CROMWELL Beschermer van het Geloof
Puritein en Onafhankelijk:
Er bestaat een beschrijving van het Engelse parlement in 1640 van de hand van Sir Philip Warwick, waarin het volgende voorkomt:
„Op een morgen kwam ik in het Engelse Lagerhuis, goed gekleed, en vond er een heer die ik niet kende en die aan het spreken was. Men kon hem zeer eenvoudig gekleed noemen, want hij droeg een stel kleren dat duidelijk het stempel droeg van door een slechte plattelands-kleermaker gemaakt te zijn. Zijn linnen kraag lag om en was niet schoon meer. Zij gestalte was tamelijk groot en zijn degen hing stijf tegen zijn zijde, zijn gezicht was rood en gezwollen en zijn stemgeluid scherp en onmelodieus, terwijl zijn gehele manier van spreken uiterst heftig was. Ik beken openlijk, dat mijn eerbied voor de grote raad sterk verminderde, want men luisterde met diepe eerbied naar deze man".
Gentlemen
Dit plattelands-parlementslid waarop hier gedoeld wordt, was Olivier Cromwell die later niet alleen de fijne hovelingen door zijn rondborstige taal zou verbazen, maar de gehele wereld door zijn wonderlijke kracht van handelen.
Cromwell werd op 25 april 1599 in de buurt van Cambridge geboren. Omtrent zijn afkomst heeft hij zelf gezegd: „Ik was van geboorte een gentleman en behoorde noch tot de hoge, noch tot de lage kringen der samenleving". Onder een „gentleman" verstond men in die tijd in Engeland een lid van de lagere adel, de grote klasse der heren, die in rang en rijkdom beneden de hoogadellijke hertogen, graven en baronnen stonden, maar die voor de samenleving meer betekenden. Deze klasse vormde de ruggegraat van het plaatselijk zelfbestuur, dat van oudsher in Engeland bestaansrecht had gevonden, en van het politieke leven dat zich vanaf de middeleeuwen rechtstreeks in het parlement had ontwikkeld.
Cromwell bezocht de Latijnse school, studeerde een Jaar lang aan de universiteit van Cambridge en trad dan in de voetsporen van zijn inmiddels overleden vader als gewoon landheer in zijn geboortestreek. In deze positie werd hij reeds vroegtijdig in beslag genomen door officiële aangelegenheden en posten van vertrouwen, maar tevens in hoge mate door godsdienstige bemoeienissen.
Puriteinen
Reeds de ouders van Cromwell waren door het Puritanisme aangegrepen, dat de Anglicaanse Kerk wilde zuiveren van alle Roomse overblijfselen in liturgie, ceremoniën, leer en kerkorde. De Puriteinen stelden aan ieder lid de eis der bekering die hen langs moeilijke wegen van berouw en veel schuldbelijdenis moe st helpen een wezenlijk christen te worden.
Ofschoon Cromwell vroeger een vrolijk jongeling was geweest, zijn de verhalen over zijn losbandig leven in Londen en elders die zijn tegenstanders later over hem hebben rondgestrooid, louter verdichtsel gebleken. Zij berusten dan ook voornamelijk op Cromwell's eigen woorden waarmede hij zijn wedergeboorte beschreef: „Ach, ik leefde in duisternis en hield van de duisternis, ik haatte het licht, maar God was toch barmhartig met mij". Vanaf de dag dat Gods licht voor hem was gaan schijnen, voelde hij een veel groter geluk en een innerlijke dankbaarheid, maar tevens de plicht om met alle macht God te gaan dienen. Die hem de genade geschonken had, welke nu aan hem bewezen was. „Wanneer ik", schrijft hij, „God kan eren, hetzij door te lijden, hetzij door te handelen, zal dat mijn grootste geluk zijn. Geen enkel arm schepsel heeft in waarheid meer reden dan ik om zich in dienst te stellen van de zaak Gods. Ik heb zulk een groot loon vooraf gekregen dat ik er zeker van ben nooit meer enige beloning te ontvangen".
Juist het deelnemen aan het politiek leven van die tijd moest een gelovig Puritein een grootse taak in dienst van God toeschijnen.
Stuarts
Koning Karel I die tot het huis der Stuarts behoorde en in 1625 de troon bestegen had, wenste evenals zijn vader. Jacobus I, en in overeenstemming met de politieke ontwikkeling die in deze tijd in andere Europese staten tot uiting kwam, het Parlement terzijde te schuiven en alleen te heersen. De macht wilde hij gebruiken om nieuwe belastingen te heffen, waarvan het Engelse volk de rechtmatigheid niet wilde erkennen en verder de kerkelijke eredienst inrichten op een wijze, die door de Puriteinen in hoge mate gewraakt werd. Zij wilden dat bij de diensten zo weinig mogelijk ceremoniën gebruikt zouden worden en dat de preek van de voorganger hoofdzaak zou zijn.
