Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DOSTOJEWSKI, denker van de crisis van het Christendom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DOSTOJEWSKI, denker van de crisis van het Christendom

Anderhalve eeuw geleden geboren

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 30 oktober — of volgens de nieuwe tijdrekening op 11 november — is het honderdvijftig jaar geleden, dat de beroemde Russische schrijver en denker Fjordor Michajlovritsch Dostojewski werd geboren. Deze auteur kreeg ook in de Westerse wereld grote bekendheid en zijn boeken zoals „Schuld en Boete", dat ook onder de minder juiste titel „Misdaad en Straf" in ons land verscheen, behoren nog steeds tot de veelgelezen wereldliteratuur. Ter gelegenheid van deze herdenking — het is tevens 90 jaar geleden dat hij overleed — schreef dr. F. de Graaff uit Hattem nevenstaande beschouwing. De biografische bijzonderheden komen daarbij niet zozeer aan de orde, maar het lijkt ons wenselijker de lezer een oordeel te bieden over het werk van deze grote schrijver dan u te vermoeien niet jaartallen en personalia. Wij mogen derhalve volstaan met op te merken, dat de aanvankelijke aartsrevolutionair in 1849 ter dood werd veroordeeld wegens samenzwering tegen de tsaar. Het vonnis werd op het allerlaatste moment — hij stond al op de executieplaats — gewijzigd in verbanning en verplichte militaire dienst. Na 10 jaar komt hij als gelouterd weer in de maatschappij en vanaf deze tijd begint zijn produktiviteit enorm toe te nemen. Naast de hier genoemde boeken schreef hij o.a. „De idioot", „Herinneringen uit het kelderruim", „Herinneringen uit een Dodenhuis", „De Vernederden" e.d. en talrijke kleinere verhalen.

Men kan zich afvragen, waarom de Russische schrijver Dostojewski (1821-1881) zulk een diepe indruk op de westerse wereld heeft gemaakt: De mensen, de toestanden, die hij beschrijft, zijn volkomen Russisch en daarom voor een westers mens op het eerste gezicht vaak vreemd en onbegrijpelijk. Toch hebben de grote denkers uit het westen Dostojewski als één der grootsten van de wereldgeschiedenis herkend. Om enkele voorbeelden te noemen: Nietzsche noemt hem „de psycholoog van wie ik iets leren kan". Oswald Sprengler, de schrijver van „Der Untergang des Abendlandes" voorspelt, dat het christendom van Dostojewski het enige christendom is, dat nog toekomst heeft.

Crisis der cultuur

Wat heeft de westerse geest in Dostojewski herkend? Het westen heeft in zijn bewondering van Dostojewski laten blijken, dat het instutief verstond, dat de eigen zaak in het geding was. Dostojewski is bezig met de crisis van de westerse cultuur. Hij heeft die crisis herkend als een crisis van het christendom. De crisis van het christendom heeft Dostojewski niet vanaf een veilige afstand bespiegelend beschouwd. Neen, die crisis heeft gestalte gekregen in zijn eigen leven. Eigenlijk is die crisis van het christendom het thema van al zijn romans. In „Schuld en Boete" stelt de hoofdfiguur Raskolnikow het probleem. Kan de enkeling een zelfstandige moraal scheppen, een moraal, die niet meer afhankelijk is van het overgeleverde christendom?

Bourgeois-moraal

Veile vrijdenkers menen, dat de moraal onafhankelijk van de religie kan bestaan. Dostojewski toont duidelijk aan, dat die moraal slechts een verbasterde rest van het christendom is. De bourgeoisie — en eigenlijk zijn volgens Dostojewski alle vrijdenkers typisch burgerlijke naturen, kan slechts leven bij de schijnheilige moraal, die slechts in de uiterlijke vormen enkele verbasterde resten van de christelijke moraal heeft bewaard.

Voor Raskolnikow is de weg van de bourgeoisie versperd. Het oude christendom schijnt voor hem ook geen weg meer. Hij meent, dat het genie, de waarachtig grote mens een nieuwe moraal kan scheppen. Napoleon heeft zichzelf de vrijheid toegekend om bloed te vergieten. Hij deed dit met zoveel zekerheid, dat hij hierin algemeen als iemand die wettig handelde werd beschouwd, ja hij werd er zelfs om bewonderd.

