstemmen ook tot deze plaats zond. De godzaligen binnen Nijkerk kwelden hun zielen over de gruwelen, die er geschiedden.
En toch begeerden deze Nijkerkers naast een los leven een ernstige prediking. Ze wilden hun zonden zelfs bestraft zien en waren er ten zeerste van overtuigd, dat wandelaars op de hemelweg een ander leven zouden moeten leiden. Ook de kerkeraad van Nijkerk gaf in die dagen nu niet zo'n goed voorbeeld. Uit de kerk ging men naar de herberg of naar de kolfhaan. Het sIechte voorbeeld van hen vond bij de gemeenteleden maar al te grif navolging.
Wat moest de nieuwe leraar hier beginnen? Ds. Kuypers begon zeer ernstig te prediken, in de hoop, dat de harten zijner toehoorders „even bar en onvruchtbaar als de heesters en het voortbrengende Veluwse heuvels, die ze bewonen", geopend mochten worden voor het Woord des Heeren. Samen met zijn collega Rolandes hoopte hij op nieuw leven in deze zo dorre doodsbeenderen.
En dit wilde de Heere werkelijk ook doen. Nijkerk werd bij de komst van zijn nieuwe leraar weldra zo geheel anders. Ernst en ijver inzake het Woord des Heeren kregen meer en meer de overhand en dit spoorde ds. Kuypers niet weinig aan om op de eenmaal ingeslagen weg voort te gaan. Voor volwassenen werden catechisaties gehouden, de persoonlijke zielszorg nam een ruime plaats in en het huisbezoek werd zeer intens gedaan. Mensen kwamen tot bekering, bekommerde zielen werden in de ruimte gesteld; God maakte dat scherpe pijlen van zijn Woord hun gezegend werk deden. Ook de prediking van collega Rolandes werd rijk gezegend en het tweetal werkte broederlijk samen aan de opbouw van de geestelijke tempel.

VERSLAGENHEID
Zondag 16 november 1749 was wel een zeer bijzondere dag voor Nijkerk. Ds. Kuypers preekte over Psalm 72: "Is er een handvol koren op de top der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon". De volgende dag behandelde hij op de catechisatie deze tekst: "Toen begon het geruis van deze Libanon door de wind des Geestes zich te verheffen"'. Tranenbeken werden er geschreid en er vielen mensen neer, die uitriepen: Spiegel u aan mij en zie hoe bitter de zonden zijn. De pastorie stroomde vol. met aangevochten zielen. Ds. Kuypers ondervroeg hen en merkte al spoedig, dat de Heere hier een waar werk begomuen was. Het aantal verslagen zielen groeide dagelijks aan. Ds. Kuypers vroeg de Heere maar steeds om licht in deze voor hem zo ongewone weg.
Hij voorzag van de zijde der wereld veel verachting en spot, hij hoopte meer op stille bedaardheid, dan op heftige gemoedsaandoeningen. Maar de Heere keurde deze laatste noodzakelijk voor Nijkerk. In Jeremia 31 las men er immers van, dat de Heere de Zijnen zou voeren met smekingen en geween en het was vooral dit bijbelhoofstuk, dat ds. Kuypers in die dagen van grote beroering bijzonder tot steun was. Twee dagen later, op dinsdag 15 november, waren er nieuwe bekeerlingen binnen Nijkerk. Wat moeten wij doen? Deze vraag kwam uit veler hart op. Een predikatie over de stokbewaarder sloeg bij velen in. De pastorie werd zeer druk bezocht; vele verslagenen kwamen om geestelijke raad en bijstand. Ds. Kuypers was er ten zeerste van overtuigd, dat hij dit alles niet onder woorden kon brengen, wat deze mensen innerlijk doorleefden.
Een preek over zondag 45 van de Heidelberger, handelend over het gebed, werd zo gezegend, dat er tussen de dertig en vijftig nieuwelingen in Sion werden geboren. Ouden en jongen vond men onder hen, die om genade smeekten. Kinderen van 7 tot 12 jaar riepen uit: Ik moet Jezus hebben, al had ik anders geen zonden dan dat ik verdoemelijk geboren ben. Een meisje van 10 jaar mocht getuigen, een Borg voor haar ziel gevonden te hebben.

HERBERG
De Satan zat niet stil en sommige benauwdheden gingen gepaard met ernstige lichaamsfolteringen. De huizen waren te klein geworden voor huisgodsdienstoefeningen of bespreken van elkaars zieletoestand, maar een der herbergiers bood zijn herberg aan om hier op zondagavond bij elkaar te komen. Men herkende — vooral op zondag — Nijkerk niet meer. Herbergen gingen dicht, kaart- en dobbelspel was niet meer in trek, vloekers zongen psalmen. Kuypers noemde Nijikerk een brandend braambos, dat van heinde en ver veel belangstellenden trok. Uit Putten, Barneveld, Lunteren en Soest kwam men naar deze plaats om getuige te zijn van het werk des Heeren. De vijanden zaten niet stil om vooral dit werk in een verkeerd daglicht te plaatsen. Prof. Joh. van den Honert viel op vrij ruwe wijze ds. Kuypers aan. Talrijke brochures werden in het land verspreid om dit werk des Geestes voor duivelswerk uit te maken. Maar ds. Kuypers zat ook niet stil. Twee zijner werkjes trokken in die dagen zeer de aandacht. Het ene heette: „Getrouw verhaal en Apologie of verdediging der zaken, voorgevallen te Nijkerk op de Veluwe". Het tweede werkje droeg tot titel: „Gamaliels raad".

