Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerkelijk loopbaan van een  Amerikaanse farmer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerkelijk loopbaan van een Amerikaanse farmer

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. H. Florijn

Velen maakten de oversteek naar Amerika. Onder ken waren er ook die weer terug keerden naar Ket land van hun geboorte. Daartoe behoorden er die zich geroepen wisten om hier in Nederland het Evangelie te prediken. Een van hen was Gerrit Willem Alberts, boerenzoon en later farmer inAlto.

Gerrit Willem Alberts werd geboren op 30 januari 1886 in Withagen op de Veluwe. Zijn ouders Albert Alberts en Gerritje van Scoten hadden een boerderij in Voorst en daar groeide hij op. Er is maar heel weinig bekend uit zijn jeugd, maar zoals dat zo vaak het geval is, bleven met name de meest schokkende gebeurtenissen in het geheugen. Die waren er zeker. Want nog maar elf jaren was Gerrit oud toen hij zijn moeder verloor. Zij en Gerrit waren ernstig ziek geworden: beiden werden aangetast door de tyfus. Maar moeder Alberts overleed en Gerrit bleef leven. Het was wel ternauwernood, want hij was dermate aangetast door de kwaal dat de medici hem in het ziekenhuis van TweUo, waar hij was opgenomen, overbrachten in een ruimte waar hij volgens hen rustig kon sterven.

Hij stierf niet, maar herstelde. Eindelijk, na 21 weken mocht hij weer naar huis terugkeren.

Toch voelde hij zich er niet echt meer thuis. Bij het ouder worden, kwam een zekere onrust in hem en een verlangen naar avontuur en verre streken. Op nog maar 18jarige leeftijd maakte hij de oversteek naar Amerika. Daar lag volgens hem het fortuin, daar hoopte hij ook rijk te worden. Rijk in vermogen wel te verstaan, want dat er ook schatten zijn die niet in geld uitgedrukt kunnen worden, wilde er bij hem niet in. Om God en godsdienst bekommerde hij zich niet.

In Wisconsin

Alberts ging in de staat Wisconsin wonen, in de plaats Alto. Hij trof het daar. In deze stad woonden

veel Nederlanders en dat was te merken. Allereerst natuurlijk aan de taal die er gesproken werd, daarnaast was het ook te zien aan de bouwwerken. Een opvallende plaats nam de molen van Alto in het stadsbeeld in.

Alberts kreeg er werk en vond er huisvesting. Hij trof het ook met de mensen daar: hij kreeg er vrienden. Kerkelijk onderdak vond hij er niet, maar dat was nog wel het minste, want daar zocht hij niet naar. Het was er overigens wel. In Alto was een Dutch Reformed Church gevestigd, een Hollandse Gereformeerde Kerk. Die werd bediend door ds. Lumkes, een predikant van de oude stempel.

Nu telde Alberts onder zijn metgezellen in ieder geval een echte vriend. Deze vroeg hem of hij niet eens mee wilde naar de kerk. Alberts weigerde, hij had er geen zin in. De vriend hield aan en eindelijk, om van het gezeur af te zijn en ook wel om de vriend een plezier te doen, ging hij op een zondag mee.

Ds. Lumkes preekte over He­ breeën IO:3l: Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods.' Alberts hoorde daar zaken die hij nog nooit gehoord had en de woorden van de predikant raakten hem tot in het diepst van zijn ziel. Hij kon ze niet meer van zich afzetten.

Vele jaren later heeft hij aantekeningen gemaakt over wat hij in deze tijd heeft ondervonden. Diepe indrukken kreeg hij van de heiligheid Gods en van zijn eigen zondigheid. Hij schreef: Zwijgen moet de zondaar en indien de Heere altoos grimmig op hem bleef, ja dan nog Zijn oordeel billijken. Alle hoop op zelfverlossing verdwijnt bij het aanschouwen van Gods heiligheid.' De kerkgang werd nu niet meer verwaarloosd. Soms werd het licht onder de prediking, zoals die keer dat er gepreekt werd over Romeinen 5:6: Want Ghristus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven.'

Het bracht bij hem verslagenheid te weeg, verwondering ook over de grootheid van de liefde van Christus, Die voor goddelozen gestorven was.

