Splegel-II
Wat heb ik dan met de mensen Ie maken, dat zij mijn belijdenissen moeten horen, alsof zij het zijn, die al mijn zwakheden zouden genezen? Terwijl ze nieuwsgierig zijn om het leven van een ander te vernemen, zijn zij traag om het hunne te verbeteren. Waarom verlangen ze van mij te horen wie zijzelf zijn? En hoe weten zij wanneer zij van mijzelf over mijzelf horen, of ik de waarheid spreek; want niemand van de mensen weet hetgeen des mensen is, dan de geest des mensen, die in hem is? Indien ze echter van U horen over zichzelf, kunnen ze niet zeggen: „De Heere liegt". Want wat betekent van U horen over zichzelf anders dan zichzelf leren kennen? En wie leert zichzelf kennen en zegt dan: „Het is onwaar", tenzij hij zelf liegt? Maar daar de liefde alle dingen gelooft, althans te midden van hen die zij met zich tot een eenheid samenbindt, belijd ook ik U, o Heer, zo, dat de mensen het horen, aan wie ik niet kan bewijzen dat ik de waarheid belijd: maar zij geloven mij, wier oren de liefde voor mij opent.
Augustinus „Belijdenissen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1971
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1971
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's