Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eraden na 400 jaar weer stad van de „verstrooiden"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eraden na 400 jaar weer stad van de „verstrooiden"

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gheen kercke over ander kercken, gheen predicant over ander predicanten, gheen ouderlinck over ander ouderlingen, glieen diacon over ander diaconen en sal eenige overlieyt ofte heerschappie hebben, mar sullen hun liever hoeden van sulrkes yemanden eenich vermoeden oft oirsaeke te gheven" aldus het veelgeciteerde eerste artikel van de Acta der Synode te Emden „der Nederlandtschen kercken, welcke onder 't cruys zijn ende nu in Duytslandt ende Oostvrieslandt vcrstroit, ghehouden tot Embden den 4. Octobris anno 1471" in de vertaling van de Keulse ouderling Jan de Roye, die deze synodezitting bijwoonde.

Dit artikel is wel ongeveer de beste rechtvaardiging om over Emden een uitvoerig artikel te schrijven, dat als ondertitel Jcan meekrijgen „Emden, vier eeuwen later", 

Emden nu

Want het is niet de aantrekkelijkheid van de stad zelf, die nu niet zo erg groot meer is behoudens enkele plekjes, noch de gunstige ligging, die ons in de week van 4 oktober naar Emden deden spoeden. Wat is eigenlijk Emden? Voor veten niet meer dan een zeehaven aan de Eems met het uiterlijk van een Botlekgebied-in-wording. De Aktien Gesellschaft „Frisia" heeft er haar olieraffinaderijen; er zijn scheepsbouwers actief op de werven van Rheinstahl en het goederenverkeer langs de rails dendert af en aan in lange reeksen wagons, getrokken door in ons land allang naar het Spoorwegmuseum verbannen stinkende stoomlocomotieven. Een stad van grote contrasten lijkt Emden ook. Het „centraal station". Bahnhof-West, is een obscuur en slecht in de verf zittend bouwsel met een voortdurend gesloten restauratie en weinig aantrekkelijke wachtgelegenheid.

De stoomtractie zorgt echter voor de aanvoer van de modernste materialen en het leven schijnt de inwoners der stad weinig rust te gunnen. Niet velen schijnen te weten, dat Emden deze week op grote schaal herdenkt; slechts de hotelhouders zijn beter op de hoogte: hun kamers zitten alle vol en uw verslaggever zag zich weggestopt op een nietig — maar proper — zolderverblijf in het vrij grote „Heerens-Hotel". 

Geen feeststemming

Nergens in de stad een enkele verwijzing naar „Emden. 400 jaar Reformatie", wel overvloedige reclame voor het blijkbaar unieke optreden van een nogal bloot negerballet „Carnaval in Rio"„ dat Argentijnse toestanden belooft te veroorzaken. Wij kunnen het niet beoordelen, maar de belangstelling hiervoor zal wel igroter geweest zijn dan voor de referaten tijdens de diverse theologenbijeenkomsten. Het volk wil immers vooral verstrooiing. Kortom, Emden lijkt in het algemeen weinig weet te hebben van zijn uiterst belangrijk verleden, waarin de basis werd gelegd voor het Gereformeerd kerkrecht en de tot op de huidige dag geldende organisatie, die zich keert tegen elke overheersing van de ene gemeente over de andere, Hoe zat dat  nu precies met de beroemde synode en waarom juist in Emden? 

Verleden

Daarvoor eerst iets over de geschiedenis van deze stad. Deze gaat wel terug tot omstreeks 800, toen aan de monding van de Eems een kleine nederzetting ontstond, waaruit zich een handelsplaats ontwikkelde, die blijkens in deze stad geslagen munten de naam „Amuthon" gehad moet hebben. Uit deze naam ontstond ten slotte Emden, een verbastering van Ehemünde, de monding van de Eems, zoals althans één theorie luidt. De handelsvestiging nam gedurende de gehele Middeleeuwen een voorname plaats in. De landshoogheid berustte na een periode van zelfbestuur door gekozen rechters waarbij de grafelijke rechten toebehoorden aan de graven van Ravensberg, nu bij de bisschoppen van Munster. 

