Minister Lardinois over IJsselmeer-vraagstukken
Beroepsvisserij behoudt prioriteit
Er zijn momenteel nog 192 beroepsvissers — vergunningshouders op liet IJsselmeer en de randmeren. De wenselijkheid van een soepel vergunningenbeleid om een te snelle afvloeiing tegen te gaan wordt door dit cijfer tegenover de doelstelling van 100 op het IJsselmeer en 23 op de randmeren niet gestaafd. Bovendien zou het toelaten op het Ketelmeer, waar slechts plaats is voor een gering aantal bedrijven van beroepsvissers die tevens de IJsselmeervisserij uitoefenen, niet in het belang zijn van de Ketelmeervissers. Dit antwoordt de minister van landbouw en visserij, ir. P. J. Lardinois, mede namens de staatssecretaris van financiën, mr. A. P. J. M. M. van der Stee, o.m. op vragen van de Tweede Kamerleden Walburg, Koning en Van Rossum.
In het rapport van de Voorlopige Adviesraad voor de Visserij op het IJsselmeer is gesteld dat voor 100 bedrijven op het IJsselmeer en 25 bedrijven op de randmeren een rendabele bedrijfsvoering mogelijk moet worden geacht. De Beschikking sanering IJsselmeervloot 1969 heeft eveneens tot strekking een vermindering van het aantal IJssel^ meer- en randmeerbedrijven tot resp. MO en 25. Steeds is gesteld, dat niet eerder tot een keuzebepaling tussen IJsselmeer en randmeren zou behoeven te worden overgegaan voor en aleer een afvloeiinigsregeling voor de IJsselmeervissers bekend zou zijn gemaakt. Deze regeling kwam eind 1960 tot stand. De minister meent, dat de vissers sedertdien voldoende ervaring hebben kunnen omdoen om een keuze te maken. Daarbij dient niet te worden vergeten, dat, welke keuze ook wordt gemaakt, ook de houder van een randmeervergunning (tenzij voordien het aantal IJsselmeervergunningen tot 100 is gedaald) tot 1 januari 1974 een beroep op de regeling voor sanering van de IJsselmeervloot 1969 kan doen. In 1970 gaven 23 vergunninghouders en 212 opvarenden en in 1971 resp. 28 en 15 te kennen de IJsselmeervisserij en/of de randmeervisserij te willen beëindigen.
Het verschil in data, genoemd door de bewindsman en de directeur van de Rijksdienst IJsselmeerpolders, met ingang van welke de beroepsvissers niet langer zowel op het IJsselmeer als op de randmeren de beroepsvisserij zullen kunnen uitoefenen, resp. waarop de — per 1 juni 1972 effectief wordende keuze uiterlijk kenbaar moet zijn gemaakt, is als volgt te verklaren. Als rechthebbende op het visrecht heeft de R. IJ. P. belang bij een vroegtijdige informatie met het oog op de voorbereiding van de hernieuwde uitgifte van de vergunningen.
De directeur van deze dienst gaf als data voor welke deze keuze moest zijn gemaakt, aan: 1 december 1971 voor de IJsselmeervissers en 1 maart 1872 voor de randmeervissers (Veluwemeren Noord en Zuid, alsmede in het Gooi- en Eemmeer). Teneinde voor alle betrokkenen eenzelfde gedragslijn te volgen, zal alsnog, na overleg met het bedrijfsleven, een nieuwe uiterste datuam worden bepaald, voor welke de keuze moet zijn kenbaar gemaakt.
MAATREGELEN
Het moeten terugzetten van roofvissoorten door beroepsvissers bij hun aalvisserij in de randmeren is een maatregel die is genomen in het belang van de sportvisserij, aldus de bewindsman.
Bij de zeevisserij gevangen brasem mag niet weer in het water worden teruggezet omdat deze vissoort in te overvloedige mate voorkomt en daarom in het belang van de gehele visstand, dus ook van de aalstand moet worden verwijderd.
Genoemde randmeren kunnen, gezien hun produktie, mede voorzien in de behoefte van pootvis en daarom is een, zij het gereguleerde zegenvisserij op pootvis aan de beroepsvissers toegestaan. De stand van de roofvissen in de meren is niet zo groot dat snoek, snoekbaars of baars aan die meren mogen worden onttrokken.
Het laat zich aanzien, dat tot dusverre met de belanghebbende beroeps- en sportvissersorganisaties gevoerde overleg over de benoeming van de advies-beheerscommissies voor de visserij op het IJsselmeer binnenkort kan worden afgerond.
PRIORITEIT
„De beroepsvisserij op het IJsselmeer behoudt prioriteit boven de sportvisserij", zo stelde de bewindsman verder in zijn antwoord aan de Kamer.
Voorts deelde hij mede dat hij — gezien de vorig jaar gemaakte afspraak met het bedrijfsleven — niet van zins was nogmaals ontheffing te verlenen op de vastgestelde maaswijdte van snoekbaarsnetten. Deze wijdte wordt ingaande 1 juni a.s. definitief bepaald op 104 mm. Wel bleek hij bereid te trachten aan een andere wens van de beroepsvisserij inzake snoekbaars te voldoen nl. om de ontheffing ten aanzien van de minimumsnoekbaarsmaat tot 42 cm, met een jaar te verlengen.
Hij deelde vervolgens mede dat met de toegezegde proeven bij de spuisluizen, waardoor nogal wat vis naar zee verdwijnt, begin 1972 zal worden begonnen.
Een suggestie om verhoging van de vergoeding bij bedrijfsbeëindiging in het IJsselmeer tot het niveau zoals genoemd in de Deltaschadewet wees de bewindsman van de hand. Immers, de gedwongen beëindiging door overheidsmaatregelen is onvergelijkbaar met de vrijwillige beëindiging van de „IJsselmeervisserij".
Tenslotte bracht de minister de Kamer zijn dank over voor het feit dat men hem ten aanzien van het omstreden „kuilverbod" het recht van de twijfel had gelaten; hij kon de Kamer thans mededelen dat de totaalvangsten aan aal en snoekbaars — zowel in gewicht als geld uitgedrukt — over de afgelopen twee maanden hoger hadden gelegen dan in 1970, zodat naar verwachting de vangsten in 1971 die van vorig jaar zullen overtreffen.
Over de goedkeuring van de begroting 1972 van de minister van landbouw en visserij zal op nader te bepalen tijdstip door de Tweede Kamer nog worden gestemd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 oktober 1971
Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 oktober 1971
Reformatorisch Dagblad | 6 Pagina's