Raskolnikow meent nu in navolging van een genie als Napoleon ook een nieuwe moraal te kunnen scheppen. Het is voor hem duidelijk, dat het nodig is. In de door het oude christendom beïnvloede maatschappij verhongeren kinderen, moet Sonja om haar kleine broertjes en zusjes van de hongerdood te redden hoererij bedrijven, terwijl een oude woekeraarster haar zinloos leven voortsleept, door vele mensen in een naamloze armoede te storten. 

Napoleon

Raskolnikow wil tot een nieuwe moraal komen. In die moraal is het geoorloofd om de woekeraarster te doden en haar bezit uit te delen aan de hongerende kinderen. Eerst heeft Raskolnikow een artikel geschreven, waarin hij de nieuwe moraal theoretisch uiteenzet. Hij voelt échter wel, dat moraal geleefd moet worden. Hij wil zelf tot de daad komen. Dan komt de grote vraag: Wat brengt hem zo in onrust? Waarom heeft de oude moraal, die zoveel onrecht laat bestaan nog zo'n vat op hem? Is het de invloed van zijn moeder? Is Raskolnikow niet groot genoeg om naar de nieuwe moraal te kunnen leven? Moet men van het formaat van Napoleon zijn om dit te kunnen? Of heeft de moraal van het oude christendom toch een absolute betekenis, zodat men door haar te schenden niet alleen tegenover de maatschappij maar ook tegenover God zondigt? Het zijn alle benauwende vragen, die in hem opkomen.

Vertwijfeling

Tenslotte komt hij toch tot de daad. Hij vermoordt dé woekeraarster. Hij is echter zo onzeker, dat de moord hem in de grootste verwarring brengt. Ook voelt hij sterk, hoe onvrij hij in die daad is geweest. Om niet betrapt te worden, moet hij een tweede vrouw doden. Zij is echter onschuldig en zelf een zielige onnozele vrouw. Vanaf dit ogenblik wordt hij vervolgd door vertwijfeling. Het is tenslotte voor hem een bevrijding als hij, door de politie-inspecteur tot bekentenis gebracht wordt. Deze inspecteur heeft zijn theorie begrepen. Het is voor Raskolnikow een bevrijding om in Siberië voor zijn daad, die hij als misdaad is gaan zien, te kunnen boeten.

Traditie

Dostojewski heeft hierin de grote crisis van het christendom in de moderne tijd gesteld. De vraag ligt er: wat doet Raskolnikow blij zijn met zijn straf? Is het een onmiddellijk contact met de levende God, waarin hij het gebod Gods verneemt, of is het slechts de kracht van de traditie, die nog in het geweten van Raskolnikow geborgen is? Als dit zo is, is Raskolnikow slechts een achtergeblevene, die leeft bij een erfenis van het oude christendom. Die erfenis zal echter door volgende geslachten opgeteerd worden. Dostojewski heeft met klem willen betogen, dat Raskolnikows daad een misdaad was, die om "straf vroeg. De vraag blijf echter. Is er slechts eerbied voor een nog voor beperkte tijd blijvende traditie of is er nog contact met de levende God? Of anders uitgedrukt: Wat onderscheidt de moraal van het huidige christendom principieel van de burgerlijke humanistische, die als verbasterde rest van de vroegere levende christelijke moraal is ontmaskerd? Hetzelfde thema komt op in „De gebroeders Karamazow".

Atheïst en Rus

Iwan heeft de moraal geanalyseerd. Hij ziet de noodzaak van het geloof, maar gelooft zelf niet meer in God. Aljosja leeft uit het oude christelijke gebod der liefde. Mitja, die in de hartstochten van het leven leeft, blijkt ook het geloof van Aljosja te bezitten. Toch blijft er de vraag: Zijn de broeders eigenlijk wel zo ongelijk? Is er een waar contact met God of kwam het slechts uit de resten van het oude christendom? Deze bange vraag spitst zich toe in „Demonen". De verschrikkelijke hoofdfiguur Stawrogin is atheïst. Toch moet hij voor Rusland de onmisbaarheid van het christendom erkennen. Hij zegt zelfs: „Een athest kan geen Rus zijn", en ,',wie niet orthodox is, kan geen Rus zijn."

