Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. C. Steenblok en zijn  ambtsbediening in Lopik

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. C. Steenblok en zijn ambtsbediening in Lopik

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. H. Florijn

Meningsy; erschillen: met een diepere achtergrond

Ongeveer zeventig jaar geleden kwam een einde aan de ambtsbediening van ds. Cornelis Steenblok te Lopik. Hij vroeg Emeritaat aan. Veel was daaraan vooraf gegaan: kritiek van kerkenraadsleden, klachten van catechisanten. Dat de meningsverscKillen eigenlijk een diepere achtergrond hadden, bleef ten slotte niet verborgen.

Cornells Steenblok werd op 4 mei 1894 in Nieuwdorp bij 's-Heer Arendskerke in Zeeland geboren. Zijn ouders waren Nicolaas Steenblok, een timmerman, en Elisabeth de Ruiter. Cornelis was twaalf jaar toen zijn vader overleed. Vanaf die tijd moest hij meehelpen in de timmermanswerkplaats. Weer later werd hij landbouwer.

Toen Cornelis zeventien jaar oud was - de woorden zijn van ds. F. Mallan tijdens Steenbloks begrafenis — 'heeft de Heere hem zijn verloren staat doen kennen, waar de angsten der hel zijn deel zijn geworden, maar waarin hij zichzelf ook de hel heeft leren waardig keuren; hoe de Heere hem daarin een weg van verlossing in de tweede Adam heeft willen ontsluiten.'

Dienstplicht en studie

Zon drie jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit. Ook Cornelis Steenblok werd opgeroepen om zijn militaire dienstplicht te vervullen. Hij bracht zijn tijd door in 's-Gravenhage, in het kamp Waalsdorp'. Daar was hij werkzaam bij de timmerafdeling. In 's-Gravenhage begon hij zich ook voor te bereiden op een gymnasiale opleiding. Na zijn dienstplicht maakte hij die opleiding af aan het gymnasium te Middelburg.

Op 23 september 1921 liet Steenblok zich inschrijven aan de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken te Kampen. (Aan zijn studietijd is destijds in de eerste aflevering van Oude Paden aandacht besteed; we hoeven daar nu niet verder op in te gaan.) Vast staat dat de student hard heeft gewerkt, zodat hij in september 1925 zijn studie kon afronden.

Beroep uit Lopik

In 1925 was de Gereformeerde Kerk te Lopik vacant geworden, nadat haar predikant W.H. Bouwman was vertrokken naar Capelle aan den IJssel. Vanaf II mei 1925 bracht de gemeente verscheidene beroepen uit, echter zonder het gewenste resultaat. In het najaar 1926 kwam kandidaat Steenblok in beeld. Twee kerkenraadsleden bezochten hem en het resultaat hiervan was dat hij voor een bezoek en samenspreking in Lopik werd uit-

genodigd. Deze ontmoeting vond plaats op vrijdag 10 december.

Een en ander had een goed verloop. Op 13 december 1926 besloot de ledenvergadering een beroep op kandidaat Steenblok uit te brengen. Twee maanden later, op 14 februari 1927 vermeldden de notulen: 'Schrijven van cand. Steenblok van Nieuwdorp, waarin hij meedeelt dat hij met vrijmoedigheid het beroep door ons op hem uitgebracht, meent te mogen aannemen. De praeses spreekt zijn blijdschap hierover uit en hoopt dat de Heere Zijn zegen gebiede op deze beslissing en het onzen a.s. dominee gegeven mag worden met zegen in onze gemeente arbeidzaam te mogen worden tot heil van ons allen, van onze gansche gemeente.'

Bevestiging en intree

Er was over en weer welwillendheid na dit besluit. De toekomstige predikant woonde reeds op 3 m.aart de ledenvergadering bij en hij was op 21 maart ook op de kerkenraadsvergadering aanwezig. De kerkenraad stond hem één vrije zondag per maand toe en beloofde allerlei gebreken aan de pastorie te herstellen. Op I juni 1927 werd Steenblok tot de classis toegelaten, waarna ds. P. Ch. van der Vliet uit Utrecht werd aangewezen als zijn bevestiger. Zondag 31 juli 1927 vond de bevestigingsdienst plaats met als tekst Nahum 1:3: Des Heeren weg is in wervelwind en in storm.' Ds. Steenblok deed intree met de woorden van Psalm yi: 6: Ik zal heengaan in de mogendheden des Heeren HEEREN; ik zal Uw gerechtigheid vermelden, de Uwe alleen!'