Hoplieden

Dezen oefenden echter niet zelf concreet de macht uit, maar lieten dit over aan de hoplieden, die het vroegere rechtersambt erfelijk hadden gemaakt binnen enkele invloedrijke families. In de veertiende eeuw had het geslacht der Abdena's de macht der hoplieden in zich verenigd; Wiard I Abdena was niet alleen hopman, maar ook deken (of: proost) en drost en met hem dit de dynastie voorlopig vast in het zadel, maar in 1455 stierf de laatste Abdena in de gevangenis en kwam Emden tijdelijk onder Hamburg en daarna onder de heerschappij der hoplieden Cirksena, van wie Ulrich I de bekendste werd die van Emden de hoofdstad van geheel Oost-Friesland wilde maken. Hij boekte enig succes, doordat hij door de Duitse keizer Frederik III van Habsburg in 1464 werd beleend met het Rijksgraafschap Oost-Friesland. 

Hervorming

Na Ulrich en zijn weduwe Theda komt graaf Edzard I aan de macht, die in 1528 overlijdt, maar voordien van de stad Emden een krachtige vestiging met veel nijverheid en handel heeft weten te maken. Hij geeft ook de stad  haar wapen, het tot op heden nog gebruikte „Engelke op de Muer", dat echter niet als engel ontworpen is. Tijdens deze Edzard I doet de Hervorming zijn intrede in de stad en met de Hervorming een periode van grote economische, politieke- en culturele bloei, zodat de stad binnen enkele decennia een grote havens had en een belangrijk centrum der Reformatie is. De vicaris van de Grote Kerk, Jürgen by dem Dare, is de voorvechter der nieuwe leer en de graaf neemt een welwillende afwachtende houding aan.

Aanvankelijk is het een bont geheel: de Lutherse en Calvijnse hervormingsideeën vinden veel weerklank, maar ook die van de Doopsgezinden, zij het niet in de fanatieke vorm ervan. Later wordt echter de nadruk duidelijk gelegd op de hervorming naar het voorbeeld van de Zwitserse reformatoren. Ondertussen beginnen in de jaren 30 en 40 van de zestiende eeuw de vervolgingen in de Nederlanden toe te nemen en velen wijken uit naar het gastvrije Emden, waar graaf Edzard II (van 1532 tot 1599) hun zeer welgezind is. Na de eerste eeuwhelft stromen zelfs duizenden toe uit Holland en Friesland, Vlaanderen en Brabant en zij dienen met hun vakkennis de hernieuwde bloei der handelsstad als handwerklieden, wevers, kooplieden en schippers. Uiteraard spelen ook andere factoren een rol bij de snelle ontwikkeling van de stad. 

Vluchtelingen

Ondertussen bloeit ook de Hervorming mede dank zij de velen, die de gemeenten onder het kruis (van Rome en Spanje, met name de hertog van Alva) de rug hebben toegekeerd. Al in 1543 wordt door gravin Anna de bekende Poolse baron Jan Laski (of Johannes a Lasco) aangesteld als superintendent over de kerk van Emden. Hij organiseert de gemeente op basis van de Geneefse kerkinrichting met een „coetus en een consistorie". Later vinden we hem in de Waalse vlucht elingengemeente te Londen, terwijl hij in 1560 in Polen sterft, na nogmaals Emden te hebben aangedaan, vergezeld van 170 vluchtelingen. Na hem dienen nog een aantal befaamde predikers de stad, zoals Albert Ritzaeus Hardenberg en Menso Alting, die als tegenwicht tegen de opkomende Contra-Reformatie een krachtig en strijdbaar Calvinisme voorstaat. Alting is in 1612 in Emden overleden, na ook in Stad en Lande van Groningen de Reformatie te hebben verbreid. Zijn gedenksteen rust nog in de Zwitserse Kerk te Emden. 

Onafhankelijk 

Dat de Lutherse graven Edzard II en Enno III de Calvinisten zo hartelijk ontvingen lag niet in de lijn van de Augsburgse Godsdienstvrede van 1555, volgens welke de landheer bepaalde, welke religie in zijn rijk de heersende zou zijn, namelijk zijn eigen godsdienst. Hierbij speelde echter de onafhankelijke positie van de stad en haar heersers een duidelijke rol, temeer daar het ook uit economisch oogpunt aantrekkelijk was, de nijvere Gereformeerden binnen  te halen. Dit had tot gevolg, dat het rooms-katholicisme geleidelijk geheel verdween; men werd niet verjaagd, maar geadviseerd het Franciscaner klooster van de stad te verlaten, waarna de Gereformeerden hierin een gasthuis vestigden.