Daarentegen wilden de koning en zijn naaste omgeving die dagelijks aan het feestelijk hofleven deelnamen, ook 's zondags de kerkdienst tot een feest te maken. Zij wilden licht en kleuren en feestelijke ceremoniën zien, maar stelden niet veel belang in het aanhoren van een preek. Er bestond onder de Engelse bisschoppen en de overige geestelijkheid een „hoog kerkelijke" richting, die de kerk zoveel mogelijk in haar ritueel en uiterlijke gedaante tot het katholicisme wilde terugbrengen en daarbij de krachtige steun genoot van de koning. De tegenstellingen spitsten zich toe in een strijd over de vraag waar de plaats van het altaar moest zijn. De koning en de hoog kerkelijken wensten dat het geplaatst zou worden in het hoofdkoor als een voorwerp van verering, terwijl de Puriteinen verlangden dat het midden in het schip van de kerk zou worden geplaatst als een eenvoudige tafel ten gebruike van de gelovigen, wanneer zij gemeenschappelijk het Heilig Avondmaal zouden gebruiken.
Independent
In de elf jaren van 1629 tot 1640 slaagde de koning erin alleen te heersen zonder een enkele maal het Parlement bijeen te roepen. Hij gebruikte die tijd niet slechts om het volk nieuwe belastingen af te persen, maar ook om de kerken te „visiteren", zodat het altaar overal, zo nodig met kracht en geweld, de plaats kreeg, waar het moest staan volgens de wil der bisschoppen.
Met smart zag een man als Cromwell dit alles wat hier gebeurde aan. Zijn vrijheidsgevoel werd pijnlijk geweld aangedaan door de onwettige belastingen en zijn Puriteinse aard werd des te meer gekrenkt door de katholieke opvattingen die meer en meer de kerk binnendrongen, zodat hij zich tenslotte aansloot bij een zeer radicale richting der Puriteinen, die der Independenten (onafhankelijken), die voor de afzonderlijke gemeenten het recht opeisten zich naar eigen goeddunken in te richten en elke dwang op kerkelijk gebied door de staat afwezen.
Daar Cromwell een bijzonder praktische aard bezat, zag hij het nauwe verband tussen geestelijke en politieke vrijheid. Er bestaat een karakteristieke uitspraak van hem waarin hij poneert dat aan de godsdienst en het geweten van zijn belijders de noodzakelijke en rechtvaardige vrijheid moet worden gegeven, terwijl anderzijds burgerlijke vrijheid en nationale welvaart niet indruisen tegen Gods bedoeling.
Cromwell noemt derhalve de godsdienst in de eerste plaats, maar legt er tevens de nadruk op dat godsdienst en politiek voor hem geen tegenstelling vormen, doch onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. „Wan neer iemand", zegt hij, „meent dat de welvaart van de christenen en die van de natie niet bij elkaar behoren, dan hoop ik dat ik nooit de gedachtengang van zo iemand volgen kan".
Parlementslid
Bezield door deze gedachten en gevoelens deed hij in 1640 zijn intrede in het Parlement dat de koning bijeen had laten roepen, daar hij meende dat het voor hem niet raadzaam was op eigen verantwoordelijkheid het geld te vorderen, dat hij nodig had om een oproer te dempen dat door de Schotten op touw was gezet. Cromwell was reeds in 1628 lid van het Parlement geweest en had zich nu tezamen met vele andere voortreffelijke mannen opnieuw laten kiezen. Met recht kan gezegd worden dat het Engelse Parlement van 1640 de beste krachten van het volk vertegenwoordigde.
De lang onderdrukte ontevredenheid had een groot aantal bekwame mannen, vooral uit het kamp der Puriteinen, in de politiek gedreven. Het Parlement nam een reeks moedige besluiten die een einde maakte aan al de overtredingen die de koning zich in de parlementsloze tijd veroorloofd had. Zijn voornaamste raadgevers werden als politieke misdadigers veroordeeld en terechtgesteld, de onwettige belastingen opgeheven en er werd een nieuwe Puriteinse kerkverordening aangenomen.
