Ds. B. Toes en zijn ‘Fiat-Lux-kerk’ in Ijsselmonde
J.M. Vermeulen
De naam van ds. B. Toes geniet ook thans nog ruime bekendlieid. En wel vooral als predikant van de Oud Gereformeerde Gemeente te Kinderdijk. Ds. Toes diende deze gemeente van 1945 tot zijn overlijden in 1973. Vóór die tijd was hij verbonden aan de Vrije Gereformeerde Gemeente van IJsselmonde. Hij werd daar in 1927 bevestigd. En daarvoor was hij een vrij onbekende oefenaar in Overberg, een buurtschap ten noorden van Amerongen. In IJsselmonde heeft Toes zich ontwikkeld tot een vooraanstaand predikant. In die Rotterdamse gemeente preekte hij achttien jaar in de zogenaamde 'Fiat-Lux-kerk'. In dit artikel nemen we u mee naar enkele gebeurtenissen rond ds. Toes en zijn typische gebouwtje.
De ‘Fiat-Lux-kerk’
De gemeente die in 1927 iiaar oog iiad laten vallen op de 35-jarige oefenaar Barend Toes, was gevestigd in het vroegere dijkdorpje Islemunde, het huidige IJsselmonde. Thans is dit een deelgemeente van het grote Rotterdam, aan de zuidkant van de Van Brienenoordbrug, waar torenhoge wooncomplexen de einder volstapelen. Rond 1960 ging een deel van het karakteristieke dorp tegen de grond om plaats te maken voor grauwe brugpijlers en strakke op-en afritten. De rest van Oud-IJsselmonde werd middendoor gespleten.
In het Oud-IJsselmonde-van-toen was de 'Fiat-Lux-kerk' in de jaren twintig eigendom van de 'Afdeeling IJsselmonde van den Nederlandschen Protestantenbond'. Deze groep had onder leiding van de zalmhande laar Willem de Jong in 1886 het kerkje gebouwd. In fraaie letters stond erop geschilderd 'Fiat-Lux' (Er zij licht). Het gebouwtje stond op 'het Grazeweitje', dat oorspronkelijk 'Het Graefsen Weitje' heette. Het was opgetrokken uit (natuurlijk) (plaatselijke) IJsselsteen en voorzien
van een achthoekig torentje. Boven de ingang stond naast de naam ook de stichtingsdatum. Het kerkje telde 125 zitplaatsen en werd op geregelde tijden voor een rijksdaalder per keer verhuurd aan de Vrije Gereformeerde Gemeente ter plaatse.
Een dubbele bevestiging
De Vrije Gereformeerde Gemeente was voor die tijd bediend door ds. H.J. Grisnigt, die na ruim een jaar ging vertrekken naar de Christelijke Afgescheiden Gemeente van Waddinxveen. Voordat hij op 24 april 1927 ten afscheid zou preken, werd op 2 april een beroep uitgebracht op Toes. Diens tractement bedroeg dertig gulden per zondag. Daarbij kwam nog de inhoud van de 'catechisatiebus'. De opbrengst van de bijbellezingen, verminderd met een rijksdaalder zaalhuur per keer, was eveneens voor hem.
Toes werd in deze Rotterdamse wijkgemeente bevestigd door zijn voorganger ds. Grisnigt. Direct na zijn bevestiging ging een sprake uit van zijn prediking. Vooral de doorde weekse bijbellezingen trokken heilbegerigen uit allerlei kerken. Zo ook de 19-jarige Johannes van der Poel uit Hendrik-Ido-Ambacht die kort hiervoor, in november 1927, krachtdadig tot bekering gekomen was. Andere nieuwkomers kwamen uit het gezelschapsleven, zoals de kring van Koos Vrolijk.
Begin 1929 kwamen in IJsselmonde voorstellen op tafel om hun voorganger tot dominee te laten bevestigen. Toes mocht deze roepstem met volle vrijmoedigheid opvolgen. Hij mocht naast de preekstaf nu ook de herdersstaf opnemen en werd op zondag 21 juli 1929 in de volle bediening bevestigd, 's Avonds hield ds. Toes zijn intreepreek in de gehuurde 'Fiat-Lux-kerk'. Hij sprak over Romeinen 1:16: Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst den Jood en ook den Griek.’
Aankoop ‘Fiat-Lux-kerk’
Al vrij vlug na de intree van ds. Toes werden plannen gemaakt om tot een eigen kerkgebouw te komen. Het huren van het kerkzaaltje was nogal bezwaarlijk, vooral omdat de aanvangstijden van de diensten soms in het gedrang kwamen. Daarom werd uitgekeken naar een stukje grond, waarop een kerkje neergezet kon worden. Een eerste berekening wees uit dat alleen voor het gebouw minstens tienduizend gulden nodig was; daarbij kwam dan nog de inventaris. Nadat de kerkbouw herhaaldelijk op de agenda gestaan had, kwam een goede vriend met het voorstel om te proberen het huidige kerkje te kopen van de Protestantenbond. De leden vonden het een goed idee.
