Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Homofilie en homosexualiteit (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Homofilie en homosexualiteit (1)

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laatst was ik een avond op bezoek bij een kennis van me: een man, rond de dertig, niet getrouwd. Na enige tijd kreeg ons gesprek een zeer persoonlijk karakter. Hij heeft geen ouders meer en woont alleen. Zijn enige broer is getrouwd en vader van enkele kinderen. Op de middelbare school kwam de vraag op hem af: wie ben ik eigenlijk? De jongens praatten over meisjes. Dacht ik daar ooit over na? Het is toch wel leuk een vriendinnetje te hebben; ja, zelfs een prestigekwestie. Je kunt erover opscheppen tegenover je vrienden. Zo vroeg ik een meisje uit mijn klas, een leuk kind. In de eerste weken groeide er een fijne vriendschap tussen ons. Maar... na verloop van tijd wilde dit meisje dat we ook lichamelijk intiemer met elkaar omgingen. En ineens stond ik voor een muur. Dat kon ik niet. Daar had ik zelfs een afkeer van.

En ik maakte een eind aan deze vriendschap. Voelde ik me niet tot meisjes aangetrokken? Ik wist het niet. Wel heb ik een jongen uit m'n klas een brief geschreven en gevraagd of hij mijn vriend wilde worden. Hij had een geweldige aantrekkingskracht op me, zelfs lichamelijk. Die brief werd negatief beantwoord. Na deze twee ervaringen, teleurstellingen mag ik wel zeggen, stond ik nog sterker voor de vraag: wie ben ik eigenhjk? Ik durfde er met niemand over te praten. Wat zouden ze wel van me denken? Zelfs niet met m'n ouders, die nog leefden. Ook niet met m'n moeder, hoewel ik zeer sterk aan haar gebonden was en we er samen veel op uittrokken.

Na de middelbare school ben ik gaan werken. Werk waarin ik voldoende bevrediging vond. 'k Had verder ook fijne hobbies. In die tijd heb ik m'n ouders verloren en stond ik tamelijk eenzaam in de wereld. Maar je moet verder. 'k Had echter één belangrijk probleem: ik verlangde naar gezelligheid en geborgenheid, terwijl ik me toch niet tot meisjes voelde aangetrokken. Wat was dat toch? Deze vraag, waarover ik met niemand kon en durfde praten, werd gewoon een obsessie voor me. Zo zelfs dat ik ermee naar een psychiater ging. Die vertelde mij de keiharde werkelijkheid. Een realiteit die zich in al zijn vaagheid ook wel aan mij had opgedrongen. Maar ik duwde die gedachte voortdurend weg. En nu werd het me door die psychiater hoorbaar gezegd: je bent homofiel! Sprakeloos was ik. Ik kon slechts met moeite uitbrengen: en wat nu? Probeer het te aanvaarden. Je bent nu eenmaal zo en daar is niets aan te veranderen. De meeste mensen voelen zich aangetrokken tot het andere geslacht. Jij bent een van de weinigen bij wie dit niet het geval is. Je voelt je als man aangetrokken tot een man. Ook bij vrouwen komt dit voor. Dat heet homofiel zijn: behoefte hebben aan contact met iemand van je eigen geslacht. Aanvaard jezelf zoals je bent en probeer je eenzaamheid te doorbreken door een vaste vriend te zoeken.

Kan dat?

Samen met een man door het leven! Kan dat? Mag dat? Ik had een christelijke opvoeding gehad. Wat zegt de Bijbel hierover? Het Oude Testament spreekt over doodstraf. Ook in het Nieuwe Testament wordt het afgekeurd. Heel voorzichtig probeerde ik er met mijn familie over te praten: allemaal kerkelijk meelevende mensen, christenen! Ze wisten niet wat ze hoorden. Met de woorden Sodom en Gomorra keerden ze zich van me af. Ik hoorde er niet meer bij. Ouders had ik niet meer. Op mijn familie hoefde ik niet te rekenen. Waarschijnlijk had een van mijn kennissen in de gaten dat ik nogal in de knoei zat. Daarom stuurde hij een predikant op me af. Vurig hoopte ik dat hij me verder kon helpen. Maar van een geestelijk gesprek was absoluut geen sprake. Deze predikant, die kennelijk dezelfde geaardheid had als ik, was alleen maar op een avontuurtje met mij uit. Ik heb hem vierkant de deur uitgezet en voelde me van alle mensen verlaten. Ik ging nog wel naar de kerk, maar ook daar voelde ik me niet meer aangesproken. En geleidelijk aan is m'n kerkgang minder geworden. Nu ga ik helemaal niet meer. Wel lees ik nog uit de Bijbel.