Burgeroorlog
De koning onthield zich geruime tijd van tegenstand. Hij durfde het Parlement aanvankelijk niet te ontbinden en toen hij daartoe eindelijk in 1642 een poging deed, mislukte deze daar het Parlement op steun van de Londense burgerij kon rekenen. Er bleef de twee partijen toen zij niet tot overeenstemming konden ko men, dan ook niets anders over dan hun krachten met de wapens te beproeven. De 12de juli 1642 nam het brengen, tegelijkertijd trouw zwerend aan Essex, die tot opperbevelhebber werd benoemd. De 22-ste augustus hees koning Karel I op een versterkte heuvel bij Nottingham de koninklijke standaard ten teken dat hij zijn mannen voor zijn zaak ten strijde riep.
Daarmede was de Engelse burgeroorlog ontketend en het was in die oorlog dat Cromwell, die tijdens de onderhandelingen van het Parlement niet in de voorste gelederen had gestaan, zijn grootste betekenis zou krijgen.
Spoedig bleek dat deze landedelman van veertig jaar, die zich vroeger nooit met militaire aangelegenheden had beziggehouden, een geniaal aanvoerder was.
Zoals in het algemeen met legers uit die tijd het geval was, was ook het Parlementsleger uit geringe en arme lieden samengesteld, terwijl de kern van het koninklijk leger uit een dappere en goed uitgeruste ruiterij van edellieden, de „Cavaliers", bestond. Cromwell die dadelijk een post als kapitein in het Parlementsleger had gekregen, zag dat deze verhouding zeer ongunstig was en kreeg toestemming de nodige versterkingen aan te nemen. „Ik wekte zodanige mannen op", zegt hij, „die godvruchtig genoeg waren om zich te laten leiden en die naar hun geweten handelden".
Ironsides
Op die manier kon Cromwell een geheel nieuwe cavalerie op de been brengen. De manschappen hiervoor verkreeg hij uit goede landbouwersgezinnen op het land. Het waren de zonen der vrije boeren die in moed en bekwaamheid voor de Cavaliers niet onderdeden en daarom wel „Ironsides" (ijzervreters) werden genoemd. De cavalerie was in die dagen het belangrijkste wapen en de ruiterij van Cromwell kreeg reeds in de eerste slag afdoende betekenis toen het Parlementsleger in 1644 bij Marston-Moor met de koninklijke troepen in gevecht kwam. De overwinning die het Parlement hier behaalde, was deels toe te schrijven aan de Schotten die aan het gevecht deelnamen, deels aan Cromwell wiens Ironsides een geweldige aanval deden op de Cavaliers en hen op de vlucht dreven.
Cromwell verheugde zich buitengewoon over de uitslag van dit gevecht. „Engeland en Gods kerk hebben in waarheid", schrijft hij aan een vriend, „in deze grote slag de genade des Heeren ondervonden, zoals op geen andere wijze, sedert de oorlog is begonnen. Zij draagt alle kenmerken van een volkomen overwinning, die wij door de zegen des Heeren verkregen hebben voor de godvruchtige partij. Geef de ere, alle ere aan God!" Hij troost de vriend die een zoon in de slag verloren heeft met deze woorden: „God heeft uw oudste zoon door een kanonschot weggenomen. Dit verbrijzelde zijn been, zodat wij het af moesten zetten en daarop stierf hij; gij kent mijn eigen beproeving van die aard (één van Cromwells zoons vvas ook in de slag gevallen), maar de Heere toont er mij mede, dat Hij mijn kind in de zaligheid heeft opgenomen, waarnaar wij allen verlangen en waarvoor wij leven. Ook uw dierbare zoon heeft daar de heerlijkheid verworven en zal nooit meer smart en verdriet ondervinden. Hij was een ridderlijke en buitengewoon innemende jonge man. God geve u Zijn troost!"
Richter
Cromwell was overtuigd dat God altijd Zijn steun verleende aan de rechtvaardige zaak en daarom tijdens de Engelse burgeroorlog tegenover de koning en aan de zijde van het Parlement stond. Hij hield de zaak van het Parlement voor de zaak van het Godsrijk. De Engelse Puriteinen hadden in Cromwell hun „richter" gevonden, de man die vast en stellig geloofde dat het zijn taak was de wil Gods tegenover Gods vijanden te volbrengen.
