Uren, dagen, maanden, jaren ...
In de loop der jaren heeft prof. dr G.J. Borger te Amsterdam een aantal zeer interessante artikelen geschreven, die zijn gepubliceerd in het 'Contactblad van de Gereformeerde Bond afdeling Amsterdam. In goed overleg met de auteur en de redactie van het Contactblad zullen in een aantal aanstaande nummers van Protestants Nederland diverse eerder gepubliceerde bijdragen van prof dr Borger - al of niet in bewerkte vorm - worden geplaatst. Wij danken prof dr Borger en de redactie voor hun bereidwillige en spontane medewerking
Op 1 januari begint een nieuw kalenderjaar Nieuwjaarsdag, het begin van het jaar 1998. Anno Domini, oftewel 'in het jaar Onzes Heeren 1998'. Maar waarom op l januari? Als je kijkt naar de namen van verschillende maanden, dan is duidelijk dat dat niet altijd zo is geweest
De maand september is in onze kalender de negende maand, maar de naam betekent eigenlijk de zevende. Ook de namen oktober (de achtste), november (de negende) en december (de tiende) verwijzen naar het oude Romeinse gebruik om het jaar op 1 maart te beginnen. In de 2e eeuw voor Christus werd met dit oude gebruik gebroken en besloot men in Rome om het jaar op 1 januari te beginnen. Nadien was men gewoon om de jaren te tellen naar de regeringstijd van de consuls of de keizers (in het zoveelste jaar van keizer Augustus), maar het jaar begon steeds op 1 januari.
Diverse 'stijlen'
In de loop van de middeleeuwen kwamen er andere gebmiken met betrekking tot het begin van het nieuwe jaar in omloop. De Duitse keizers begonnen het jaar op 25 december, de zogeheten Kerststijl. De Franse koningen daarentegen rekenden het jaar aanvankelijk vanaf 25 maart (Boodschapstijl) en later vanaf Pasen (Paasstijl). De achteriiggende gedachte is duidelijk. Net zoals men in het Romeinse rijk de jaren telde naar de regering van de consuls of keizers, zo wilden de vorsten in het christelijke Europa de jaren tellen naar de regeringsjaren van hun grote koning. En wanneer was die koning dan aan de macht gekomen? Daarover bestond verschil van mening. Sommigen meenden dat het koningschap van Christus al begonnen was met zijn komst op aarde. Dan lag het voor de hand om te kiezen voor de Kerststijl en het nieuwe jaar telkens op 25 december te beginnen. Anderen meenden echter dat het koningschap al een aanvang had genomen op het moment dat de engel aan Maria verscheen en haar aankondigde dat ze zwanger zou worden uit de Heilige Geest. Traditioneel werd en wordt dit feest van deze aankondiging in de rooms-katholieke kerk gevierd op 25 maart (Annunciatio Mariae, oftewel: Maria Boodschap). Niet toevallig valt deze feestdag precies negen maanden voor Kerst. Vorsten die deze mening waren toegedaan, volgden daarom de Boodschapstijl en begonnen het nieuwe jaar op 25 maart. In de middeleeuwen was het merendeel van de Europese vorsten er echter van overtuigd dat de eigenlijke overwinning van Christus pas wordt gevierd op Pasen. Vandaar dat veel vorsten bewust ervoor hebben gekozen om het nieuwe jaar op Pasen te beginnen. Deze zogeheten Paasstijl levert in de praktijk echter de meest lastige kalender op. Pasen wordt namelijk gevierd op de eerste zondag na de eerste nieuwe maan in de lente en valt daardoor elk jaar op een andere datum. Een voorbeeld kan duidelijk maken welke moeilijkheden daaruit kunnen voortvloeien. In het jaar 1997 viel de paasdatum op 30 maart en in het jaar 1998 op 12 april. Het Paasstijljaar 1997 loopt dus van 30 maart 1997 tot 11 april 1998, want op 12 april 1998 (Eerste Paasdag) zou men het nieuwe Paasjaar 1998 laten beginnen. In het Paasstijljaar 1997 komen de data van 30 maart tot 11 april dus twee keer voor! Een keer in het jaar 1997 en een keer in het jaar 1998. In de middeleeuwen loste men dit probleem op door te vermelden dat men de Hofstijl (= Paasstijl) had gebruikt of door bij een datum aan te geven of die dag voor dan wel na Pasen viel. Zo lang er nog maar weinig brieven werden geschreven, had men de tijd om goed na te denken over dergelijke ingewikkelde constmcties. Maar een bron van fouten is dat altijd geweest. Pasen vond men echter lange tijd zo'n belangrijke feest dag dat men dit ongemak op de koop heeft toegenomen. De Paasstijl had dan ook een brede verbreiding in de middeleeuwen, maar niet overal werd de Paasstijl gebmikt. In de Nederiandse gewesten hielden het hertogdom Gelderiand, de provincie Friesland en het bisdom Utrecht vast aan de Kerststijl en in de stad Delft bleef men vasthouden aan de oude gewoonte om het jaar op 25 maart (Boodschapstijl) te beginnen. Maar ook elders in Europa kwamen de verschillende jaarstijlen naast elkaar en door elkaar voor. Kortom: grote verwarring.
