Philippus Melanchthon als dichter
Tot de kring van mannen in Wittenberg waarmee Maarten Luther intensief samenwerkte, behoorde zeker zijn collegahoogleraar Philippus Melanchthon (1497-1560). Deze heeft met zo'n grote inspanning voor de voortgang der reformatie gewerkt, dat soms wel voor zijn leven gevreesd werd. Mekmchthons belangstelling is zeker niet beperkt gebleven tot de studie waarin hij onder zijn tijdgenoten zo uitblonk: die der klassieke talen. De eerste protestcmtse dogmatiek (de Loei Communes) was van zijn hand, hij was opsteller vcm belijdenisgeschriften en besteedde grote aandacht aan de opvoeding van de Duitse jeugd. Over veel vrije tijd beschikte Philippus Melanchthon bij gevolg niet.
Was er inspiratie en gelegenheid, dan hanteerde hij graag de ganzeveer om in een gedicht zijn gevoelens aan het papier toe te vertrouwen. De reformator deed dat trouwens niet in zijn moedertaal, het Duits, maar in de klassieke talen. Dat enkele liederen van Melanchthon in het Gezangboek van de Evangelische Kirche in Duitsland zijn opgenomen, is dan ook het gevolg van de vertaling en bewerking door anderen.
Eén van de bekendste liederen van Melanchthon, het zogenaamde 'Engelenlied', moet in 1543 geschreven zijn. 'Onze' Erasmus was er zodanig mee ingenomen, dat hij de dichter een 'tweede Oipheus' noemde. Diverse vertalingen van dit Latijnse gedicht zijn nog bekend, maar daaronder zijn die van Nikolaus Herman (1480-1561) en Paul Eber (1511-1569) het meest geslaagd. Na Luther is de hoogleraar en stadsprediker Eber de belangrijkste dichter van Wittenberg geworden. Eber was ook de man die de gedachtenispreek na het overlijden van zijn vaderlijke vriend Philippus Melanchthon hield. Het leek mij niet nodig om de nevenstaande vertaling in het Duits (van Paul Eber) van dit oorspronkelijk Latijnse gedicht weer in onze taal over te zetten; het lijkt me alleszins begrijpelijk en het gedicht zou slechts aan zeggingskracht verliezen.
Engellied
Herr Gott, dich loben alle wir
Und sollen billig danken dir
Für dein Geschöpf der Engel schön.
Die um dich schweben in deinem Thron.
Sie glänzen hell und leuchten klar
Und sehen dich ganz offenbar;
Dein Stimm sie hören allezeit
Und sind voll göttlicher Weisheit.
Sie feiern auch und schlafen nicht.
Ihr Fleiss ist gar dahin gericht',
Dass sie, Herr Christe, um dich sein
Und um dein armes Häufelein.
Der alte Drach und böse Feind,
Vor Neid und Hass und Zorne brennt;
Wie er zuvor hat bracht in Not
Die Welt, führt er sie in den Tod.
Sein Sinnen steht allein darauf,
Wie von ihm werd zertrennt dein Häuf;
Kirch, Wort, Gesetz, all Ehrbarkeit
Zu tilgen ist er stets bereit.
Darum kein Rast noch Ruh er hat,
brüllt wie ein Löw, tracht' früh und spat.
Legt Garn und Strick, lyraucht falsche List,
Dass er verderb, was christlich ist.
Indessen wacht der Engel Schar,
Die Christo folget immerdar.
Und schützet deine Christenheit,
Wehret des Teufels Listigkeit.
Darum wir billig loben dich.
Und danken Dir, Gott, ewiglich.
Wie auch der lieben Engel Schar
Dich preiset heut und immerdar.
Und bitten dich, du wollst allzeit
Dieselben heissen sein bereit.
Zu schützen deine kleine Herd,
So hält cm deinem Worte wert.
Lob, Ehr sei Gott im höchsten Thron,
Desgleichen Christo, seinem Sohn,
Und auch dem Tröster in der Not,
Dem dreifaltigen Einen Go.
In het gedicht 'Engellied' spreekt de dichter zijn dankbaarheid uit jegens God, die de engelen heeft geschapen. Deze gedienstige troongeesten verkeren in de nabijheid van Gods troon, zijn heldere lichten en horen Zijn stem steeds. Wat een scherpe tegenstelling signaleren we echter als de engelen bij de 'oude draak', een gevallen engel, vergeleken worden! Hij is er slechts op uit om de gemeente van Christus op aarde dwars te zitten en te verdelgen. Hij legt het aan op het lichaam, de ziel, de eer en de bezittingen van Gods kinderen. Doch de engelen zijn steeds in actie om hem te beschermen. Melanchthon vindt terecht dat wij God Drieënig eeuwig moeten prijzen, zoals de engelen dat doen.
Zeer mooi is ook Melanchthons' 'Gebet urn Beistand in der Todesnot'. Het is in 1555 door hem gedicht toen hij door buitensporig grote zorgen werd gekweld: zijn vrouw was ernstig ziek en veel tegenstanders maakten hem dagelijks het leven zwaar. Ook zijn levenskrachten namen af. Dit gedicht is door een zekere Gigas in het Duits vertaald.
Gebet um Beistand in der Todesnot
Ich armer Mensch doch gar nichts bin,
Gott's Sohn allein ist mein Gewinn.
Dass er Mensch worden, ist mein Trost,
Er hat mich durch sein Blut erlöst.
O Gott Vater, regier du mich
Mit deinem Geist beständiglich.
Lass deinen Sohn, mein Trost und Leben,
Allzeit in meinem Herzen schweben.
Wenn mein Stündlein vorhanden ist.
Nimm mich zu dir, Herr Jesu Christ.
Denn ich bin dein und du bist mein.
Wie gern wollt' ich bald bei dir sein!
Herr Jesu Christe, hilf du mir,
Dass ich ein Zweiglein bleib' an dir
Und nachmals mit der aufersteh',
Zu deiner Herrlichkeit eingeh
In het 'Gebed om bijstand' erkent de dichter niets te zijn. Christus is voor hem alles. Hij is zijn troost en heeft de dichter door zijn bloedstorting verlost. Daarom bidt hij om de gedurige bijstand van de Heilige Geest en de nabijheid van Christus. Hij verzoekt de Heiland om hem tot zich te nemen. De dichter verlangt er naar dat dit spoedig zal gebeuren, zodat hij met Christus zou mogen opstaan en Zijn heerlijkheid mag beërven. We mogen geloven dat de wens die Melanchthon op papier uitte vervuld is...
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996
Protestants Nederland | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996
Protestants Nederland | 8 Pagina's