Er verstreken weken. Toen op een zondag preekte ds. Lumkes over Jesaja 49 = l6: 'Zie Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd; uw muren zijn steeds rnij.' Het was bij deze tekst dat schuld en veroordeling werden weggenomen en dat zijn ziel in de ruimte werd gesteld.

Roeping

Er gingen jaren voorbij. Tijden waarin hij met andere godvrezende mensen bijeen kwam om te spreken over de grote daden van God. Tijden ook waarin hij toenam in de genade. Steeds meer voelde hij zich gedrongen om het Woord te gaan preken. Aanvankelijk wilde hij er niet aan: hij zat veel te vast aan de farm die hij toen in zijn bezit had en aan het boerenwerk in Amerika. Dat alles zou hij dan moeten loslaten en dat kon hij niet.

Eindelijk, in de winter van 1916 stopte hij met zijn werk in Amerika en verkocht hij zijn bezittingen. Hij boekte de overtocht naar Nederland en aanvaardde de terugreis met de boot. Zonder gevaar was dat niet: het was midden in de Eerste Wereldoorlog en overal op zee waren mijnen uitgezet. Meerdere passagiersschepen zijn toen vergaan, waarbij veel opvarenden om het leven kwamen. Alberts echter mocht behouden aankomen in zijn vaderland.

Hij meldde zich bij het curatorium van de Christelijke Gereformeerde Kerken en werd er toegelaten tot de studie. Die viel hem niet mee. Omdat hij maar tot zijn elfde jaar op school was gegaan, had hij een grote achterstand. Hij werkte echter hard en studeerde tot diep in de nacht om die zoveel mogelijk weg te werken. Na zeven jaren studie kon hij de opleiding afronden.

Alberts had bij alles veel steun gekregen van de docenten. De bekendste in die tijd waren P.J.M, de Bruin, F. Lengkeek en A. van der Heijden. Zij hadden veel geduld met de student, beurden hem op als hij in de put zat en waren hem vaak tot troost en bemoediging bij de moeilijkheden waarmee hij te maken kreeg.

Zutphen

In 1923 werd Alberts beroepbaar gesteld. Zes beroepen werden op hem uitgebracht, dat van de gemeente te Zutphen nam hij aan. Hij werd er bevestigd op 2 december door ds. L. Baas van Teuge met de tekst I Petrus 5:1-5. Zelf deed hij intrede met Psalm 122:9: Om des huizes des Heeren, onzes Gods wil, zal ik het goede voor u zoeken.' Alberts deed in Zutphen het werk van een predikant: ij preekte, bediende de sacramenten, legde huisbezoeken af, bezocht de zieken en catechiseerde. Vooral

dat laatste deed hij graag. Verder vond hij een vrouw in Zutphen: op 2 december 1925 huwde hij in zijn woonplaats met de dertien jaar jongere Cornelia Johanna Adriana Rog. Het huwelijk werd gezegend met zes kinderen. Alberts vrouw was een grote steun voor haar man. Zij zou hem negen jaar overleven.

Na enige tijd ging het niet zo goed in de gemeente. Er kwamen wrijvingen. Door de gang van zaken werd het zenuwgestel van de predikant aangetast. Dat ging tenslotte zo ver dat aan hem het advies werd gegeven om zijn werk neer te leggen en emeritaat aan te vragen. Het werd hem op 15 rnei 1929 verleend.

Emerituspredikant

Er volgden meerdere verhuizingen. Achtereenvolgens in Gorinchem, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen werd onderdak gevonden.

Dit stond mede in verband met verzoeken aan ds. Alberts om catechetisch onderwijs te geven in deze plaatsen. Zoals al is meegedeeld, was hij vooral als catechiseermeester in zijn element. Hij toonde altijd een grote betrokkenheid met de leerlingen. In een nagelaten levensbericht getiteld Geroepen tot het licht staat dan ook: 'Vooral de belijdeniscatechisanten waren hem op het hart gebonden. Daarvan kunnen alle catechisanten uit de plaatsen 's-Gravendeel, Klundert, Maassluis, Nieuwpoort, Schiedam, Vlaardingen, Zutphen en Zwijndrecht getuigen.' Ze merkten zijn bewogenheid op en ook bespeurden ze dat hij altijd m^et innerlijke ontferming bewogen was over mensen die zonder God in de wereld leefden. Hij was zijn eigen verleden niet vergeten, ook stond hij niet te hoog met zichzelf om er over te zwijgen.