Invloed van de almanak
Maar hoe is daaraan dan een einde gekomen? Hoe kon de gewoonte ontstaan dat de eerste dag van de maand januari algemeen werd gezien als het begin van het nieuwe jaar? In dat opzicht is het van belang om te weten dat ook de eerste januari een belangrijke kerkelijke hoogtijdag was. Nieuwjaarsdag is namelijk de octaaf (achtste dag) van Kerst en volgens het Evangelie (Luc. 2: 21) werd het kindje Jezus op de achtste dag besneden. Vandaar dat in de rooms-katholieke kerk nog steeds op 1 januari het feest van de besnijdenis des Heeren wordt gevierd. Vanouds was dit feest vooral voor gewone mensen erg belangrijk. Zoals Jezus eertijds door de besnijdenis was opgenomen onder zijn volksgenoten, zo beleefde men tijdens de viering van het besnijdenisfeest dat Jezus 'een van ons' was geworden. Eigenlijk in de zin van het begin van het Evangelie naar de beschrijving van Johannes: 'Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond'. Vandaar dat de opkomende burgerij in de steden als regel het feest van de besnijdenis des Heeren (1 januari) koos als de dag waarop men officieel het nieuwe jaar begon
In de loop van de 16e eeuw heeft de Nieuwjaarsstijl alle andere jaarstijlen snel weggedrukt. De boekdrukkunst heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. In die tijd werd het namelijk gebruikelijk om elk jaar een almanak te drukken waarin een overzicht werd gegeven van de belangrijkste activiteiten in een bepaalde stad of streek, zoals de marktdagen en -tijden, kerkelijke feestdagen, kermissen, zons- en maansverduisteringen, maten en gewichten en nog veel meer. Deze almanakken werden zo populair, dat ze niet alleen in de steden maar ook daarbuiten als een soort kalender gingen functioneren. En aangezien deze almanakken werden gedrukt door uitgevers die in de steden woonden, is het niet verwonderlijk dat het stedelijke gebruik met betrekking tot het begin van het nieuwe jaar in deze almanakken werd aangehouden. Op die manier is in de loop van de 16e eeuw de grote verwarring rond het begin van het nieuwe jaar verdwenen en is het tot een algemeen gebruik geworden om Nieuwjaarsdag op 1 januari te vieren. De oorsprong van dat gebruik is echter vergeten. Voor de meeste mensen is het nu een gewoonte zonder inhoud. Toch is dat jammer. Uit het bovenstaande mag duidelijk geworden zijn dat de keuze van 1 januari wel degelijk een diepere betekenis heeft. Het gaat om de vraag hoe we het nieuwe jaar binnen willen treden. Begin je het nieuwe jaar in het besef dat Jezus mens heeft willen worden, gelijk is geworden aan zijn volksgenoten en ook onder ons wil wonen? Alleen dan kan het jaar 1998 een jaar des Heeren zijn.
Maanden en dagen
Alle beschavingen hebben gezocht naar de meest voor de hand liggende indeling van de tijd. Bijna alle volken gebruiken als kleinste tijdeenheid de dag, en voor de indeling van grotere tijdseenheden vormde de maanmaand het makkelijkst te herkennen uitgangspunt. De 'nieuwe maan', waarbij de maan wel zichtbaar is maar geen licht geeft, is namelijk een zeer opvallend natuurverschijnsel dat met een vaste regelmaat terugkeert. Een kalender die is gebaseerd op de maanmaand, is dus voor iedereen zichtbaar en te gebruiken. Dat gold zeker voor het Middellandse Zeegebied met zijn vaak heldere, wolkeloze nachten. De 'nieuwe manen' werden dan ook vrijwel alom gevierd als het begin van een nieuw tijdperk. Ook in het Oude Testament vindt men daar de sporen van. De lengte van een maanmaand is echter 29,5 dagen. Die breuk maakt het wat lastig om precies aan te geven hoeveel dagen een maand telt. Lange tijd bestond er echter nauwelijks behoefte om de tijd nog nauwkeuriger in te delen. In die tijd kon men volstaan met het maken van afspraken rond de volgende nieuwe maan of het laatste kwartier. De eeuwen door hebben dan ook veel volken zo'n kalender gebruikt. Ook de Islamitische kalender is een maankalender. Het begin en het einde van de Islamitische vastenmaand (Ramadan) worden zodoende door de stand van de maan bepaald.