De grote vluchtelingen toeloop betekende ook: gestage stadsuitbreiding en -verfraaiing. Diverse voor Emden „uitheemse" namen leggen daarvan nu nog getuigenis af. Trouwens de burgerij had steeds goede contacten met de bewoners van Stad en Lande en men sympathiseerde duidelijk met hen in hun strijd tegen Spanje ondanks de afzijdigheidspolitiek van graaf Edzard II. Toen deze echter in 1599 was overleden, stond het er met Emden wat minder goed voor en dat was te wijten aan de voortgang van de zaak der Reformatie en der politieke vrijheid in de Lage Landen. Toen immers in 1598 „de tuin der Unie" gesloten was en in Noord- en Zuid-Nederland enige stabilisatie was ingetreden, keerden talloze vluchtelingen uit Emden naar hun vaderland terug. 

Emdens terugval

Deze uittocht betekende voor Emden een grote aderlating en dit bloedverlies kwam de stad maar gedeeltelijk weer te boven, al bloeide het geestelijk leven nog lange tijd. Daarvan leggen de namen van de reformator Menso Alting, de historicus Ubbo Emmius en de ^ staatsrechtgeleerde Johannes Althusius — die van Emden een stadsstaat wilde maken naar het voorbeeld van Geneve — voldoende getuigenis af. Ook de bouw lag niet stil: grote vestingwerken, thans ingericht als prachtige parken met waterpartijen, werden ontworpen door Geert Evert Piloot en Martin Falser ontwierp de nog bestaande Nieuwe Kerk aan de Brückstrasze; maar dan zijn we al een eind in de zeventiende eeuw. 

Voorgeschiedenis Synode

Terug nu naar het bekende jaar 1571 en de Emder Synode, die van 4 tot 13 oktober hier werd gehouden. De voorgeschiedenis is in grote lijnen mogelijk bekend en wij willen afzonderlijk nog nader ingaan op diverse recente goede uitgaven, die de lezer verder helpen bij het bestuderen van deze belangrijke periode uit de vaderlandse kerkgeschiedenis. Na de eerste eeuwhelft waren in de Pfalz, in Londen enz. overal vluchtelingengemeenten uit de Nederlanden ontstaan, al dan niet Waals, Vlaams of Noordnederlands. Hoewel er onderling voldoende contacten waren, was er toch geen hechte organisatie en men begreep, met name ook door het Franse voorbeeld van de Discipline ecclesiastique (kerkorde) en de Franse Geloofsbelijdenis van 1559, dat de verstrooiden elkaar moesten vinden om gezamenlijk te beraadslagen over gemeenschappelijke kwesties. 

Marnix van St. Aldegonde

Een der mannen, die achter de schermen daarbij een zeer voorname rol speelden, was Philips van Marnix Heer van St. Aldegonde, die met zijn bemoeiingen zeker tevens de plannen van de Prins van Oranje poogde uit te werken, al kan men moeilijk van een scheiding tussen politieke en religieuze factoren spreken, daar beide hier ten nauwste verweven zijn.

In vele brieven en geschriften heeft Marnix de wenselijkheid van een goede organisatie kenbaar gemaakt, maar nergens beter komt zijn grote bewogenheid met de verdrevenen tot uiting dan in de voorrede van zijn "Boeck der Heilige Schriftuurlijcke lofsanghen", gericht aan de „verstroyden NeèJerlandtschen gemeynten Jesu Christi. die om des geloofs wille hebben uyt haere vaderlant moeten wycken". Hij dichtte toen de veelgeciteerde woorden: 

„Hoe kond' ick u, myn broeders oyt vergeten,
Daer wy doch sijn in eenen stronck geplant?
Al sijn wy noch so veir van een geseten
So kan ons doch gescheyden zee noch lant". 

