Homofilie en homosexualiteit (2)
In het vorige artikel heb ik wat gezegd over homofilie en homoseksualiteit in het algemeen en ben ik tevens ingegaan op mogelijke oorzaken en genezingen. Over één van de daarin genoemde vormen van genezing wil ik nu eerst nog iets zeggen, namelijk die door geloof en gebed. Daarna wil ik ingaan op het advies dat door velen vandaag, zowel binnen als buiten de kerk, aan homofielen wordt gegeven om ten slotte te eindigen met de vraag: Heere wat wilt Gij dat wij doen zullen? Een vraag die niet alleen betrekking heeft op hen die homofilie als een persoonlijk probleem kennen, maar ook op ons allen: hoe wij als christenen met deze naasten behoren om te gaan.
Ik ben niet meer „zó"
Dit is de titel van een boekje, uitgegeven bij Gideon in 1969. Het is het verhaal van iemand met een homofiele gerichtheid: de ontdekking hiervan bij zichzelf en de strijd hoe met deze geaardheid te leven. Na een zeer moeilijke tijd zegt hij door geloof en gebed genezen te zijn door de enige redding die mogelijk is: het kruis van Christus. Ik hoop van harte dat deze jongen werkelijk genezen is. Alleen was voor mij opvallend dat dit boekje heet „ik ben niet meer zo", terwijl het eindigt met „mijn zo-leven is begraven". Dit laatste geloof ik helemaal. Maar voor mij blijft de vraag of hij werkelijk genezen is of dat het erom gaat dat hij de kracht gevonden heeft niet meer naar zijn geaardheid te leven. Ik weet dat deze jongen binnenkort hoopt te trouwen of misschien al getrouwd is. Ondanks mijn opmerking hoop ik oprecht dat hij werkelijk genezen is en een gelukkig huwelijk tegemoet gaat. Ik durf echter op grond van de Bijbel niet te zeggen dat iedere homofiel door geloof en gebed te genezen is.
Oplossingen
„Zoals een hagedis door zijn oude huid in de groei wordt belemmerd en deze daarom afwerpt, zo zal de homoseksueel zijn oude normen als belemmerend moeten wegwerpen; volgens deze oude normen zou hij immers zich nooit kunnen ontplooien als mens" (een briefschrijver uit „Ook wij zijn homofiel"). Deze uitspraak is tekenend voor het denken van velen in deze tijd. Een leven zonder geloof in God werpt de mens in al zijn nietigheid en gebrokenheid terug op zichzelf. Hierin wordt de mens zelf tot norm gesteld, daarbij bedenkend dat hij altijd leeft met andere mensen. Zo ontstaat de gedachte dat hij mag, ja zelfs moet leven naar zijn geaardheid, behoeften en verlangens, mits hij daarmee zijn medemens geen kwaad doet. Want ook deze moet op zijn beurt weer de ruimte hebben zich naar zijn mens-zijn te kunnen ontplooien.
Zo wordt de homofiele mens de weg gewezen naar de homoseksualiteit: leven naar zijn eigen geaardheid, zonder anderen schade te berokkenen. Het is dan ook vanuit deze gedachte dat sedert vorig jaar homoseksueel contact met minderjarigen boven de zestien jaar niet meer strafbaar is. Immers, voor het zestiende jaar zou de jeugdige zich definitief in een van beide richtingen ontwikkeld hebben, zodat we boven deze leeftijd niet meer kunnen spreken van een onjuist handelen met de ander en hem of haar daardoor in de ontwikkeling op seksueel gebied in een ongewenste richting sturen. Vandaar dat alleen de pederast, d.w,z, de mens die zich vooral tot kinderen aangetrokken voelt, nog in onthouding moet leven en zich niet kan uiten zoals bij zijn geaardheid zou passen.
En de mensen die zichzelf en anderen wel vanuit Gods Woord de weg willen wijzen? Helaas suggereren ook die vaak oplossingen die ik op grond van dat Woord moet afwijzen, of waartegen ik toch wel uiterst gereserveerd moet staan. Reeds eerder heb ik gezegd dat de Gereformeerde kerken pas een rapport hebben geschreven: het eerste kerkelijke rapport over homofielen. Het is op zichzelf verheugend dat eindelijk een van de kerken zich diepgaand met dit probleem bezighoudt.
