Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Adhesie Herv. Synode voor „Getuigenis" zou een ramp zijn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Adhesie Herv. Synode voor „Getuigenis" zou een ramp zijn

Open brief van 22 Groningers:

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het aantal reacties op het „Getuigenis" van „zes" hervormde vooraanstaande figuren, onder wie prof. dr. G. C. van Niftrik, prof. dr. H. Jonker en prof. dr. G. P. van Itterzon, schijnt een zichzelf versnellende stroom te worden. Wij hadden gehoopt zaterdag j.l. een afsluiting te geven, maar thans bereikte ons nog een tweetal reacties die een nieuw element in de discusie voegen. De eerste open brief is van 22 hoogleraren en andere docenten van de Groningse theologische faculteit en van predikanten uit de stad Groningen en omgeving. Hun bedoeling is een polarisatie tegen te gaan die zou kunnen toenemen als gevolg van het „Getuigenis", zoals zij menen.

De tweede open brief is van ds. C. J. Labuschagne, die een persoonlijke brief aan de hervormde synode richtte en die elders op deze pagina is opgenomen. Hij heeft eveneens de eerste open brief ondertekend. 

De tekst van de brief, die 8 november is gedateerd, luidt letterlijk:

„In een „Getuigenis aan de gemeente van Jezus Christus" (oktober 1971)  hebben prof. dr. G. P. van Itteraon c.s. stelling genomen tegen enkele stromingen van deze tijd. Aangezien het ons uit persberichten gebleken is dat u in uw komende vergadering het getuigenis wilt bespreken, achten wij het nodig u onze inzichten kenbaar te maken. Hoewel wij erkennen dat er waarheidsmomenten in dit getuigenis voorhanden zijn, omdat wij er onder  andere ook van overtuigd zijn dat de theologie niet tot antropologie  en maatschappijkritiek gereduceerd mag worden, menen wij dat het getuigenis op een aantal fundamentele punt en faalt, met name ter zake van de maatschappelijke relevantie van het geloven en belijden. 

TE SPIRITUEEL

1. Het getuigenis geeft blijk van een al te spiritualistische geloofsopvatting, hetgeen leidt tot een eenzijdig op de individu gerichte visie op mens en maatschappij. Dit komt onder andere naar voren in uitspraiken als: „het Christelijk geloof is in de eeiste plaats een persoonlijke zaak van wedergeboorte, geloof en bekering; zioails ook de zonde a'Mereerst een persoonlijke aangelegeoheid is en eerst daarna een collectieve (blz. 7v) en in de bewering dat in de Bijbel de mens „allereerst als verantwoorlijik enkeling voor God en de medemens gesteld" wordt (blz. 3) en dat de prediking zich „allereerst met de noden van de enkeling" zal moeten bezigbouden fblz. 8). Wij zijn van oordeel dat de opstellers van het getuigenis de bijbelse gedachte van het in en voor de wereld functionerende verbond van God met zijn volk geheel en al uit het oog verliezen, wanneer de enkeling op deze wijze tegen de gemeenschap wordt uitgespeeld. 

WIL VAN GOD

2. Wij moeten er met de grootste nadruk op wijzen dat er in dit getuigenis met geen woord gerept wordt over, of zelfs gevraagd wordt naar, de wil van God hier en nu, of naar de taak, verantwoordelijkheid en roeping van de mens. Onder volstrekte erkenning van het feit dat God ons het volkomen heil voor enkeling en gemeenschap in Christus geschonken heeft, vragen wij ons af hoe men kan opkomen voor de eer van God zonder ernst te maken met de wil van God zoals die tot uitdrukking komt in de eisen van het Evangelie. In dit stuk worden het appèl van het Evanigelie aan de mens en de verantwoordelijkheid van de mens totaal ontkracht, wanneer, uit vrees voor werkheiligheid, denigrerend over het med'S-arbeider zijn van de mens wordt gesproken. Een van de grote tekorten in het getuigenis is dat er nauwelijks begrip en waardering opgebracht wordt voor, en hoegenaamd geen solidariteit — al was het maar een solidariteit in schuldbesef  en verootmoediging —  betoond wordt met hen die zich bij uitstek bezighouden met de maatschappijkritiek. Wie durft beweren dat God hen niet ook in dienst kan nemen om de kerk haar roeping voor deze tijd te laten zien? 