Prediking

Zo stond ds. Steenblok dan in zijn eerste gemeente. Het notulenboek deelt heel wat mee over het kerkelijk reilen en zeilen van de nieuwe predikant in Lopik. In de eerste plaats kwam het preken ter sprake. Ds. Steenblok ging 's zondags twee keer voor. Daarbij vonden de avonddiensten in maart en april om half zeven plaats. Dat was zo de gewoonte.

Het blijkt dat de aandacht van de hoorders niet altijd onverdeeld was. Bij de rondvraag op de ledenvergadering van 5 november 193*^ deelde de dominee op verzoek van een broeder der gemeente mee 'dat er Zondags achter in het kerkgebouw, somtijds door sommige jongens hinderlijk gewauweld wordt.' Ongetwijfeld is daar wel wat over gezegd, maar het heeft niet veel geholpen: nog op 20 maart 1933 klaagde een ander 'over 't hinder­ lijk praten gedurende den kerkdienst door degenen, die in de achterste bankenrij zitten'. De voorzitter beloofde dat er maatregelen tegen genomen zouden worden.

Behalve in Lopik preekte ds. Steenblok ook in andere gemeenten. Zo ontving hij eens een verzoek om in de Gereformeerde Kerk in Utrecht voor te gaan. Hij kreeg in 1929 een extra vrije zondag om daaraan te voldoen. Datzelfde jaar, op 29 april, was er bij de kerkenraad een schrijven binnengekomen vanuit Poortvliet 'betreffende een verzoek of onze Ds. daar in de maand Juli het H. Avondmaal wil komen bedienen'. De kerkenraad vond dat goed. Later zou de gemeente te Poortvliet met hem overgaan naar

de Gereformeerde Gemeenten.

Gedurende zijn ambtsperiode te Lopik heeft ds. Steenblok ook wel beroepen ontvangen, onder andere vanuit Middelharnis. Hij bedankte ervoor.

Catechisaties

Naast het preken moest ds. Steenblok ook catechiseren. Overigens bleek de Lopikse jeugd meer dan eens nalatig in het bijwonen hiervan. Op 3 februari 1930 klaagde de predikant erover, een klacht die op 5 december 1932 Tain of meer herhaald werd, toen hij opmerkte: 'Bij het catechetisch onderwijs is veel op te merken wat reden heeft tot klacht'. De last van de catechisaties lag trouwens alleen op de schouders van de predikant, andere kerkenraadsleden lieten zich daar niet zien. Daarom is het opvallend dat tijdens het grote conflict dat komen zou, juist Steenbloks catechiseren gebruikt zou worden om hem aan te pakken.

Huisbezoek

Al kort na de bevestiging begon de predikant met huisbezoek. Op I oktober 1928 meldde hij de kerkenraad dat de visites een geregeld verloop hadden, maar hij voegde eraan toe: 'De algemeene klacht is, dat er zooveel dorheid en doodigheid wordt aangetroffen'. Dit blijkt een klacht te zijn die vaker naar voren werd gebracht, bijvoorbeeld op 2 december 193^ toen genotuleerd werd: 'Er moet helaas geconstateerd (worden) dat er nog weinig van bekeering of inkeer van den verkeerden weg te bespeuren valt'. En twee jaar later was er nog niets verbeterd, aldus de notulen: 'De praeses brengt verslag uit over het gehouden huisbezoek. Met leedwezen moet hij constateeren dat de geestelijke toestand der gemeente niet rooskleurig is, hij klaagt over dorheid en lauwheid en wekt op tot aanhoudend gebed.'

Conflicten

Tijdens die vergadering van 5 december 1932 noemde ds. Steenblok de geestelijke toestand van de gemeente niet rooskleurig. Sprak daarin mee dat er in die tijd ook in de kerkenraad al meerdere strubbelingenwaren? Mogelijk wel, want het ging niet goed in de Gereformeerde Kerk van Lopik. Een, op het eerste gezicht wat merkwaardige kwestie, toont dat de sfeer in de kerkenraad niet erg broederlijk meer was.

Het betrof het parkeren van de auto van de predikant. Er is wat lacherig over deze zaak in verschillende publicaties geschreven. Sommige schrijvers vonden het ludiek dat de predikant gewoon was om zijn auto in de serre van de pastorie te parkeren, en ze zagen het als typerend voor zijn ietwat wereldvreemde manier van handelen. Laten we het notulenboek maar weer raadplegen. Dat deelt mee dat op de vergaderingvan I februari 1932 een van de ambtsdragers tijdens de rondvraag voorstelde 'dat in de pastorie geen auto zal

worden geplaatst, welk voorstel met 6 van de 7 stemmen wordt aangenomen' .