Wanneer de kerk dit echter doet, moet zij zich alleen en ten volle laten gezeggen door Gods Woord en zich niet laten meeslepen door de geest van de tijd. Helaas is dat laatste in het gereformeerde rapport in belangrijke mate het geval. Zo bijvoorbeeld als drs. J. van der Meulen o.a. zegt: „Gezien de onbekendheid van de bijbel met de aanleg en de daaruit voortvloeiende liefdesrelatie, gezien de levensvreugde en de liefde (in al haar betekenissen) die de partners elkaar kunnen geven, gezien de mogelijkheden om in deze verbintenis het gebod van de Heer gestalte te geven, moeten we op zijn minst concluderen dat de weg naar de tweezaamheid voor homofielen open is".
Kortom: niet alleen buiten, maar ook binnen de kerken wordt door velen het verschrikkelijke advies gegeven: leef naar je geaardheid.
Ons kind
Wat te doen als een van onze kinderen homofiel is?
Als ouders kunnen we pas iets doen, wanneer we het ook wéten. Daarom is een belangrijke voorwaarde dat in onze gezinnen zoveel openheid is dat onze kinderen inderdaad het gevoel hebben dat ze over al hun moeilijkheden met ons kunnen praten. Maar dan nog is er ten aanzien van dit probleem een grote drempelvrees bij het betreffende kind. En dat is zeer goed te begrijpen, want het gaat hier om z'n diepste gevoelens, waarover hij zich niet zo gemakkelijk kan uiten. Daarom kan een kind al heel lang met deze verwarrende gevoelens rondgetobd hebben, voordat hij er thuis mee voor de dag durft te komen, als hij dat ooit durft. En mocht een kind hier eindelijk over beginnen, laten we dan als ouders diep beseffen vanuit welke nood dit kind spreekt. Reageer niet als die vader die zijn zoon op staande voet meenam naar de politie, of als die moeder die zei: „ik had nog liever gehoord dat je kanker had".
Schokkend zal het zeker voor ouders zijn. Zo schrijft een ouder in „Ook wij zijn homofiel": „als ik op straat loop, dan leef ik in twee werelden. Ik praat met de mensen die ik tegenkom maar in mijn gedachten ben ik bij mijn zoon en ik hou het niet uit. Ik kan het niet aanvaarden, echt niet. Het enige wat ik nog vasthoud is zondag 1 van de Catechismus, maar verder weet ik het niet meer in deze moderne tijd".
Inderdaad een geweldige slag, die ons misschien aanvankelijk sprakeloos doet zijn. Dat geeft ook niet. We mogen als ouders hierover verdriet hebben, maar , laat het niet ons eindstation zijn. Het gaat om ons kind, dat geholpen moet worden.
En als een kind zich hierover niet durft te uiten? Ook dan is er voldoende gelegenheid tot de vraag te komen: zou ons kind anders zijn? Wanneer we als ouders onze ogen open hebben voor de ontwikkeling en het doen en laten van onze kinderen, dan kan het niet aan ons voorbijgaan dat hij of zij in moeilijkheden zit, anders omgaat met jongens en meisjes dan de andere kinderen, misschien contacten heeft waarover een waas van geheimzinnigheid ligt. Laten we dan proberen zoveel vertrouwen te winnen dat onze zoon of dochter zich durft te uiten. In geen geval mogen we ons kind aan z'n lot overlaten, uit angst voor een moeilijk te aanvaarden realiteit.
ledere ouder of andere opvoeder, die zich voor dit probleem geplaatst weet, zou ik willen aanraden te lezen „Sinds u het weet" van Herman Roose; speciaal voor ouders geschreven. Daarin vindt u veel praktische adviezen, hoewel ik er direct bij moet zeggen dat dit boek niet geschreven is vanuit een bijbelse geloofsovertuiging. Maar dat neemt niet weg dat het waardevolle adviezen bevat omtrent het opvangen van een kind met deze geaardheid. Bij het lezen van dit boek scheiden echter onze wegen bij de hulp hoe verder het leven door te gaan met deze homofiele gerichtheid.