Nog verder gaat Stawrogin als hij beweert, dat hij wel wiskundig kan aantonen, dat de waarheid niet in Christus is gelegen, maar dat hij dan toch liever voor Christus kiest, dan voor de waarheid. Met andere woorden: van de waarheid kan een mens niet leven. Christus is echter een noodzakelijke levensvoorwaarde. Zonder Hem verdwijnen alle normen. 

Socialisme

Het gesprek van Stawrogin en Sjatow, waarin dit alles besproken wordt, gaat naar een beslissend punt. De vraag komt ter sprake, wat bepaalt de cultuur der volkeren. „Geen enkel volk is georganiseerd op basis van wetenschap en verstand. Het is de grote dwaling van het socialisme, dat het wil betogen, dat een volk door verstand en wetenschap georganiseerd kan worden. Achter de volken en culturen drijven andere machten. Ieder volk heeft zijn eigen god. „God is de samengevatte persoonlijkheid van heel het volk van het begin tot zijn eindpunt beschouwd." „Ieder volk heeft daarom zijn eigen god. Het kenmerk van de ondergang van een volk is, als zijn god gemeengoed wordt van andere' volkeren". En dan verder: „Als goden algemeen worden, sterven de goden en het geloof in hen tegelijk met de volkeren zelf".

De Ware God

Dan komt echter de grote vraag. Als alle volkeren een andere god hebben, dan kan er slechts één volk zijn, dat de ware God kent. De vraag is: welk volk is dat? Dostojewski antwoordt: het is het Russische volk. Dan kan hij echter niet voorbij gaan aan een andere notie. Hoewel er in het werk van Dostojewski  anti-semitische trekken voorkomen, kon hij niet anders dan getuigen: „De Joden hebben de wereld de enige ware God nagelaten". Hier spreekt Dostojewski het uit: De God van Israël is de ware God. Het spitst zich alles toe op de ene vraag. Als Rus moet Dostojewski de God van Rusland als de enig ware erkennen. Hij verwerpt andere goden o.a. heel sterk de Roomse god, die in het westen zolang vereerd is. maar hij moet een uitzondering maken met het geloof in de God der Joden, de God van Israël. Misschien doet Dostojewski het ondanks zichzelf, maar hij doet het. Hoe langer hoe duidelijker moet het worden. De crisis in het christendom, dit is de crisis van de westerse cultuur, kan alleen overwonnen worden als er geloof is in de God van Israël. Dat is beslissend.

Laatste vragen

Dit komt duidelijk uit in het genoemde gesprek. Stawrogin vraagt aan Sjatow: Gelooft u zelf in God of niet? Sjatow antwoordt: „Ik geloof in Rusland, in de Griekse orthodoxie. Ik geloof aan het lichaam van Christus. Ik geloof dat de Here weder zal verschijnen in Rusland - maar in God?" In God? vraagt Stawrogin. Hier is de laatste vraag gesteld. Sjatow kan zoals een groot deel der christenen geloven in christelijk erfgoed. Hij kan erkennen, dat het

Nihilisme

Dostojewski laat duidelijk zien dat de brokstukken van het oude christendom, die nog geschonden bewaard worden in de bourgeoisie, maar in reinere vorm in de christelijke traditie aanwezig zal zijn, wel hun werking hebben: nog een lange tijd kunnen zij de chaos van het nihilisme tegenhouden. Zij kunnen oproepen na de misdaad tot de straf. Zij kunnen het geweten nog een tijd blijven vormen. Dostojewski toont het echter zonneklaar: het heeft slechts een beperkte toekomst. Dostojewski is geneigd om het erfgoed zo lang mogelijk te behoeden, maar ondanks deze neiging moet hij verwijzen naar de enige redding. Dat is het onmiddellijke geloof in de God van Israël. Dostojewski heeft de noodzaak aangewezen, maar hij heeft weinig over dit onmiddellijke geloof gezegd. Toch heeft hij het aangewezen als redding van de westerse cultuur wat de Reformatie veel eeuwen vóór Dostojewski heeft gedaan: het Geloof in de God van Israël, waarvan de Heilige Schrift getuigt, alleen! 

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1971

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's

DOSTOJEWSKI, denker van de crisis van het Christendom

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1971

Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's