VERZOENING

3. De opstellers van het getuigenis zien schuld en verzoening uitsluitend als een zaak tussen God en mens en verliezen zodoende uit het oog dat schuld en verzoening evenzeer een reële werkelijkheid zijn tussen mensen onderling. Weliswaar is de verzoening tussen God en mens het fundament van de verzoening tussen mens en mens, maar dit betekent niet dat dit laatste minder belangrijk zou zijn. Alle scheidsmuren worden in de verzoening geslecht. Wie dit niet erkent, speelt onvermijdelijk in de kaart van de voorstanders van de apartheidsideologie en van elke andere verzoenmgsloze politiek. ALs men de verzoening zo individuaJlistiisch opvat als de opstellers doen, dan is het volstrekt niet vanzelfsprekend dait „wie uit de tjoor Hem verworven verzoening leeft, niet in onmin en haat met zijn naaste (zal) kunnen leven". Zonder daadwerkelijke verzoening tussen mensen onderling in de samenleving kan een christelijke ethiek nauwelijks functioneren.

HISTORIE

4. Wanneer de opstellers van het getuigenis ontkennen dat de geschiedenis en de historie zullen uitmonden in het koninkrijk Gods, moeten wij vragen of de verhouding van meniselijke historie en koninkrijk Gods wel zo uitsluitend negatief .is. Dwaalt het „volk onderweg" doeloos in de woestijn der geschiedenis voort, of leidt God dit volk naar zijn rijk? Is de gescliiedenis aMeen maar een wachten tot het aanbreken van het rijk Gods, of heeft God een bedoeling met de geschiedenis en leidt Hij die naar zijn doel? Wij vrezen dat met dit getuigenis in de hand de uitvlucht te verdedigen zou zijn, als zou nu nog niet gelden wat eens zal zijn. Een dergelijke uitvlucht kan men bijvoorbeeld in Zuid-Afrika veel horen. Wij menen echter dat deze lapidair weerlegd moet worden: Gods rijk is nog niet volkomen present, maar geldt al wel.

DOCTRINA DER KERK?

5, Wij zijn ervan overtuigd dat huns ondanks de opstellers" van het getuigenis een heilloze en onvruchtbare polarisatie in de hand wenken, niet in het minst omdat ziij de mogeilijkheid van een dialcog onvoldoende openhouden. Wij zouden het een ramp voor de kerk vinden wanneer dit getuigenis door de adhesie van de synode verheven zou worden tot een stuk waaruit men de doctrinia van de kerk in het heden zou kunnen leren kennen. Daarom vragen wij u in uw defenitieve stellingname een open oog te hebben voor de waarheidsmomenten van de verschillende standpunten en zodoende de dialoog weer tot stand te brengen,

OPSTELLERS

De 22 ondertekenaars zijn in volgorde van ondertekening: Prof. dr. H. G. Hubbeling, Prof. dr. F. R. J. Knetsch, Dr. C. J. Labuschagne, Ds. P. J. de Bruijn, Drs. G.' Caizemier, Prof. dr. W. F. Dankbaar, Ds. J. W. Fase, Ds. J. J. Franck, Dr. A. van Haaillem, Dr. A. C. Honders, Drs. T. Kruyne, Ds. F. Mooi, Ds. F. Offringa, Drs. R. Ooet, Ds. J. van Oyen, Dr. H. H. Hosin, Drs. K. W. Slik, Drs. R. Veldhuis, Dr. J. H. Viiielink, Dr. Jan Wit, v. d. m.. Prof. dr. A. S. van der Woude en Ds. H. L. van Zijl Langhout.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 november 1971

Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's

Adhesie Herv. Synode voor „Getuigenis" zou een ramp zijn

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 november 1971

Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's