Welke betekenis
Hopelijk is u uit dit alles duidelijk geworden dat het probleem voor de homofiele mens niet alleen bestaat uit de ontdekking daarvan en het ermee moeten leven, maar in veel sterkere mate nog hoe de omgeving hierop reageert. Daarom is het van zo uitermate groot belang of een kind in het gezin kan zeggen wie hij is en daar mét zijn geaardheid die liefde, dat begrip en dat contact ervaart, waaraan hij zo sterk behoefte heeft. Voelt hij zich in het gezin geen uitgestotene, maar juist volkomen opgenomen in deze intieme gemeenschap, dan dragen we daarmee als ouders in belangrijke mate bij aan de ontwikkeling van zijn houding in het verdere leven. We handelen zeker niet als christenen, wanneer we ons kind om zijn geaardheid verwerpen. Hij is geen grotere zondaar dan de andere gezinsleden. Dat als ouders te mogen beseffen en over te dragen is een moeilijke, maar ook rijke en onmisbare opgave in de opvoeding. En vanuit deze saamhorigheid, dit samen-zondaar-zijn, wil de Heere ons ook de kracht en de wijsheid geven dit kind de juiste weg te wijzen vanuit Zijn Woord. De verdere levensweg zal voor zo'n kind zeker niet makkelijk zijn, maar ook niet onbegaanbaar. Dit als kind in het gezin te mogen ervaren is een onmisbaar, onvergetelijk en groot goed.
Laten we als ouders ons kind staan in de mist van zijn verwarrende gevoelens, dan leveren we hem daarmee zonder meer aan ànderen over die hem de weg zullen wijzen. En dan weten we hoe groot de kans is dat hij met zijn geaardheid wordt verwezen naar de wereld van de homoseksualiteit. Er zijn centra en bars in overvloed waar deze jongens en meisjes opgevangen worden. Gesprekken met jongeren die ook alleen maar de weg naar de homoseksualiteit weten, zien en aangeboden krijgen. Boeken die op indringende wijze de jeugdige ervan willen overtuigen dat hij het recht heeft te leven zoals hij is en ook nog vertellen in welke vormen dit allemaal kan. Het inleiden in een wereld zonder bijbelse normen en zonder God.
Als christenen
Wanneer we als christenen in de bijbelse liefde naast mogelijke genezingen als enige juiste weg de onthouding aanraden, behoren we tot een duidelijke minderheidsgroep. Zo'n groep heeft altijd de neiging te zwijgen. Laten we dat niet doen, maar een duidelijk Bijbels getuigenis laten horen.
Met een zekere instemming las ik dan ook dat drs. J. Vlaardingerbroek aan het eind van zijn bijdrage in het gereformeerde rapport concludeert: „Op grond van al het bovenstaande is duidelijk dat men het OT niet zo makkelijk aan z'n kant krijgt, wanneer men homofiele omgang niet-afkeurenswaardig vindt. De oud-testamentische gegevens wijzen, wat het pastoraat aan homofielen betreft, meer in de richting van strijd tegen z'n uit de gegeven aanleg voortkomende neigingen dan van 't zoeken van een homofiele relatie".
Maar de wijze waarop drs. S.W.R. Polman daarna de nieuw-testamentische gegevens interpreteert, is duidelijk gestempeld door de moderne theologische opvattingen. Kenmerkend hiervoor vind ik bijvoorbeeld zijn uitspraak „Dat er in de homoseksualiteit een discrepantie blijft, die als zodanig in spanning staat met het „zeer goed" van het scheppingsverhaal, behoort tot het „bittere raadsel van de goede schepping". De oplossing van dit raadsel mag niet op de betrokkenen alleen afgewenteld worden".
Allereerst dit: na het „zeer goed" van het scheppingsverhaal is er óók de zondeval. Wij allen komen als zondaren op de wereld, zodat niemand van ons het recht heeft te zeggen dat hij nu eenmaal zo is, daar niet om gevraagd heeft en er dus niets aan kan doen. Wij allen staan verantwoordelijk voor ons eigen zondaar-zijn. Niet het bittere raadsel van de goede schepping vraagt onze aandacht, maar het feit dat wij allen zondaren zijn voor God en de Heere Jezus Christus nodig hebben als Voorspraak, Borg en Plaatsbekleder om met God verzoend te worden.
Christelijke liefde
Wanneer we hiervan doordrongen zijn is er ten tweede geen sprake van dat we het zondig-zijn alleen afwentelen op de homofielen. De mens is naar Gods Beeld geschapen, maar als het goed is zullen wij allen ons mens-zijn ervaren als een gevolg van de breuk die er gekomen is tussen God en de mensen. Oók de homofielen. Hun kruis is bijzonder zwaar, maar de ware gelovige, wie hij ook is, vindt de kracht in de Heere Jezus om zijn kruis te dragen. Daarop mogen en moeten we wijzen. Dit is geen liefdeloosheid, zoals vaak verweten wordt, maar ware christelijke liefde. Helaas heeft de kerk in het verleden de homofiele mens aan zijn lot overgelaten en soms gebeurt dit nog. Dat is zuiver onchristelijk. Maar nu dreigen veel christenen weer de boot te missen door hun homofiele naaste niet te wijzen op de enige verlossing: het kruis op Golgotha. God haat de zonde, maar Hij heeft de zondaar lief.