Een week later, op 8 februari is onder artikel 2 te lezen: 'De praeses heeft enkele opmerkingen en wel dat in art. 6 niet is opgenomen dat hij vóór de stemming betreffende het plaatsen van zijn auto in de salon, gezegd heeft hiervan af te zien. De brs. kerkeraadsleden verklaren dat ze met die opmerking niet accoord gaan. Besloten wordt daarom de aangevochten passage niet te veranderen.'

Aldus de kwestie volgens de notu­ len. Het klinkt enigszins onbenullig - en dat is het eigenlijk ook - maar als ook een dergelijke, kleine en vrij onbetekenende aanvulling niet in de notulen opgenomen wordt, lijkt de onderlinge harmonie ver te zoeken.

Het zou erger worden. Uiteindelijk zou de predikant zich in 1935 gedrongen voelen om emeritaat aan te vragen. Ogenschijnlijk zijn het vooral twee kwesties geweest die daartoe hebben geleid. Het is goed om die eerst te bezien, daarna zal stilgestaan worden bij wat er achter deze kwesties schuilging.

Een klacht en de gevolgen ervan

Eind 1933 kwam bij de kerkenraad een brief binnen van enige catechisanten, waarin zij zich beklaagden over de manier waarop tijdens de catechisaties van 5 en 12 december het zevende en het achtste gebod behandeld waren. Dat was volgens hen niet op de juiste wijze gebeurd. Maar er was meer. Ze schreven: 'De Ghatechasatie moet ons voeren tot het komen van belijdenis en dientengevolge moet ons daarom de rijkdom van de Genade in Christus voorgesteld worden, waarvan we nooit iets te hooren krijgen. Van de Ghatechasatie zullen we nooit te hooren krijgen dat we verbondskinderen zijn, en onze plicht dientengevolge.'

Kort hierna reageerden ook andere catechisanten met brieven van 29 en 30 december 1933-Zij namen het op voor ds. Steenblok en ontzenuwden de kritiek op de behandeling van het zevende en het achtste gebod. Opvallend is echter dat hun schrijven nauwelijks gewicht in de schaal legde bij de andere ambtsdragers van de gemeente te Lopik. Die zochten het zelfs hoger op en legden de zaak voor aan de visitatoren dr. H. Kaajan, predikant te Utrecht en ds. S. Datema, predikant te Driebergen.

Interessant hierbij is de eerste reactie van dr. Kaajan, die hij op 5 januari 1934 gaf. (Daarbij is wat hij in zijn brief onderstreepte, in dit citaat gecursiveerd.) Hij schreef: 'Na ampele bespreking is ons voorlopig oordeel dat het op den weg van U als Kerkeraad ligt de ingekomen bezwaren met Ds. C. Steenblok in den aard der liefde te bespreken en hem, indien dit nodig mocht blijken op zijn minder gewenschte wijze van catechiseeren attent te maken. Ook willen we niet verhelen, dat ons uit het indienen van

deze bezwaren blijkt, dat de Kerkeraad zelfde catechisaties van Ds. C.

Steenblok niet bezoekt. We hopen, dat hierin ten spoedige verandering zal komen, opdat de Kerkeraad ^e//rfandig'zich een oordeel kan vormen, over de wijze, waarop Ds. C. Steenblok onderwerpen ... bespreekt.' Terecht laakte dr. Kaajan het dat de andere ambtsdragers wel de klachten hadden overgenomen, hoewel ze zelf niet aanwezig waren geweest.

Dat hij de kerkenraad tevens opriep om de bezwaren met ds. Steenblok 'in den aard der liefde te bespreken', was zeker nodig; helaas is het er niet van gekomen. De brieven van ds. Steenblok zelf werden, evenals het getuigenis ten gunste van hem, terzijde gelegd.

Op 7 lïiei igSé volgde zelfs een schriftelijke vermaning aan zijn adres. Hij zou de kwesties bij de bespreking van het zevende en het achtste gebod 'niet met voldoende ernst' hebben behandeld. De oorzaak daarvan zou zijn geweest, dat hij 'zich niet voldoende had voorbereid.' Opvallend is dat de kerkenraad bleef zwijgen over de kritiek van de catechisanten op de wijze waarop Steenblok over het verbond handelde, en dat temeer omdat hijzelf ook om een reactie daarop had verzocht. Zijn eigen standpunt heeft de predikant hier­ over in dit verband niet duidelijk gemaakt, maar uit de woorden van de catechisanten kan wel opgemaakt worden dat ds. Steenblok hen, ondanks hun Doop, blijkbaar niet voor wedergeboren kon houden, ook al bleek uit hun wandel of leer niet het tegendeel. We stuiten hier eigenlijk op een uitvloeisel van de leer van de veronderstelde wedergeboorte, die de catechisanten aanhingen, maar waartegen ds. Steenblok bezwaren had.