Ik ging boeken lezen over de homofiele mens om meer duidelijkheid te krijgen over mijn eigen geaardheid en wat ik daarmee aan moest. Verder zocht ik contact met jongens die net zo waren als ik. Niet in de eerste plaats om mezelf helemaal aan die jongens te geven, maar om toch nog een band met mensen te voelen. Want verder moest ik m'n zo-zijn voor anderen verbergen. En wilde ik erover praten, dan lieten ze me in de kou staan. Deze jongens niet. Ze waren net als ik en hadden ook met de vraag geworsteld: en hoe nu verder?

Door deze gesprekken en door het lezen van boeken ging ik ook de Bijbel anders lezen. Langzaam aan groeide bij mij de gedachte dat God mij niet veroordeelde. Ik ben nu eenmaal zo geschapen en daar kan ik niets aan doen. God heeft mij deze geaardheid gegeven en daarom is het voor mij niet tegennatuurlijk, wanneer ik in alle opzichten met een man samenleef. In de Bijbel worden alleen die mensen veroordeeld, die zich tot het andere geslacht voelen aangetrokken, maar desondanks door allerlei uitspattingen tot homosexualiteit kwamen. Zij handelden tegen hun natuur in. Ik niet. En daarom zal God mijn gedrag goedkeuren. Met andere woorden: mijn homofiele neigingen mag ik in daden omzetten: de homosexualiteit.

Behalve het feit dat ik zo geschapen ben, is het voor mij ook steeds duidelijker geworden dat in de liefde, in welke vorm deze zich ook uit, geen sprake kan zijn van zonde. Ik doe er immers mijn naaste geen kwaad mee. En wat Paulus erover zegt, daarmee moeten we ook voorzichtig zijn. Die mening gold voor zijn tijd en het was bovendien zijn eigen mening. 

Zo heb ik dus de homofilie èn de homosexualiteit in mijn leven aanvaard. Dat heeft z'n tijd nodig gehad, maar ik ben er nu gelukkig mee. Ik kan er ook over praten, zoals nu met jou. Niet dat je ermee te koop behoeft te lopen, wat velen helaas wel doen. Met zo'n provocerende houding doen ze meer kwaad dan goed. Maar als het nodig is durf ik ervoor uit te komen. Wel moet je in je werk voorzichtig zijn. Ik zal bijvoorbeeld niet gauw van baan veranderen. Want zeg je dan eerlijk wie je bent, dan kan dat voorgoed een streep door je sollicitatie betekenen. Ik blijf waar ik ben en daar gaat het goed.

Al met al ben ik een gelukkig mens. Natuurlijk zijn er ook in mijn leven nog wensen en verlangens. Ik zou bijvoorbeeld graag het gewone gezinsleven kennen: een vrouw met een paar kinderen in huis. Maar ik moet er niet aan denken dat ik deze kinderen zelf zou moeten verwekken. Het gezinsleven trekt me om de gezelligheid, het verzorgd worden en het ook voor anderen mogen zorgen. Verder zou ik ook graag een vaste vriend willen hebben Maar die heb ik nog niet gevonden. Misschien komt dat nog.

En verder?

De weergave van dit gesprek is nog niet af. Dat doet er ook niet toe. Mijn bedoeling van het voorgaande is u zo nauw mogelijk te betrekken bij de ontmoeting met een mens, die tot de ontdekking gekomen is dat hij homofiel is. Want deze man is niet de enige. Op de terugweg in de auto was dit gesprek natuurlijk geen moment uit mijn gedachten. En onwillekeurig dacht ik ook aan andere voorvallen. Aan mensen die, qua levensovertuiging, tot de kring van de RD-lezers zouden kunnen behoren. Een man die enkele jaren geleden om zijn homofiel-zijn zelfmoord gepleegd heeft. Een jongen die mij eens vertelde waarmee hij in de knoop zat: hij werd voortdurend lastig gevallen door een man uit zijn eigen kerkgenootschap. En nog wel iemand die aan het Avondmaal deelnam. Hoe kan dat? Iemand anders die in het kerkelijk leven zeer gezien was, maar met zijn geaardheid geen raad wist en binnen de kerk niet de ruimte en de bereidheid vond daarover te kunnen praten. Ouders, die al lang iets aan hun zoon gemerkt hadden, maar er moeilijk achter konden komen wat er aan de hand was. Totl ze hoorden dat hij homofiel was.