Ik dacht daarom te mogen zeggen dat de Heere de homofiele mens nooit zal verwerpen om zijn geaardheid. Maar Hij keurt de zonde af, ook de homoseksualiteit, Gods genade is echter zo groot dat Hij al onze zonden wil vergeven, ook de homoseksualiteit. Die vergeving te kennen betekent: niet volharden en doorgaan met onze zondige daden, maar een voortdurend daartegen strijden. Dan vinden we de overwinning niet in onszelf, maar in het Borgwerk van de Heere Jezus. Wil de homofiele mens als christen leven, dan zal hij het kruis van de onthouding op zich nemen en Christus volgen.
Dit kruis mag echter niet verzwaard worden door de houding van mede-christenen. Dat is in het verleden maar al te vaak gebeurd. Wanneer wij met harde veroordeling ons van onze homofiele naaste afkeren, dan vergroten wij zijn eenzaamheid en kunnen hem daarmee tot wanhoop brengen, ja zelfs tot zelfmoord. En dan zijn wij de moordenaars. Wij hebben hem gestenigd met onze stenen van onbegrip, afschuw en minachting. Laten we dan denken aan die zondige vrouw, die bij de Heere Jezus was gebracht en volgens de Joodse wet gestenigd moest worden. Het antwoord van Christus aan de omstanders is: wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen. En tegen de vrouw zegt Hij: Ik veroordeel u niet, maar ga heen en zondig niet meer.
Ontroerend getuigenis
Enkele maanden geleden heeft ds. Glashouwer voor de Evangelische Omroep gesproken over homoseksualiteit. Als reactie daarop kreeg hij een brief die hij in een volgende uitzending heeft voorgelezen. Op mijn verzoek heeft ds. Glashouwer mij deze brief toegestuurd, omdat ik hem graag voor deze artikelen wilde gebruiken. Hiervoor ben ik hem zeer dankbaar.
Deze brief, waarmee ik dit onderwerp wil besluiten, luidt:
„'k Had behoefte u een brief te schrijven in verband met wat u gezegd hebt over homoseksuele handelingen. Juist, omdat u de dingen bij hun naam hebt genoemd en wat God zonde noemt, ook door u als zonde is gesteld. Ja, een zonde, die in Leviticus 18 vers 22 bij name genoemd wordt met de daarbij horende straf: de doodstraf. Daarom vind ik het zo groot, dat u sprak over het dragen van de schuld en de dood van Christus tot vergeving voor hen, die met deze schuld aan de voet van het kruis komen. Dit trof mij diep. Zonde en genade, ook voor hen die zich hieraan schuldig kennen. Een ding werd voor mij een vraag. Welke geestelijke steun wordt aan hen gegeven, die met dit kwaad worstelen en het niet te boven kunnen komen?
Mijn persoonlijke ervaring, daar dit voor mij een worstelperk is geweest op leven en dood, waarin ik van geen mens steun kreeg of leiding, heeft mij hierover dieper door doen denken. Laat ik iets van mijn persoonlijke ervaring aan u mogen schrijven. Reeds heel jong lagen de kiemen van dit kwaad in mij. 'k Had hoop dat dit wel over zou gaan. Verkeerde verlangens naar jongens benauwden mij. Ik wist toen nog niet goed, wat dit eigenlijk was en schaamde mij ervoor, dat iemand dit zou merken. Op jonge leeftijd kregen de dingen van dood en eeuwigheid, verlangen om met God verzoend te worden, een overwicht, dat mij veel in het verborgen tot God dreef om verlossing en behoud. Hoewel de strijd met dit kwaad soms hevig was, kwam het niet tot daden, maar lag ook dit besloten onder: hoe zou ik zulk een groot kwaad doen en zondigen tegen God?