Na de slag bij Marston-Moor besloot het Parlement een reorganisatie door te voeren en van het leger dat op die manier ontstond werd Cromwell die ziel en de leider. Het werd een volksleger, goed uitgerust met vuurwapens en op zeer doelmatige wijze ingedeeld, waarin een openhartige toon' tussen manschappen en officieren heerste. Cromwell zelf kon heel goed aan een sneeuwbalgevecht met de gewone soldaten deelnemen en toch een strenge discipline en een ernstige, religieuze stemming handhaven. Het was nu voor de Engelse burgerij zelfs mogelijk inkwartiering van soldaten te krijgen zonder gevaar van overlast, wat in die dagen iets ongewoons was. Het was de soldaten van Cromwell streng verboden te plunderen, evenmin als zij mochten vloeken en zweren. Er werden in het leger steeds godsdienstige tractaatjes met ernstige verma,ningen uitgedeeld zoals bijv.: „Een soldaat moet dapper voor Gods zaak strijden, een soldaat moet zowel zijn vijanden liefhebben omdat zij zijn eigen vijanden zijn als hen haten, omdat zij Gods vijanden zijn"
Lekepredikers
Cromwell's soldaten trokken dikwijls psalmzingend ten strijde en tal van hen traden tijdens de slag als lekepredikers op. Cromwell eiste bij het aannemen van een soldaat echter niet dat deze een bepaalde, reformatorische richting beleed.
Vrijheidslievend als hij was, huldigde hij op dit punt een ruime mate van tolerantie; alleen zuivere atheïsten duldde hij niet in zijn leger.
Met het gereorganiseerde leger ontmoette hij in 1645 de troepen van koning Karel bij Naseby en bracht hen zo'n ernstige nederlaag toe dat de koning enige tijd later zijn toevlucht moest zoeken bij zijn vroegere tegenstanders, de Schotten, om hen te bewegen hem tegen het Engelse Parlement bij te staan.
Inplaats hiervan leverden zij hem aan het Parlement uit. De gebeurtenissen kregen nu een dramatisch verloop. Ofschoon niet wraakzuchtig en wellicht gaarne bereid naar een andere oplossing te zoeken kon Cromwell toch nipt, verhinderen dat het Parlement Karel I de 30ste januari 1649 wegens hoogverraad en andere misdaden zoals het bevel van executie luidt, liet onthoofden. Daarop verklaarde het Parlement het koningschap in Engeland geheel vervallen en Engeland tot een vrije republiek, bestuurd door het door het volk gekozen Lagerhuis, terwijl het aristocratische Hogerhuis eveneens werd afgeschaft.
Ierse Veldtocht
Daar de roomskatholieke Ieren zich niet wilden buigen voor de nieuwe Puriteinse regering te Londen, werd aan Cromwell opgedragen hen te onderwerpen. In de lente van 1649 landde hij met 10.000 soldaten bij Dublin. In deze Ierse veldtocht werden van weerszijden vele gruweldaden bedreven die blijkbaar aan elke oorlog inherent zijn.
Irl het voorjaar van 1650 werd Cromwell uit Ierland teruggeroepen. Het ging namelijk heel slecht met de Schotten die de republikeinse regering te Londen volstrekt niet wilden erkennen. Ook zij moesten dus tot onderwerping gedwongen worden en Cromwell volbracht deze taak met zijn gewone kracht en degelijkheid. Hij drong met zijn leger Schotland binnen en kon niet lang daarna aan het Parlement mededelen, dat hij bij Dumbar niettegenstaande grote moeilijkheden een schitterende overwinning had behaald. In zijn bericht over de overwinning voegt hij de volgende welgemeende vermaning aan het Parlement toe: , „Wij, als uw dienaar, smeken u om ons niet te eren, maar alleen God. Wij smeken u zijn volk meer te ertn en nog meer de strijdwagens van Israël en zijn ruiters. Toon zelfverloochening, maar houd vast aan uw verantwoordelijkheid, laat deze sterk genoeg -worden om de trotsen en weerspannigen te bujgen, welke ook de voorwendsels zijn waaronder zij de rust van Engeland" willen verstoren".
De uitstekende veldheer die Cromwell was, kon op de lange duur niet vergeleken worden met zijn overheden in het Parlement. De politiek die door het Parlement gevoerd werd, kon hem niet meer tevreden stellen en nadat hij een nieuwe en grote overwinning op de Schotten had behaald waardoor Karel II gedwongen was geweest naar Frankrijk te vluchten, in welk land hij zich ook vroeger had opgehouden, kwam de breuk tussen het leger en het Parlement, dat sedert 1640 zitting had gehad en daarom in de geschiedenis „het lange Parlement" wordt genoemd. Het was er niet toe te bewegen geweest zichzelf te ontbinden, maar nu werden de vergaderingen verijdeld door de man aan wie het zijn soldaten gegeven had. Het ging Cromwell zoals het later Napoleon Bonaparte in Frankrijk zou gaan. Van legeraanvoerder verhief hij zichzelf tot heerser over het land. Na een bloedige revolutie die véél verwarring en ontreddering had gebracht, toonde hij de sterkste man te zijn, die erin slaagde opnieuw een hecht staatsverband te stichten.