HEMSING
Proponent Hemsing waagde er een reis naar Nijkerk aan om eens op zondagavond in gezelschap van de beide Nijkerker predikanten een oefening van deze nieuw bekeerden bij te wonen. Hij meldde er later dit van: „Toen was het tijd om naar de oefening te gaan. We gingen tesamen met die twee dominees, omdat men er anders onmogelijk kon binnenkomen. Onderweg gingen we langs een oefening van particulieren en deze was tot op de straat vol. Daarop kwamen we aan de herberg. Daar zou dominee Kuypers de oefening houden. Tot op de straat, beneden en op zolder zaten ze in de vensters, niet anders dan of het boelhuis was. Ze waren bezig met psalmen te zingen, zodat het over de gehele straat klonk. Dit aanschouwende kon ik mij niet langer inhouden, gelijk ook ons gezelschap. Ik smolt weg van tranen van innige verwondering, zodat er geen geest in mij was, dat de herberg, waar de duivel op de troon zat, nu veranderd was in een huis Gods.
Ds Kuypers sprak over Psalm 25: De verborgenheid des Heeren. Nu en dan hoorde men eens zuchten, maar toen dominee aan de toepassing kwam, werd eindelijk het geroep, gekerm en geschrei hevig, dat de dominee moest ophouden; het was niets anders dan het geluid van een geweldig gedreven wind, die men wel twintig huizen ver kon horen. De dominee ging naar de zolder, waar het geroep niet minder was. Hij zei tot deze en die: Houd maar aan, met deze storm moet je binnen.
Ik beefde van ontsteltenis, ziende de diepten des Satans. Sommigen waren zo aangedaan, dat ze niet meer naar huis konden. Een oude man van wel 70 jaar verkeerde in de uiterste benauwdheid."
Ziedaar het oordeel van een persoon, die geheel buiten deze zaken stond. We mogen geloven, dat het op waarheid berust.
Al te grote uitersten keurden kerkeraad en predikanten van Nijkerk af met dat gevolg, dat alles langzamerhand in meer ordelijke banen werd geleid. Personen, die zich moeilijk konden inhouden werd verzocht dicht bij de deuren plaats te nemen, opdat men zich desnoods even verwijderen kon.

GOEDKEURING
Aangezien de beide predikanten vau Nijkerk bij zeer velen in een kwaad daglicht gesteld werden, besloot men van kerkelijke zijde, na het verschijnen der twee geschriften van ds. Kuypers hieraan de kerkelijke goedkeuring te hechten. Trouwens, ds. Kuypers had in zijn brochure "Verdediging" de zaken wel zo klaar gesteld, dat niemand, die de Schrift als leidraad hanteerde, hier kritiek op uitoefenen kon. Immers, in bovengenoemd geschrift had ds. Kuypers duidelijk aangetoond, dat grote beroeringen niet noodzakelijk zijn tot het werk der bekering. God kan ook 'komen in het suizen van een zachte stilte, meestal doet Hij dit ook, maar hier in Nijkerk was het nu eenmaal anders en.... dergelijke beroeringen komen ook in de Schrift voor. Laten we daarom alle bevindingen toetsen aan de Schrift.
Dit alles had tot gevolg, dat de hoogleraren B. S. Cremer en Th. Schultinga uit Harderwijk — dus betrekkelijk dicht bij Nijkerk — deze zaak onderzochten en het geschrift van Kuypers, getiteld "Apologie" de kerkelijke goedkeuring gaven. Zij verklaarden „niets gevonden te hebben, dat niet met het Woord Gods en de somtijds bespeurde buitengewone werkingen des Heiligen Geestes en dus ook met de formulieren van enigheid in de Hervormde Nederlandse kerk zou kunnen vereffend worden".
Trouwens, Nijkerk was niet de enige plaats in Nederland, waar zoiets in die dagen voorkwam. Vier jaar tevoren had de Heere Zijn kerk te Werkendam met een dergelijke milde regen des Geestes bezocht.

HOOGLERAAR
Tot 1758 bleef ds. Kuypers te Nijkerk, stond van 1758 tot 1760 te Winschoten en daarna tot 1765 in Scheemda. Hier ontving hij in 1765 een benoeming tot hoogleraar aan de universiteit van Groningen. Tot 1788 was hij daar werkzaam aan de opleiding van predikanten om dan nog tien jaar als emeritus-hoogleraar, de kerk van dienst te kunnen zijn. Hij was een zeer geliefd prediker en bij zijn verscheiden zou men ook van hem kunnen zeggen: Let op de vrome en zie naar de oprechte, want het einde van die man zal vrede zijn. Voor velen was hij het middel geweest om zielen tot Christus te leiden. Geen dweper, geen verleider, maar een trouwe gezant des Heeren. Het boek „Gods Onkruid" geeft van hem een vertekend beeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 juli 1972

Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's

De Nijkerkse beweging in het jaar 1749

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 juli 1972

Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's