Lardinois bezorgd over toekomst van de EEG
"Men kan niet van mij verwachten dat ik meewerk aan de afbraak van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik wil desnoods voordelen op korte termijn opofferen voor een gemeenschappelijke landbouwpolitiek op middellange termijn". Minister ir. P. J. Lardinois van Landbouw en Visserij zei dit, met enige verontwaardiging in zijn stem, donderdag in Flevohof in Oostelijk Flevoland. Hij had daar gesproken in een vergadering ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van de Stichting zelfstandige handel en industrie (ZHI), die de belangen van de particuliere handel en industrie behartigt. De directeur van die stichting, drs. L. Padmos, had hem daarna ietwat ironisch gevraagd wat voor chaos hij eigenlijk verwachtte bij een uiteenvallen van de gemeenschappelijke landbouwmarkt door het uitblijven van een gezamenlijke oplossing voor de monetaire problemen der zes EEG-landen.
De minister had in zijn inleiding zijn grote bezorgdheid uitgesproken over het uitblijven van overeenstemming tussen de ministers van financiën van de zes over een gezamenlijke aanpak der monetaire problemen. Het terugkeren tot normale omstandigheden, waarin allen die in de gemeenschap hetzelfde produceren, ook dezelfde prijzen krijgen, moet naar zijn mening de grootste prioriteit hebben. De EEG staat volgens de bewindsman weer voor een grote krachtproef en over de middellange termijn was hij niet optimistisch.
AFBRAAK
Als dat wat in de gemeenschap in tien jaar is opgebouwd — een gemeenschappelijke markt met gemeenschappelijke prijzen en een aanzet voor een gemeenschappelijk structuurbeleid — op losse schroeven komt te staan, dan, zo antwoordde de minister op de vraag van drs. Padmos, betekent dat het be gin van de afbraak. En men moet bedenken dat dit ook consequenties zal hebben voor andere sectoren van de economie dan de landbouw. Wat er gaat gebeuren als ieder land weer in zijn nationalistische hoek wordt gedreven, is aan de geschiedenis van de afgelopen 50 jaren wel te zien.
De minister zei het tenslotte ook nog met cijfers. Nederland produceert nu tien miljoen varkens per jaar. Men stelle zich eens voor dat we terug moeten naar de vijf miljoen stuks van tien jaar geleden. Nederlands melkproduktie is in die tien jaar gestegen van zes tot acht miljoen ton, terwijl die van Denemarken, dat buiten de EEG bleef, daalde van zes tot vier miljoen ton.
De minister drukte in zijn inleiding de aangeslotenen bij de jubilerende stichting op het hart meer te doen aan het toepassen van nieuwe technieken en aan onderzoek. Dat laatste komt in de voedingsindustrie te langzaam op gang. De Nederlandse voedingsindustrie is naar verhouding tweemaal zo groot als die van Frankrijk of Duitsland, en moet er zich toch wel van bewust zijn dat ze, als Engeland en Denemarken tot de EEG toetreden, in sommige branches concurrenten krijgt die sterker zijn dan zijzelf. Zo mag een groot deel van onze producenten van maalderij- en bakkerij-artikelen de Engelse mededingers vrezen in Denemarken zal de vleeswarenindustrie een sterke concurrent zijn.
De minister riep zijn gehoor echter ook wel op oude relaties met Engeland „op te poetsen", omdat als dat land toetreedt tot de EEG, onze agrarische export daarheen al van 1 januari 1973 af preferenties zal kunnen laten gelden.
Met tuinbouwprodukten, dierlijke veredelingsprodukten van piepkuikens tot kalveren, en aardappelen is onze concurrentiepositie ten opzichte van Engeland vrij sterk. Met rundvlees en granen staan we zwakker.
Het proces van vergroting, samenballing en fusering van ondernemingen In de Nederlandse voedingsindustrie is 1 1971 bepaald nog niet aan zijn eind gekomen, vond de minister. Het bedrijfsleven zal hier zelf het nodige moeten doen, de overheid moet niet sturen, alleen maar bijsturen.
SAMENSPEL
Omdat driekwart van de produktie van onze land- en tuinbouw verder wordt verwerkt door de agrarische industrie is een verdergaand samenspel tussen die twee van wezenlijke betekenis voor een naar omvang en kwaliteit op de afzet gerichte produktie. In een aantal sectoren beschikken enkele geïntegreerde ondernemingen al over de 85 a 90 procent van de produktie. Zulke ondernemingen zullen naar de mening van de minister ook meer overleg moeten gaan plegen met „collega's in België en Duitsland over uitbreiding of handhaving van bepaalde produkties". We moeten niet gaan krijgen dat de één de ander het verlies niet gunt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 oktober 1971
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 oktober 1971
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's