Maar er zijn later jaren op gevolgd van geestelijke inzinking. En dit bracht ook mee, dat ik in verzoeking bezweek. Dit is erger geworden. Elk toegeven aan de zonde vermeerdert de kracht der zonde. Wat was dit in mijn geestelijk leven een bitterheid en verdriet. 'k Weet ook, dat hierover veel is geschreid en geleden voor Gods aangezicht. 'k Heb nooit vrede met dit bestaan kunnen sluiten. Voor mij was het de engel des satans die mij met vuisten sloeg.
Temidden van struikelen, vallen en opstaan, was daar toch telkens een toevlucht tot Hem, Die gekomen is om de wereld des duivels te verbreken. Wat was ik soms moedeloos over deze onverhoorde gebeden. En dan was er een stem: „Geef het maar op, het helpt toch niet", enzovoort. Maar al nam ik mij dat voor, ik kon niet buiten Christus en Zijn liefde. En al waren Zijn beloften voor zondaren mij dikwijls tot een bemoediging en werd opnieuw de keuze om Hem alleen te dienen en lief te hebben, gedaan. Totdat God met ontzaglijke dingen door en om deze zonde in mijn leven is gekomen en ik tijdelijk en geestelijk een ruïne werd.
Ik moest God billijken en Zijn rechtvaardig oordeel, ja, had de eeuwige dood verdiend. Toen dit doorkwam met verlies van al mijn bevinding en godsdienst, alleen maar zonde, kwam Christus in mijn hart. Dat Hij met de misdadigers was gerekend om Zijn ziel te stellen tot een rantsoen voor velen, bespot, geslagen, in Zijn aangezicht gespuwd, omdat Hij in mijn plaats daar stond en leed, wat ik eeuwig lijden moest. Hij was in mij, ik was in Hem. Mijn zonde maakte mij tot een vloek. Hij was tot een vloek geworden voor ons. Daar werd de last van mijn schuld van mij afgewenteld en ging ik vrij uit. Nu is mijn leven met Christus verborgen in God. Hij alles, ik niets meer.
Maar nu de grote genade: ik dacht dat ik eerst moest overwinnen om Hem te ontvangen. Maar hij heeft mij zalig gemaakt, zoals ik was. Ik heb voordien altijd geworsteld om niet zo te zijn. 'k Weet nu dat ik dit kruis zal moeten dragen, zoals ook Paulus het zijne. Het gebed om verlossing van iets dat de zaligheid in de weg stond, niet verhoord, maar „Mijn genade is u genoeg".
De kracht van het Kruis heeft ook de kracht van de zonde gebroken. Wat voornemens niet konden, is door het met Hem gekruist worden gebeurd. Nu kan ik en mag ik door Gods genade getuigen, dat die zonde niet meer heerst. Dus begrijp mij goed, ze is mij bitterder geworden, deze zonde, dan de dood. Ik kan alleen Gods genade bewonderen, dat Hij deze diepe weg met mij heeft willen houden. Het geheim van Zijn plaatsbekledend werk in mijn hart een plaats heeft willen geven. Maar ook de kracht der zonde heeft willen breken. De sporen van die diepe weg, die God hield, zijn nog in mijn leven achtergebleven. Maar de genade van verlossing heeft de pijn eruit weggenomen.
Dominee, u hebt de kans deze mensen door uw woord te benaderen. Vertel het hen, dat ook Christus zulken wil horen, redden en verlossen; ook die gebondenen, die er zich bij neergelegd hebben en die zich zonder schroom uitleveren, zou ik toe willen roepen, dat in de ontmoeting met Christus en de doding der zonden meer vreugde ligt dan in al de voldoening der begeerlijkheden. Ook voor hen is er bij die Zaligmaker verlossing van dit kwaad, want het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, wast en reinigt van alle zonden".
1. Voor alle duidelijkheid wil ik even venmelden dat ds. Glashouwer mij alleen de tekst van deze brief heeft toegestuurd, zonder dat hij de naam van de briefschrijver heeft bekendgemaakt.
2. Alle in deze arttkelen vermelde boeken zijn in de boekhandel te koop. Alleen het rapport van de gereformeerde kerken is te bestellen bij het Alg. Kerkelijk Bureau, Wilhelminapark 2, Utrecht.
Deze tweede bijdragen van mevrouw drs. S.T. Van Malkenhorst-Visser vormt een poging tot beoordeling van de verschijnselen zoals die in het vorige artikel beschreven werden. Beide artikelen moeten als een geheel worden gezien.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 april 1972
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 april 1972
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's