Zo is het voor ons allen mogelijk, dat we op een dag een dergelijke ontmoeting hebben. Misschien gaan we zelfs wel met zo iemand om, zonder dat we van dit probleem afweten. Misschien komt een predikant ineens in contact met een mens in deze nood, of een ouderling op huisbezoek. Ja, ook als ouders kunnen we hiermee te maken krijgen. Ook bestaat de kans dat er mensen zijn die bij het lezen van dit artikel moeten zeggen: dit is mijn probleem.

Genoemde ontmoeting plus de ervaring met anderen hebben mij ertoe gebracht hierover te schrijven. Het is een aktueel probleem, ook onder ons, al denken we misschien van niet. Ook een veelzijdig probleem. En dan ben ik er mij van bewust dat ik geen theoloog ben, geen medicus, geen psychiater, geen ethicus. Daarom ben ik ook niet bij machte deze vraag maatschappelijk, theologisch en pedagogisch volledig te doorlichten. Maar ondanks deze beperkingen acht ik het nodig hierover in alle voorzichtigheid te schrijven.

Ik wil u iets zeggen over homofilie en homosexualiteit: wat is de werkelijkheid? Wat zijn de oorzaken? Is het te genezen? Welke wegen worden als oplossing aangewezen, zowel binnen de kerk als daarbuiten? Hoe mogen en moeten we hierin als ouders en andere opvoeders handelen? Welke betekenis kan deze geaardheid voor de mens hebben? Welke gevaren brengt het moderne denken met zich mee maar ook welke kracht en troost kan het Woord van God deze mensen bieden en welke weg wijst de Bijbel naar onze mening, zowel voor de homofiele mens als ook voor die mensen die met hem omgaan? Dit alles is natuurlijk niet in één keer te behandelen. Vandaar dat ik er twee artikelen over wil schrijven die samen één geheel vormen.

In de publiciteit

Wanneer u nog nooit iemand met een homofiele gerichtheid persoonlijk ontmoet hebt, is het toch zeer waarschijnlijk dat u over hen wel gehoord en gelezen hebt. Er is nl. de Nederlandse vereniging van homofielen: het COC. Deze afkorting betekent: Cultureel en ontspanningscentrum. Het COC heeft pas z'n vijfentwintig-jarig bestaan gevierd en treedt nogal in de publiciteit. Maar dikwijls op zo'n provocerende wijze dat bij velen gevoelens van afkeer opkomen. Met het gevaar dat de houding tegenover mensen die homofiel zijn slechts door deze gevoelens bepaald wordt. Laten we daar echter zeer voorzichtig mee zijn. Van het totaal aantal homofielen in ons land is slechts een zeer gering percentage lid van deze vereniging. Een zodanig optreden in het openbaar wordt door de meesten afgekeurd en zelfs betreurd. De homofiele mens hoopt op een veranderende houding van omgeving en maatschappij, maar ziet door het beeld, wat deze vereniging toont, helaas dikwijls juist het tegendeel ontstaan.

Daarom, wat van deze mensen in het nieuws komt, mag niet representatief genoemd worden. Velen zoeken met moeite hun eigen weg, soms samen zonder dat anderen er iets van afweten, soms helemaal alleen. Over hèn wil ik het hebben, want wat is de werkelijkheid?

De werkelijkheid

Mensen die homofiel zijn. Dit woord is van Griekse oorsprong: homo betekent gelijk, hetzelfde. Enfileoo is liefhebben. Dus het zich aangetrokken gevoelen tot mensen van hetzelfde geslacht, in tegenstelling tot de meerderheid, bij wie de liefde uitgaat naar het andere (hetero) geslacht: heterofiel.

Hoe groot het percentage homofielen is dat niet naar deze geaardheid leeft, is naar mijn weten niet bekend. Maar wanneer men inderdaad tot sexuele gemeenschap met iemand van hetzelfde geslacht komt, in welke vorm dan ook, spreken we van homosexualiteit. Deze twee woorden wil ik steeds in deze betekenis gebruiken om misverstand te voorkomen.

