COMMENTAAR
Studietoelagen
Het eindrapport van de commissie studiefinanciering, de commissie onder voorzitterschap van de oudminister van Economische Zaken dr. J. E. Andriessen. is wel op een voor de studenten ongunstig tijdstip verschenen. De Kamerdebatten van deze week werden immers overheerst door het grote tekort op de rijksbegroting en de donkere vooruitzichten voor volgende jaren. Een voortzetting van de huidige royale beleidslijn ten aanzien van de rijksstudietoelagen zou in de huidige financiële situatie grote problemen geven.
Thans is het zo — hoewel het systeem de laatste jaren al wal verstrakt is — dat een student die niet al ie weinig presteert en wiens vader niet al te veel verdient, van het rijk een studietoelage krijgt tot een maximum van ruim vijfduizend gulden per jaar. Tenzij de studieresultaten erg goed zijn, moet na afloop van de studie 40 procent van de toelage, zonder enige rentevergoeding, worden terugbetaald. Bij de huidige inflatie betekent dit dal het rijk van deze veertig procent in reële geldwaarde nog niet eens de helft binnen krijgt. Bovendien heeft hel ministerie bij de terugvordering van deze voorschotten een aanzienlijke administratieve achterstand.
Zolang het aantal studenten maar niet Ie groot was. was dit systeem voor het rijk nog wel vol te houden. De laatste tien jaar is het aantal studenten aan de universiteiten en hogescholen echter geweldig gestegen en het ziel er niet naar uit dat deze stijging ten einde is. Aan de begroting van Onderwijs en Wetenschappen was dit duidelijk te merken. Niet alleen namen de kosten van de rijksstudietoelagen sterk toe. maar ook de kosten van het snel groeiende universitaire apparaat. Zelf betalen de studenten hieraan slechts een schijntje: aan collegegeld tweehonderd gulden per jaar en aan inschrijfgeld iets van een tientje.
Vandaar dat door de vorige regering — die de bui al zag aankomen — bovengenoemde commissie is ingesteld. Zoals te verwachten was, luidt het advies van de commissie — waarover wij gisteren berichtten — verdeeld. Een kleine meerderheid is voor verhoging van hel collegegeld, een grote meerderheid voor loskoppeling van de studietoelage van het inkomen van de ouders, de studentleden voor invoering van een basisstudieloon.
Een inperking van de groei van de uitgaven voor het (wetenschappelijk) onderwijs lijkt ons in de huidige situatie onontkoombaar. Verkeer, milieu, woningbouw en ontwikkelingshulp zullen in de komende jaren van het rijksbudget belangrijke offers eisen. De uitgaven voor het wetenschappelijk onderwijs zullen daartegen moeten worden afgewogen. Thans stijgen deze uitgaven welhaast autonoom, alleen vanwege het feit dat steeds meer jongeren gaan studeren en daarom aanspraken kunnen maken op studietoelagen en kostbare onderwij.svoorzieningen.
In linkse kringen en ook bij vele studenten hoort men vaak de -mening verkondigen dat gratis onderwijs en sludieloon behoren tol de fundamentele rechten van de mens. waai'van hij naar gelieven gebruik kan maken. Hel absurde van deze stelling is niet moeilijk in te zien. wanneer men zich de situatie voor ogen stelt die zou ontstaan wanneer "iedereen in Nederland van dal recht op onderwijs gebruik ging maken. Er zou dan immers niemand meer overblijven om te werken.
Uiteraard heeft de maatschappij er belang bij dal er voldoende academici worden opgeleid. Bovendien is het een eis van rechtvaardigheid dat begaafde jongeren uil de lagere inkomensgroepen reële mogelijkheden krijgen om door een universitaire studie hun capaciteiten te ontplooien. Deze twee beginselen zouden voor het studie-financieringsprobleem maatgevend moeten zijn.
Thans zien we echter dal door de enorme toeloop van .studenten er een duidelijke overproduktie dreigt van academici; niet alleen in de sector van de sociale wetenschappen, maar ook bij de juristen en dit jaar zelfs ook bij de chemici. Tallozen volgen thans op kosten van de belastingbetaler een universitaire studie, terwijl de maatschappij daaraan geen behoefte heeft. Volgend jaar kunnen zich wel eens duizend .studenten aanmelden om kunstgeschiedenis te gaan studeren, terwijl dan de belastingbetaler maar voor de kosten zou moeten opdraaien. Bovendien' levert het ontstaan van een categorie werkeloze academici — een intellectueel proletariaat — allerlei maatschappelijke spanningen en ook tal van persoonlijke frustratie op.
De door de commissie-Andriessen voorgestelde verhoging van het collegegeld naar tweeduizend gulden voor de goedkopere studies (theologie, rechten etc) en zesduizend gulden voor de duurdere studies (medicijnen, chemie etc) moei dan ook positief gewaardeerd worden, Studenten met redelijke of goede studieprestaties zouden onzes inziens dan een gemengde toelage moeten kunnen krijgen, waarvan na afstuderen ongeveer de helft zou moeten worden terugbetaald, zonder rente maar wel met een doorberekening van het inflatiepercentage. Uit deze toelage zouden zowel het collegegeld als de kosten van levensonderhoud moeten worden betaald.
Voor minderjarige studenten uit de hogere inkomensgroepen zou rekening gehouden moeten worden met een ouderlijke bijdrage, voor meerderjarige studenten niet meer. De meerderheid van de commissie-Andriessen wilde het verband tussen studietoelage en ouderlijke bijdrage geheel laten vervallen, maar dit lijkt ons onjuist. De ouders hebben toch wel degelijk de taak om. wanneer zij daartoe in .staat zijn. bij te dragen aan de studiekosten van hun kinderen. Wel lijkt het ons wenselijk om de huidige regelingen inzake kinderbijslag en -aftrek voor meerderjarige kinderen af te schaffen. Thans krijgt men voor uitwonende studerende kinderen tot 27 jaar drievoudige kinderbijslag en -aftrek, wat een niet onbelangrijk bedrag betekent. Dit recht wordt thans toegekend onverschillig de studieprestaties.
Een koppeling van de terugbetaling van de studietoelagen aan hel later' te verdienen inkomen, zoals de meerderheid van de commissie^ voorstelt, lijkt ons minder juist. Allerlei lieden die studies volgen waarmee zij later in de maatschappij niets beginnen kunnen maar niettemin de belastingbetaler niet weinig gekost hebben, blijven op die manier immers buitenschot. De studierichtingen die in hel algemeen later de hoogste inkomens opleveren zijn trouwens ook de studierichtingen die de hoogste studiekosten (collegegelden) met zich meebrengen, zodat er dan ook relatief veel terug te betalen valt.
Welke kant hel ook precies op moge gaan, wel is het waarschijnlijk dat er in de toekomst van de student een grotere bijdrage in de kosten van zijn studie zal worden verlangd. Gezien hel feit dal een universitaire studie in hel algemeen een belangrijke verbetering van de inkomenspositie tot gevolg heeft, is dit ook niet meer dan billijk, al zullen de betrokkenen wel voor handhaving van de huidige situatie zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1971
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1971
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's