Deze Marnix bewerkt mede, dat in 1568 in Wezel een „Convent" bijeenkomt, waarvan Petrus Dathenus, die inmiddels de Heidelbergse Catechismus heeft vertaald de leiding heeft. Deze niet-officieel afgevaardigde kerkelijke leiders leggen hier de basis voor de organisatie, waarin duidelijk naar voren komt de eigen plaats van de classicale vergaderingen en verbanden en het principe van de volstrekte gelijkwaardigheid der ene gemeente tegenover de andere. 

Bedburg

In juli 1571 komt dan in Bedburg bij Keulen een plaatselijke „Provinciale" Synode bijeen (zulks i.t.t. de Generale Synoden, die niet slechts één geheel land, maar een groter gebied kunnen omvatten). De betekenis ervan is vaak onderschat, maar tegenwoordig is toch wel duidelijk, dat hier in grote lijnen wordt voorbereid, wat straks in oktober te Emden zal worden uitgediept. De lijn is zichtbaar; sommige deelnemers aan „Bedburg" hebben ook met „Emden" te maken, zoals sommigen van hen drie jaar daarvoor ook ,,Wezel" mede hebben bepaald. Het kan hier niet de bedoeling zijn, uitvoerig de voorgeschiedenis, het gebeuren zelf en de ontwikkeling van „Emden 1571" in hun volle breedte te schetsen, zodat met aanduiden moet worden volstaan.

Acta van Emden

Wie echter de Acta nog eens naleest in de uitstekende veeltalige uitgave van prof. J. F. Gerhard Goeters uit Bonn — welke nieuw verzorgde uitgave in de herdenkingsweek verscheen bij Neukirchener Verlag des Erziehungsvereins Neukirchen-Vluyn — komt onder de indruk van de nuchterheid en de evenwichtigheid der genomen besluiten. De 29 afgevaardigden zijn als volgt verdeeld: praeses is Gaspar van der Heijden van Fran^kenthal scriba is Jean Taffin van de Franstalige gemeente van Heidelberg en Johannes Polyander is assessor. Verder treffen we mannen aan als Herman Modetus, later o.a. predikant van de Consistoriale gemeente van Utrecht.

We komen Johannes- Arnoldi tegen, toen nog te Amsterdam en predikanten uit o.a. Twisk, Schagen. Hoorn en Castricum; verder drie toekomstige dienaren en twee, die eens dienaar waren, alsmede vijf ouderlingen  van wie er twee tot de Waalse gemeente van Emden hebben behoord. Dezen hebben in 53 algemene en 25 bijzondere artikelen en een aantal afzonderlijke regelen, de belijdenis der kerk opnieuw bevestigd en een geordend leven der afzonderlijke kerken (is: gemeenten) vastgelegd. Enkele opmerkelijke resultaten noemen wij hier. 

Enkele artikelen

Naast de Nederlandse geloofsbelijdenis wordt ook de Franse geheel onderschreven, in de hoop dat de Franse broeders ook de Nederlandse zullen onderschrijven (art. 2). Alle gemeenten zijn gelijkwaardig; heerschappij is uit den boze (art. 1). De Emder Synode is niet een generale, want telkens wordt verwezen naar nader te treffen regelingen op de volgende" (génerale) synode. De Waalse gemeenten gebruiken de Catechismus van Geneve, de andere die van Heidelberg, maar ook andere worden, mits overeenkomstig Gods Woord, aanvaard (art. 5). Of men bij de doop één of drie keer sprenkelt of indompelt „wordt voor een middelmatich ende vrij dynck ghehauden" (art. 9). „Al ghaende of staende of sittende 't avontmael te untfanghen, oordeelen wij middelmatich te sijne. Derhalven sullen die ghemeynten sulcke eene wijse ghebruicken, die hen allergheleghenste dunckt te sijne" (art. 21). Huwelijk en kerkelijke tucht, beroepingswerk en correspondentie proponeren en het laten approberen van theologische boeken (een nuttige anti-roomse index!), alles komt nauwkeurig aan de orde in de algemene artikelen. En artikel 53 besluit, dat uiteindelijk Emden niet onfeilbaar is of per se het laatste woord moet hebben, maar waarschuwt tegen lichtvaardig terzijde stellen en laat eventuele herziening alleen over aan een nieuwe (bedoeld wordt wel: generale) synode. In de Bijzondere artikelen wordt gereageerd op praktische problemen, die in bepaalde plaatsen gerezen zijn. Dat is dan — heel beknopt — de Emder Synode geweest, waarop de vaderlandse kerken in al hun verscheidenheid toch teruggaan, voorzover ze van de Calvinistische of Gereformeerde kerkopvattingen en leerstellingen uitgaan. 