Het aantal homofielen wordt geschat op ongeveer vijf procent van de bevolking. Dat betekent voor ons land 650.000. Uit een onderzoek, verricht in 1969, bleek dat 90.000 van hen getrouwd zijn. Een verbazingwekkend groot aantal gehuwden. Maar dit wordt begrijpelijker, wanneer we bedenken dat tot voor kort — en soms ook nu nog wel — geadviseerd werd toch maar te trouwen. Dan zou deze geaardheid vanzelf wel overgaan. En verscheidenen hebben dit advies opgevolgd of zelf deze weg gekozen. Voor velen echter een weg van diep verdriet voor beide partners en soms een kruis voor het gehele gezin.

Mensen die homofiel zijn, komen voor onder alle lagen van de bevolking, zowel binnen de kerken als daarbuiten. En niet alleen onder mannen, maar evenzeer bij vrouwen. Deze laatste groep valt minder op. Ten eerste omdat een ongehuwde vrouw meestal gezien wordt als iemand, voor wie geen serieuze huwelijkspartner is komen opdagen. En ten tweede vindt men het in onze samenleving heel gewoon dat twee vriendinnen samenwonen. Dat kan inderdaad gebaseerd zijn op vriendschap zonder meer, maar het is niet altijd zo. Komen daarentegen twee vrienden tot het besluit samen een huis te huren, dan kijkt de omgeving daar toch wel vreemd tegenaan. Terwijl ook het samenwonen van twee vrienden louter op vriendschap kan berusten.

Wist u dat onder de totale Nederlandse bevolking gemiddeld per dag vijf mensen zelfmoord plegen? Dat betekent 2.000 per jaar. Zouden we daar de mislukte pogingen nog bijrekenen, dan is er zelfs sprake van 10.000 per jaar. Dit betekent dat er meer zelfmoordenaars dan moordenaars zijn. Zelfmoord komt zelden of nooit in de krant te staan. Daardoor staan we er misschien minder vaak bij stil: mensen die, om welke reden dan ook, geen moed meer hebben om verder te leven. Naar verhouding ligt het zelfmoordcijfer bij homofielen vijf maal zo hoog als onder de rest van de bevolking. De dood verkiezen boven de strijd tegen de homofiele geaardheid; een gevolg soms van het niet meer opgewassen zijn tegen de gewetensnood; de dood als enige uitwijkmogelijkheid zien voor de ondragelijk geworden eenzaamheid of voor het vernietigende en niets ontziende oordeel van anderen.

Graag wil uit het boek „Ook wij zijn homofiel", vorig jaar verschenen bij Bosch en Keuning, het volgende citeren van een homofiel, die zelf de weg van de onthouding gekozen heeft: „Nu ik midden vijftig ben en ik als homofiel de balans opmaak van het leven dat achter mij ligt, kan ik zeggen dat deze weg wanhopig zwaar en moeilijk is geweest. Niet alleen de ontdekking en het ermee moeten leven, maar in veel ergere mate de haat en verachting van de mensen, speciaal die der „vromen". Alsof we leven als beesten, terwijl we het in werkelijkheid proberen te aanvaarden als een kruis door God Zelf je opgelegd, dagelijks biddend: bewaar me Heere, geef me de kracht om ook het laatste eind van mijn leven te volbrengen in gevolge uw opdracht".

Oorzaken

Hoe komt het dat er mensen zijn die zich vooral of uitsluitend tot hetzelfde geslacht aangetrokken gevoelen? Bij het zoeken naar een antwoord op deze vraag tast de medicus, de psychiater, de psycholoog en ook de pedagoog nog in het duister. De medische wetenschap heeft tot nu toe geen enkel overtuigend bewijs kunnen leveren dat hier duidelijk sprake is van een lichamelijke-aanlegfactor, hoewel sterk rekening gehouden wordt met deze mogelijkheid. Zou dit een van de oorzaken kunnen zijn, dan zoekt men het in de chromosomenstructuur en/of in de samenstelling van de hormonen.

Voor ons allen geldt dat ons mens-zijn niet alleen een kwestie is van aanleg, evenmin als dat we slechts het produkt zijn van onze opvoeding en verdere omstandigheden, samengevat in het woord milieu. Zowel aanleg als heeft zijn hun invloed doen gelden op ons mens-zijn.