Aanvankelijk was ook de kalender die de Romeinen gebruikten gebaseerd op de maanmaand. Een belangrijke vernieuwing was echter dat in de Romeinse kalender elke dag een eigen aanduiding had. Elke dag werd daardoor op een eenduidige wijze herkenbaar gemaakt. De Romeinen gebruikten daarvoor een in onze ogen wel erg ingewikkeld telsysteem gebaseerd op kalendae, nonae en idus. Om politieke redenen heeft Constantijn de Grote, die van 306 tot 337 als keizer regeerde over het Romeinse Rijk, de zevendaagse week ingevoerd als nieuwe tijdseenheid. Deze keizer heeft het Christendom een gelijkwaardige positie gegeven naast de andere godsdiensten in het Rijk. Als onderdeel van zijn pogingen om de culturele en geestelijke eenheid van het Rijk te herstellen, heeft keizer Constantijn de zondag aangewezen als een bijzondere dag voor alle inwoners van zijn Romeinse Rijk. In feite greep hij daarmee terug op de scheppingsorde die in de Joodse en christelijke traditie ten grondslag ligt aan de tijdsindeling De indeling in weken doorbrak natuuriijk de oude indeling in maanmaanden, maar de politieke voordelen waren voor de keizer zo groot dat hij deze verandering heeft doorgezet
Zondag
In deze nieuwe tijdsindeling was met name de zondag een interculturele dag bij uitstek. Zowel in de religie van de Germanen als bij de aanhangers van de 'sol invictus' in het oosten van het Rijk speelde de verering van de zon een grote rol. Voor de Christenen was de zondag de dag van de verrijzenis des Heeren. Ook met de naam 'zondag' konden de christenen goed overweg, want in Matth. 17:2 wordt van Jezus gezegd dat Zijn gezicht blonk als de zon en ook in Openbaring 1:16 wordt de opgestane Heer vergeleken met de zon. Met de naamgeving van de andere dagen van de week hadden de christenen meer moeite, maar de keizer had ook rekening te houden met de gevoelens van de aanhangers van andere religieuze stromingen. Met de verering van de maan hadden de christenen niets van doen. Dinsdag is genoemd naar de Germaanse oorlogsgod Tiaz. De Romeinse tegenhanger van deze godheid was Mars, vandaar dat de dinsdag in het Frans mardi heet. De volgende dagen zijn vernoemd naar de Germaanse goden Wodan, Donar en Freia, terwijl de laatste dag van de week de naam van de Romeinse god Saturnus draagt.
Christelijke en Joodse traditie
De weekindeling en de benoeming van de dagen van de week is dus duidelijk een compromis dat keizer Constantijn de Grote om politieke redenen heeft doorgedrukt. Met name met de namen van de afzonderiijke dagen is de kerk nooit gelukkig geweest. In kerkelijke kringen gaf men de dagen van de week daarom bij voorkeur een rangnummer van één (feria prima) tot zeven (feria septima). Alleen voor de eerste en de laatste dag van de week bestonden er aparte namen. De eerste dag van de week was de Dag des Heeren (feria Dominica) en de laatste dag stond bekend als de sabbatsdag (feria sabbathi). In de middeleeuwen bleef dat gebruik in kerkelijke kring gehandhaafd, maar het gewone volk koos voor de namen die we nu ook nog gebruiken.
Ook waar het gaat om de indeling van de dag, heeft de kerk in de middeleeuwen vast gehouden aan een Joodse traditie. Volgens de Joodse tijdsindeling begint de dag namelijk bij zonson dergang. Men volgde daarin het refrein uit Genesis 1: Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zoveelste dag'. Het meest duidelijk komt dat bij de Joden tot uiting in het begin en het einde van de sabbatsviering. Maar in de middeleeuwen was het voor de hele christenheid in West-Europa een vanzelfsprekendheid dat de avond behoorde bij de daarop volgende dag. Van die traditie zijn nog enkele resten over. Het meest sprekende voorbeeld is wel de aanduiding 'kerstavond'. Voor heel veel mensen is het nog steeds duidelijk dat daarmee de avond voorafgaande aan Kerst wordt bedoeld. Hetzelfde geldt voor de Sinterklaasavond, al zullen maar weinig mensen weten dat de katholieke heiligenkalender het feest van Sint-Nicolaas op 6 december vermeldt. In het Duits zijn de uitdrukkingen Sonnabend (zaterdagavond) en Fastnacht (de avond voorafgaande aan de vasten) een restant van die traditie.
De kalender die we gebruiken, draagt dus de sporen van de culturele traditie waarin we (willen) staan. In dat opzicht is het interessant dat er de laatste tijd een tendens bestaat om de week te beginnen op maandag. De zondag wordt dan gerekend tot de afsluiting van de voorafgaande week. Veel agenda's dragen al de sporen van die nieuwe tijdsindeling. Zo manifesteert de ontkerstening van Nederiand zich ook in onze binnenzak.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998
Protestants Nederland | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998
Protestants Nederland | 12 Pagina's