Commentaar
Winkelcentra
Toen drs. J. .1. M. Ooslenbrink op 17 juli van dit jaar benoemd werd tot staatssecretaris van Economische Zaken, speciaal belast met het middenstandsbeleid. was daar uit niidbehandeling van de justitiebegroting in de Tweede Kamer kwam hun zaak uitvoerig aan de orde. De nieuwe minister van Justitie. Van Agt, heeft zich daarbij voor de toekomst duidelijk zijn handen willen vrijhouden. dcnstandskringen nogal wat kritiek Reeds eerder ontvingen deze drie oorop. Het feit. dat de staatssecretaris voor zijn benoeming enkele jaren secretaris van de Raad voor het grootbedrijf was geweest, vond men voldoende om hein een beetje argwanend te bekijken.
In een commentaar hebben we toen gemeend te moeten zeggen, dat hef eerlijk was om eerst de daden van de nieuwe bewindsman af te wachten. Natuurlijk is het ook nu nog ie vroeg om van een slecht of goed beleid te spreken. Niemand zal evenwel tegen kunnen spreken, dat drs. Oostenbrink bezig is zich grondig in de hem toebedeelde materie in te werken
Dit bleek vorige week wel heel duidelijk toen hij op een bijeenkomst over de ontwikkeling van winkelcentra het woord voerde. Drs. Oostenbrink stelde vast. dal er nogal wat winkelcentra mislukken door een verkeerde planning. Veel gemeentebesturen nemen in hun uitbreidingsplannen als een vanzelfsprekende zaak buurt- en wijkcentra op. Veel te weinig wordt er rekening gehouden met het feit, dat er door de mobiliteit van de bewoners een soms flink deel van de aankopen elders worden besteed. Als dan later blijkt dat zo'n winkelcentrum veel te fors is opgezet leidt dat tot financiële stroppen, zowel voor de eigenaars van het centrum als voor de individuele huurders van de winkels. Ook het feit dat sommige gemeenten, die flink groeien, een groot winkelcentrum gaan ontwerpen in de hoop, dal ze zodoende een regionale centrumfunctie zullen gaan vervullen is een kwalijke zaak. Op zijn minst moet er contact met naburige gemeenten worden opgenomen, zodat men weet hoe daar de distribulieplanning wordt opgezet. Kortom in de toekomst moet er veel minder automatisch een winkelcentrum worden neergezet.
Wij hebben waardering voor deze waarschuwing van drs. Oostenbrink. Het was hoog tijd. dat deze verkeerde gang van zaken ook door de overheid gesignaleerd werd. Bij het opzetten van winkeicentra zullen begrippen als "marketing" en „ruimtelijke ordening" geen loze kreten mogen zijn.
De Drie
De kwestie van de drie Bredase oorlogsmi.sdadigers blijft zowel in Nederland als in Duitsland de gemoederen bezighouden. Kennelijk met het oog op het koninklijk bezoek aan West-Duitsland is door hen opnieuw gratie gevraagd. Ook bij de behandeling van de justitiebegroting in de Tweede Kamer kwam hun zaak uitvoerig aan de orde. De nieuwe minister van Justitie. Van Agt, heeft zich daarbij voor de toekomst duidelijk zijn handen willen vrijhouden.
Reeds eerder ontvingen deze drie oorlogsmisdadigers gratie, toen hun ter dood veroordeling werd omgezet in levenslang. Op grond van het na de oorlog geldende buitengewone strafrecht was immers over hen de doodstraf uitgesproken. Nu is het in Nederland echter gebruikelijk om tot levenslang veroordeelde misdadigers na verloop van 15 a 20 jaar toch op vrije voeten te stellen. En op dat gebruik baseren de voorstanders van een verdere gratiëring zich dan ook vooral.
Enkele jaren geleden heeft minister Samkalden — thans burgemeester van Amsterdam — de oorlogsmisdadiger Willy Lages die samen met de „drie" in Breda gevangen zat, op grond van die praktijk dan ook naar Duitsland laten vertrekken. Hij stelde toen dat Lages, gezien zijn lichamelijke conditie nog maar kort te leven zou hebben en vrijlating op grond van humanitaire overwegingen gewenst was. Of de medische diagnose nu met opzet wat somber gestemd was of niet, in ieder geval geniet Lages thans in de Heimat van zijn oude dag.
De discucssie over de drie achterblijvers kreeg door de vrijlating van Lages weer een nieuwe impuls. Hadden zij zich erger misdragen dan hij? Moesten zij anders behandeld worden dan de Nederlandse misdadigers die nagenoeg allen "op jaren" worden gesteld? Politiek was het in het algemeen zo, dat de Kamer op dit punt strenger was dan de .uiinister van Justitie. Van belang was daarbij met name dat de linkse partijen die in het algemeen voor een verdere verslapping van ons strafrecht zijn. de nazi-misdadigers nog steeds als hun politieke aartsvijanden zagen en daarom afwijzend stonden tegenover gratiëring.
Naar onze mening is de ernst van hetgeen deze oorlogsmisdadigers begaan hebben, zo groot dat wij ten opzichte van hen niet toegefelijk mogen zijn. Ook nu zij oude mensen zijn geworden, blijven zij daarvoor verantwoordelijk. Gods geboden voor het menselijk samenleven hebben zij op de meest brute wijze vertreden: de overheid mag op grond van haar goddelijke roeping, daar niet lichtvaardig overheen slappen. Ook de eerste gratieverlening moeten wij daarom als onjuist beschouwen. Het recht eiste voltrekking van de doodstraf. Zou men thans zelfs overgaan tot een vrijlating van de drie resterende oorlogsmisdadigers dan zou dat opnieuw een stap zijn in de ondermijning van onze rechtsorde.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1971
Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1971
Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's