Protector
Cromwell werd geen koning van Engeland, maar er werd een nieuwe grondwet aangenomen waarin hij aangewezen werd als de „Protector" (beschermer) van de Engelse republiek. Het was niet de bedoeling dat hij alleenheerser zou zijn. Naast hem zou er een Parlement komen, maar het gelukte nooit een zodanige vertegenwoordiging samen te stellen dat Cromwell in staat was er mee samen te werken. In de praktijk bleek zijn bestuur dan ook op een onbeperkt gezaghebberschap neer te komen.
Sabbatsrust
Cromwell vaardigde als Protector een reeks wetten uit, die er op gericht waren het moreel van het Engelse volk te verhogen. Hij verbood duels en hanegevechten en voerde een strenge Sabbatsregeling in met strafbaarstelling van wereldse arbeid en vermaken op de zondag. Het was die dag zowel verboden te bakken en te braden als te dansen en te zingen. Geen reizen van welke aard ook mochten worden ondernomen gedurende het etmaal van 12 uur zaterdagnacht tot 12 uur zondagnacht en onder kerktijd mocht men niet te voet over de openbare wegen lopen. Deze Sabbatsregeling was een uiting van de Puriteinse overtuiging, die meer dan iets anders tot het scheppen van de beroemde Engelse zondagsrust heeft bijgedragen.
In het kerkbestuur kwamen de vrijheidszin en de verdraagzaamheid van Cromwell aan de dag. De Staatskerk bleef behouden, maar binnen haar structuur werd een vérstrekkende vrijheid toegestaan voor de op zichzelf staande overtuigingen. Cromwell heeft zelf de uitdrukking gebezigd dat hij liever Mohammedanen in het land wilde zien, dan dat Gods kinderen vervolgd werden. Maar de vrijheid kreeg een karakteristieke beperking: zij werd niet uitgebreid tot de katholieken.
In zijn buitenlandse politiek voedde Cromwell het denkbeeld het gehele protestantse Europa in een politiek verbond onder te brengen, een denkbeeld dat gezien de toenmalige politieke verhoudingen echter niet voor verwezenlijking vatbaar bleek. Niet alleen tegen de katholieke Spanjaarden werd oorlog gevoerd, maar ook waren de protestantse Hollanders lange tijd zijn voornaamste tegenstanders. Door een Acte van Navigatie verbood Cromwell in 1651 aan andere dan Engelse schepen de invoer van koopwaar in Engeland. De Hollanders weigerden de Engelse vlag in de Engelse wateren te groeten, hetgeen ons land met de Protector in oorlog bracht. Na de vrede in 1654 bleek Engelands commerciële positie wezenlijk versterkt te zijn.
Er was dan ook voldoende aanleiding voor de aanhangers van de Protector hem de koningskroon aan te bieden, maar Cromwell was niet ijdel en sloeg hem af.
De 3de september 1658 werd hij door de dood aan zijn vijfjarige regering ontrukt. Op zijn doodsbed had hij het volgende gebed uitgesproken: „Vergeef hen, die ernaar verlangen op het stof van mij, arme worm, te trappen, want zij zijn ook van Uw volk".
Geen opvolger
Cromwell had zijn zoon"Richard, gesproten uit zijn huwelijk met Elisabeth Courchier, tot zijn opvolger aangewezen, maar deze koesterde geen ambitie voor het leiderschap van de Engelse republiek en verdween al spoedig van het politieke toneel. Zij die nu het bestuur overnamen, besloten terug te keren tot het oude koningschap en riepen de zoon van Karel I uit Frankrijk terug. In mei 1660 hield Karel II zijn intocht in Londen waarmede de Restauratie zijn beslag kreeg. Hoezeer politieke hartstochten tot gruweldaden aanleiding kunnen geven, bewijst de laaghartige behandeling welke het stoffelijk overschot van de Protector ten deel viel.
In het begin van 1661, op de twaalfde herdenkingsdag van de terechtstelling van Karel I, werd het lijk van Cromwell uit de Westminster Abdij, waar het was bijgezet, naar een galg gesleept waaraan het tot zonsondergang bleef hangen. Daarna werd het op de gerechtsplaats begraven. Tevoren was het hoofd van de romp gescheiden en op een staak gestoken in het Parlementsgebouw op de plaats waar men Karel I ter dood had veroordeeld, tentoongesteld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1971
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 november 1971
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's