Een tractementsvermindering

Een tweede kwestie ontstond toen de kerkenraad eigenmachtig het salaris van de predikant verminderde. Deze kwestie zou leiden tot de emeritaatsaanvraag.

Eveneens op 7 rn^i 1934 werd ds. Steenblok meegedeeld dat zijn salaris met maar liefst een derde deel, een bedrag van duizend gulden, gekort zou worden.

Hij ging daar niet mee accoord en heeft het schriftelijk laten weten. Dit hielp niet, met als gevolg dat ds. Steenblok zich tot de classis wendde. Die kwam op 15 juni 1934 in vergadering te Utrecht bijeen, besprak de zaak en besloot het volgende: 'De classis Utrecht, gelezen het schrijvenvan Ds. Steenblok, waarin hij verklaart met de tractementsverlaging niet accoord te kunnen gaan, gehoord den kerkeraad van Lopik en de kerkvisitatoren, acht deze tractementsverlaging niet voldoende gemotiveerd, daar zij niet het minst voortvloeit uit de minder goede verhouding tusschen kerkeraad (gemeente) en Ds. Steenblok, en dringt er ten zeerste op aan, dat in deze verhouding zoo spoedig mogelijk verbetering kome. en kerkersad, indien enigszins moge-

lijk, het door Ds. Steenblok vroeger genoten tractement handhave.'

De predikant werd dus in het gelijk gesteld, maar weer liet de kerkenraad zich niet gezeggen en de korting werd toch doorgevoerd. Het heeft veel narigheid opgeleverd. Wel kwam men uiteindelijk tot een schikking, maar toen was ds. Steenblok al emerituspredikant geworden.

Emeritaat

Deze en andere wrijvingen gaven ds. Steenblok het gevoel dat hij er niet meer tegen op kon. In maart 1934 was hij een aantal weken met

ziekteverlof en in augustus van dat jaar kon hij zijn ambt opnieuw niet meer uitoefenen. Er trad geen verbetering op en op 26 november 1934 deelde hij de kerkeraad mee dat hij emeritaat zou aanvragen om gezondheidsredenen. Overeenkomstig de kerkordelijke bepaling had hij twee verklaringen van artsen toegevoegd. Met ingang van I februari 1935 verleende de classis ds. Steenblok eervol emeritaat.

Dat ds. Steenblok de conflicten heel hoog opnam, bleek onder meer aan het slot van een brief van I december 1934-Hij schreef: 'Bedenk toch dat de Heere u op al uw wegen ziet. Hij weegt de raadslagen van uw hart; Hij kent uw spreken onder elkander. Hij vraagt waarheid in het binnenste en dat de gangen in recht en gerechtigheid zullen geschieden. O, ik vermaan u in den Heere. Keert toch terug tot Hem van al uw verkeerde wegen, en Hij zal het wel met u maken. Verzwaart uwe harten niet langer tegen Hem, maar verootmoedigt U voor Zijn aangezicht. Leert van Hem, dat gij onnutte knechten in uzelf. den wijngaard verderft in stede van behoudt.'

Het maakte geen indruk op de kerkenraad. Enigszins hautain antwoordde men dat de eigen handelwijze 'én tegenover u als Dienaar des Woords, én tegenover de gemeente, én tegenover de Classis, maar boven alles tegen den Koning der Kerk volkomen verantwoord' was.

Nabeschouwing

Wie de stukken doorleest, krijgt de indruk dat de kerkenraad van Lopik de predikant heeft weggewerkt. Zonder meer wordt duidelijk dat een deel van de gemeente en ds. Steenblok niet op een lijn zaten. De kwesties rond de catechisaties en de korting van tractement hebben daarbij een breuk geforceerd, maar er zat meer achter. Drs. A Ros vatte het in zijn artikel in Predikanten en oefenaars samen met de woorden: 'Het bevindelijk karakter van zijn prediking en zijn aversie tegen de leer van de veronderstelde wedergeboorte leidden tot weerstand bij zijn kerkeraad. Hij werd in die tijd reeds getypeerd als 'Kerstiaan' met 'oudgereformeerde opvattingen'.

'De kritiek van de catechisanten, dat ze nooit te horen kregen 'dat we verbondskinderen zijn', toont de juistheid van Ros' conclusie aan en laat duidelijk zien dat er een kloof was tussen ds. Steenblok en een groot deel van de gemeente te Lopik. Een kloof die niet overbrugd kon worden, en die er in niet geringe mate heeft toe bijgedragen dat ds. Steenblok in later jaren is overgegaan naar de Gereformeerde Gemeenten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2004

Oude Paden | 58 Pagina's

Ds. C. Steenblok en zijn  ambtsbediening in Lopik

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2004

Oude Paden | 58 Pagina's