Zo zegt dr. M. Zeegers in het zojuist verschenen rapport van de gereformeerde kerken „Over mensen die homofiel zijn": „Er zijn naar de huidige inzichten in de aanleg gegeven factoren naast in het leven verworven, vooral psycho-sociale factoren, die tot de homofiele (er staat homosexuele) gerichtheid bijdragen. In sommige gevallen overheerst meer de aanleg, in andere meer het verworven zijn". Zou deze theorie inderdaad juist zijn, dan kunnen we in feite over twee vormen van homofilie spreken: a) kernhomofilie, waarin de aanleg de overheersende rol speelt en b) pseudohomofilie, vooral ontstaan door diverse ervaringen in het leven. Zo heeft men bijv. wel geconstateerd dat een sterke binding tussen zoon en moeder en dochter en vader tot pseudohomofilie kan leiden. Deze pseudohomofilie zou zich dan wel voor het zestiende jaar gevormd hebben, omdat de mens op latere leeftijd op dit terrein niet meer echt te beïnvloeden en om te vormen zou zijn. Vandaar dat homofilie, ontstaan door verleiding op latere leeftijd, als mogelijkheid uitgesloten wordt.

We dienen hierover echter in alle voorzichtigheid te denken en te spreken, omdat niets hieromtrent met zekerheid vaststaat.

Genezing

De vraag of homofilie te genezen is, hangt ten nauwste samen met de mening omtrent de oorzaken hiervan. Zoals gezegd houdt men in de medische wetenschap sterk rekening met de mogelijkheid dat homofilie in meer of mindere mate in aanleg aanwezig kan zijn, waarbij dan invloeden van buitenaf op deze in aanleg aanwezige mogelijkheid inwerken, zodat deze mogelijkheid inderdaad tot een eigenschap, een geaardheid, kan uitgroeien. Tot nu toe heeft echter geen enkel medicijn, ook geen behandeling met hormoonpreparaten, de gewenste verandering in de geaardheid tot gevolg gehad. Wel geeft dr. M. Zeegers in het reeds eerder genoemde rapport toe dat in een enkel geval een psychotherapeutische behandeling effect kan hebben. Maar dat behoort volgens hem tot de uitzonderingen.

Geheel anders denkt drs. J. A. M. Dorpmans, klinisch psycholoog te Oegstgeest, hierover. Hij is er stellig van overtuigd dat homofilie als neurotische stoornis te behandelen en te genezen is. In zijn praktijk kan hij hiervan voorbeelden noemen. Tot zijn teleurstelling moet hij constateren dat andere specialisten dan direct klaar staan met het antwoord: dan waren dat geen kern-, maar pseudohomofielen. Drs. Dorpmans gelooft niet in deze onderscheiding. Het is zijn onwrikbare overtuiging dat homofilie door een psychotherapeutische behandeling te genezen is, hoewel ongeveer de helft van degenen, die zich voor homofilie tot hem wendden, de behandeling voortijdig afgebroken hebben. Diegenen echter, die doorgingen met de behandeling, zijn allen van hun homofiele gerichtheid genezen. Men kan echter alleen onder die voorwaarde genezen worden, wanneer men ook zelf gelooft dat het kan en ook werkelijk van deze gerichtheid verlost wil worden. Ik hoop dat drs. Dorpmans gelijk heeft, zodat velen op deze wijze genezen kunnen worden.

Vanuit een heel andere hoek komt de overtuiging dat genezing mogelijk is door geloof en gebed. Ik wil deze mogelijkheid zeker niet uitsluiten. Anderzijds wil ik ruimte laten voor de onverhoorde gebeden, waarvan de Bijbel ons ook spreekt. Paulus, een man met een sterk geloof, heeft drie keer gebeden of de Heere die doorn uit zijn vlees wilde halen. Toch is dit gebed niet verhoord. De Heere legt ons soms een kruis op, waarvan wij graag verlost willen worden, terwijl dat toch niet gebeurt. Daarmee heeft God zijn wijze bedoelingen, die wij dikwijls niet begrijpen, maar waarop het enige juiste antwoord is: in vertrouwen gelovig aanvaarden, het kruis opnemen en Christus volgen.

Dit eerste artikel is geschreven met de bedoeling u nader in contact te brengen met het probleem van de homofilie en de homosexualiteit; een beschrijving van datgene wat in de realiteit van het leven kan gebeuren en hoe men zowel ten aanzien van de vraag naar de oorzaken hiervan als de vraag naar mogelijke genezingen, geen eensluidend antwoord heeft gevonden. Een weergave zonder enig waardeoordeel. In het zaterdagnummer van volgende week, wil ik nagaan welke raad deze mensen vandaag door velen gegeven wordt. Maar ook welke weg naar mijn mening de Bijbel ons wijst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1972

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's

Homofilie en homosexualiteit (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1972

Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's