Wat nu, na 400 jaar?

In dit artikel rest ons ten slotte de brandende kwestie: Emden, wat nu? Hoe moeten we de herdenking beoordelen, wat moeten de huidige kerken met dit jubileum aanvangen? Hoe kunnen we „Emden 1571" nog duidelijk maken aan onze kinderen, als ze ons er naar zouden vragen, gesteld dat ze nog weten wat een synode is. (Aldus de enigszins ironische maar duidelijke schetsing van de problemen door prof. A. J. Bronkhorst uit Utrecht tijdens zijn referaat).

Waar het voor de huidige kerken der Reformatie op aan komt is de vraag: wat doen we met de erfenis van plant zijn. leven als verstrooiden over vele kerkelijke denominaties of richtingen binnen een kerk" -verklaart, dat ze middelmatig zijn. Moeten we „Emden 1971" kenschetsen als ,.Balans van vier eeuwen verval?" Het lijkt er veel op, maar dit oordeel zou te eenzijdig zijn. Als wij nog eens de aangehoorde lezingen en toespraken overwegen, dan hebben wij de neiging — enkele uitzonderingen daargelaten — alles op de ene hoop van Emden, ook met de daar duidelijk gehandhaafde Belijdenis des Geloofs, maar ook met de daar uitgesproken broederlijke saamhorigheid die van vele zaken, waardoor nu broeders en zusters die "in eenen stronk gehet steeds meer naar de wereld toegekeerde oecumenisme te gooien en als afval van de stronk af te doen. Gelukkig is er ook nog de hoop, dat God Zijn Kerk vergaart uit alle streken en dat Hij ook nu Zijn overblijfsel bewaart, al kunnen ze ook nu weer „onder het kruis" leven. Verontrusting en blijdschap wisselen elkaar af als wij „Emden, na het feest" nog eens trach ten na te gaan. Verontrustend, althans op zijn minst symptomatisch is, dat bijv. in Emden de organisatie der , Festwoche" in diverse handen was, met name van de Evangelisch Reformierte Kirche, de volkskerk met . zijn steeds meer loslaten van de belijdenis en zijn minimaal kerkbezoek. 

Altreformierte Kirche

Echter, de kleine maar nog getrouwe en rechtzinnige Altreformierte Kirche van Emden of geheel Nedersaksen was er niet bij betrokken. Dat zegt niet alles, maar wel heel veel. Verontrustend achten wij ook, dat — ten minste in de bijgewoonde bijeenkomsten — praktisch niet is gedacht aan de hedendaagse Verstrooiden onder het kruis, die o.a. leven achter het IJzeren en Bamboe Gordijn of aan de nog Bijbelgetrouwe kerkjes en groepen die verkeren temidden van hen, die slechts „christen" heten omdat ze toevallig in Westeuropa zijn geboren, maar reeds elke relatie met hun Naamgever zijn kwijtgeraakt. Al was het woord voor een groot deel aan kerkhistorici e.d., toch had een dergelijke verwijzing en Evangelisch appèl niet mogen ontbreken. Maar nogmaals: wij hebben niet alles aangehoord, wat in deze week ons werd verkondigd. Toch is er ook reden tot enige blijdschap: in allerlei toonaarden hebben we de stemmen der broederen in de verdrukking mogen vernemen, eeuwen na hun verscheiden. Mogelijk zullen velen ertoe gebracht zijn, zich opnieuw te werpen op het erfgoed der Hervorming en met name dat der vaderlandse kerk. Dat zal zeker zijn vruchten afwerpen en in dat licht is de feestweek in Emden, waar Gereformeerden uit geheel Europa, inclusief het Oosten, elkaar ontmoetten, toch niet tevergeefs geweest.


Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1971

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

Eraden na 400 jaar weer stad van de „verstrooiden"

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1971

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's