Geleidelijk aan verbeterde ook zijn zenuwgestel. De mogelijkheid werd geopend om in allerlei vacante gemeenten voor te gaan.

Niet altijd blonk hij daarbij uit door tact. Eens preekte hij in een gemeente waar vele kerkgangers waren die veel met zichzelf op hadden. Hij begon met de woorden: 'Ik houd niet van...' en noemde daarbij de plaats waar hij die morgen voorging.

Zijn prediking was eenvoudig, vaak meer meditatief dan exegetisch knap onderbouwd. Zelf dacht hij gering over zijn preken.

Toen professor J.W. Geels hem eens vroeg of hij niet bereid was om een preek te leveren voor een uitgave, antwoordde hij dat hij daarvoor geheel onbekwaam was.

Toch is er een leerrede van hem overgeleverd, maar die was opgenomen met een bandrecorder. Hij heeft die uitgesproken in Zwijndrecht, op 6 november

igSo, minder dan een half jaar voor zijn Overlijden. Ds. Alberts preekte toen over Simeon in de tempel. Naar aanleiding van de tekstwoorden dat Simeon rechtvaardig was en godvrezende, merkte hij onder meer op: 'Simeon mocht dus een welbehaaglijk leven leiden voor de Heere. Let daar vooral goed op, Wie dat zegt van Simeon? Dat zegt de Allerhoogste, dat hij rechtvaardig was en godvrezende. Daar hebben ook wij met alles wat in ons is naar te staan. Wat zegt God van mij en wat zegt de Heere van u? Kunnen wij ook door genade zeggen dat de Heere het willen en het werken naar Zijn welbehagen in ons heeft gelegd? Ik zou niet graag op een zogenaamde veronderstelde wedergeboorte de dood ingaan. Daar komen wij straks allen voor te staan en dan hebben wij ons op dit punt biddend te onderzoeken en ons de vraag te stellen: "Heere, kunt U dat nu ook van mij zeggen? '

Ds. Alberts preekte steeds meer. Ook richtte hij zich graag tot buitenkerkelijken. In Vlaardingen ging hij regelmatig voor in een zaal waar hij deze mensen om zich heen verzamelde. Dan onderwees hij hen en sprak hij hen aan.

Hij had er trouwens toch slag van om allerlei mensen te benaderen. Het kon gebeuren dat als hij door de stad liep en hij een loodgieter aan het werk zag, hij de man aansprak en vroeg of de band tussen God en zijn ziel al hersteld was. Als hij in een winkel wat had aangeschaft, kon het gebeuren dat hij de verkoper uitnodigde om "s zondags eens bij hem te komen luisteren. Hij had als gezant van God ook waren aan te bieden, maar dat zonder prijs en zonder geld. Het nam mensen voor hem in, ook mensen die van Gods Woord maar weinig moesten hebben.

Zijn aanpak maakte hem bij uitstek geschikt voor huis-en ziekenbezoeken. Hij was vooral in het laatste heel trouw. In de al eerder genoemde levensbeschrijving staat dat hij door God bedeeld was met een bijzondere gave om tot zieken en diepbedroefden te spreken.

'Daarbij werd hij gedreven door het onuitblusselijk vuur van Gods liefde om die, waar het ook maar mogelijk was, aan anderen mede te delen. Hij gunde de satan geen plaats, maar worstelde soms nachten aan een ziekbed om het behoud van een ziel voor de grote eeuwigheid. Hij had het immers zelf zo ondervonden dat de Heere uit genade zalig maakt. Ja, hij kon getuigen hoe de Heere een vluchteling tot Hem ontvangt, nog meer hoe de Heere naar lichaam en ziel ondanks moeiten en zorgen het wel maakt.'

Laatste jaren

De Tweede Wereldoorlog kwam met al zijn noden. Hij stond de mensen bij door de etenswaren rond te delen die hij soms met veel moeite bij elkaar had weten te krijgen. Naar de voorschriften van de bezetter kon hij zich maar moeilijk schikken. Er was bijvoorbeeld geen macht ter wereld die hem kon verbieden om voor de koningin te bidden.

Na de oorlog is hij nog drie keer in zijn tweede vaderland geweest, in Amerika. In totaal heeft hij daar nog twee jaar gearbeid. Daarbij vond hij met name aansluiting bij de armen en de gebrekkigen, niet bij de rijken en de weigestelden. Die hadden hem niet nodig, de armen wel. Zij voelden dat deze predikant wist hoe moeilijk het was om te bidden en te danken als de beurs leeg was en men niets had dan schulden.

Toen ds. Alberts 73 j^^^" oud was, werd hij ongeneeslijk ziek. In het laatste halfjaar van zijn leven heeft hij nog op veel plaatsen afscheid mogen nemen, daarbij sprak hij dus ook in Zwijndrecht, in welke plaats hij de enige van hem uitgegeven preek hield. Zijn laatste dienst was in Huizen, waar hij op de Kerstdagen van i960 voorging.

Daarna werd hij in een verwarmde auto naar huis terug gereden. De dag erna moest hij opgenomen worden in het ziekenhuis. Een operatie volgde, maar had niet het gewenste gevolg.

Overlijden

In het ziekenhuis was hij erg zwak. De hervormde Vlaardingse predikant ds. W.J. Kolkert zei daarover: 'Toen ik hem kort na zijn operatie bezocht in het ziekenhuis en hij erg zwak was, toen vertelde hij alleen dit: 'Door Gods genade mag ik weten: Mijn Verlosser leeft!" Velen hebben hem opgezocht op zijn laatste ziekbed. Onder hen was de christelijk-gereformeerde predikant van Driebergen, ds. F.

Bakker. Tijdens de begrafenis vertelde deze dat ds. Alberts in die dagen zeer vertroost werd, al moest hij ook zeggen: 'Ik heb de hel verdiend.' Hij bond ds. Bakker op het hart dat deze niet mocht stilstaan bij zijn dood. Ds. Bakker: 'En het is waar geliefden, het is waar. Hij is niet gestorven, maar zijn zonden zijn gestorven, zijn lichaam der zonde en zijn lichaam der ziekte. En dat wordt voor hem nu gezaaid. En daarom is het een eeuwige winst voor hem, want hij had niet een God der doden, maar een God der levenden.'

Een bijzondere band had ds. Alberts tijdens zijn leven met ds. C. Smits, veel later predikant bij de Oud Gereformeerde

Gemeenten in Nederland. Ds. Smits daarover: 'Onze beminde vriend ds. Alberts, kenden wij 35 j^^r. Daar zijn kwart vrienden, daar zijn halve vrienden en daar zijn hele vrienden. En bij de laatste — al heb ik niet veel vrienden — behoorde onze lieve vriend ds.

Alberts.' Ook ds. Smits bracht een bezoek en vertelde tijdens de begrafenis: 'Ja, zo mocht hij getuigen op zijn ziekbed: 'Daar is een volmaakte vrede tussen God en niijn ziel. Daar is nu niets meer tussen God en mijn ziel.' Hij lag daar niet als een dominee — want we sterven niet als een dominee, ons domineesjasje, dat gaat uit — maar als een arme zondaar. Maar dan zal het voornaamste zijn als onze naakte ziel gedekt is met dat kleed dat op Golgotha geweven is. En dat is Jezus' eeuwig geldende Borggerechtigheid. Dat is dat bedeksel van dat dierbare bloed des Lams, waarvan de dichter zegt: 'Ja, opdat Gods hand rust op mijne ziele.' Vol verwondering bidt zij aan; 'Gij hebt door Uw zoenbloed al mijn vuile zonden weggedaan.' Tegen de weduwe en de kinderen zei ds. Smits op het kerkhof: 'De laatste keer dat wij uw man en vader bezochten... hebben we onder tranen elkaar gedag gekust en toen sprak uw man: 'Tot ziens.' Hij is de strijd te boven. Geen aanvechting meer ten opzichte van zijn aanzien in Christus. Wij verkeren nog in de strijd, maar moge het een roepstem voor ons allen zijn en bijzonder ook voor uw kinderen.'

In Vlaardingen is ds. Gerrit Willem Alberts begraven. Op zijn graf zijn de woorden aangebracht: 'Geroepen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.'

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Oude Paden | 48 Pagina's

De kerkelijk loopbaan van een  Amerikaanse farmer

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2008

Oude Paden | 48 Pagina's