De bond wilde het kerkje wel afstoten en bood het aan voor 2500 gulden. De gemeente ging direct akkoord. Omdat de inrichting zo goed als niets voorstelde, opperde een oplettende lezer van De Banier om te reageren op een advertentie in dit blad, waarin het interieur van de Gereformeerde Kerk van Goes te koop werd aangeboden. De ouderlingen gingen naar het Zeeuwse gewest om de partij te beoordelen. Tevens werd
de mogelijkheid bekeken om later een stuk aan de kerk te zetten. Een snel opgemaakte begroting wees uit dat dit eveneens zo'n 2500 gulden moest gaan kosten. Ook werd de aanschaf van een pijporgel overwogen. Voor uitbreiding en orgel was echter nog lang geen geld. Op 22 juli 1931 werd de vernieuwde kerk officieel in gebruik genomen.
Warm, rumoerig en vol
Bij het inzetten van de winter werd besloten 'eene in goeden staat zijnde vulkachel te koopen voor den prijs van ƒ 12, 50.' Ook aan de verlichting was gedacht: 'Besloten werd om 3 stuks petroleum-bak-lampen aan te schaffen en in het kerkgebouw te plaatsen, ten einde eventueele stooringen in het electrische bedrijf te voorkomen...’
De schoonmaakster kreeg regelmatig een extraatje van een paar gulden, vooral ook omdat de kerkenraad vond dat ze heel goed kon koffiezetten. Aan de kiesvereniging der S.G.P. werd toegestaan om voor vijftig cent per keer de consistorie te gebruiken voor bestuursvergaderingen.
Ondertussen werd het steeds drukker in de kerk, maar niet iedereen kon een kleine twee uur stilzitten. Vooral de jeugd had hier problemen mee. Twee oudere leden verklaarden zich bereid 'om tijdens de godsdienstoefening orde en rust te handhaven.' De voorzanger zou, om zijn stemgeluid wat kracht bij te zetten, zijn werk niet meer vanaf zijn zitplaats doen, maar vóór de lessenaar gaan staan.
Sommige leden klaagden erover dat hun plaatsen werden bezet door mensen die geen lid waren. Ze stapten naar de kerkenraad met de vraag om vaste plaatsen aan te wijzen. Deze piekerde daar niet over, omdat 'het aantal meelevenden in de gemeente zeer verre dat der leden over treft en dat hierdoor het financiële inkomen voor een groot deel op peil gehouden wordt.’
Door de moeilijke crisisjaren viel aan een uitbreiding van de kerk niet te denken, hoe nodig dat ook was. Als compensatie daarvoor schafte men 'eenige stoeltjes' aan en kregen de banken een nieuw verfje. De organist werd gevraagd een langer naspel te spelen bij de slotzang, 'om de koster in de gelegenheid te stellen alle stoelen uit het looppad behoorlijk te kunnen wegruimen.’
Huiselijke smart
In het huLselijke leven bleef het leed het gezin Toes niet bespaard. Op 4 maart 1932 overleed de jongste zoon die Gerrit heette. Het jongetje had slechts veertien maanden geleefd. Het was altijd erg zwak geweest en had bijna voortdurend gehuild. De andere kinderen hadden er veel mee gewandeld om de zorg van moeder wat te verlichten. Bij het overlijden van het ventje, was vader schier wanhopig. Op een keer was hij zijn huis uitgelopen om in de schuur wat tot rust te komen. Daar zat hij op een omgekeerde wastobbe, met zijn handen voor zijn gezicht hardop te snikken over zijn jongetje. Zijn lichaam schokte. Vrouw Boon uit Kinderdijk die bij de kinderen in huis was om wat te helpen, ging aarzelend de schuur binnen om te proberen de dominee wat te kalmeren. Nadat ze wat gesproken hadden, zuchtte de predikant: 'Ach vrouw Boon, de Heere heeft het zo gesloten gehouden; 't is zo gesloten.’
Bij het sterven van het jongetje, was mevrouw Toes zelf ook al een poosje aan het tobben met haar gezondheid. Ze was van een bezoek aan haar vader uit Maarssen gekomen en had kou gevat op de boot naar Hsselmonde. Ze leed aan voortdurende hoestbuien en moest steeds bloed opbrengen. Het bleek dat ze er tbc bij kreeg. Bij de begrafenis van Gerrit had ze gezegd: 'Dat was eerst een tak van de boom en nu gaat de boom in tweeën.' Ze overleed zes weken later, op 3 juni 1933. Enkele dagen na Pinksteren werd ze begraven. Ds. Toes bleef achter met zes jongens en twee meisjes. Hij was enkele weken niet in staat om te preken.
Uitbreiding ‘Fiat-Lux-kerk’
Deze tijd bleef het aantal kerkgangers gestaag groeien. Velen moesten zelfs genoegen nemen met een plaats
in de consistorie. Door het plaatsentekort werd in 1935 - de kericenkas liet het nu enigszins toe - besloten de kerk uit te breiden. Ook werd een nieuwe consistorie gebouwd en de hoofdingang naar de zijkant verplaatst. De kosten bedroegen zo'n drieduizend gulden. Tevens werd bepaald dat de kerkgangers zouden wachten met het kerkgebouw te verlaten, totdat ds. Toes de consistorie was binnengegaan.
Ondertussen werd steeds vaker gesproken over de aanschaf van een kerkorgel. Eén der leden stelde voor om zijn huisorgel in het kerkgebouw te zetten. De gemeente wilde wel graag een orgel kopen, maar vond 'dat een huisorgel niet bestemd is tegen temperaturen die in het kerkgebouw plaatshebben.' Daarom werd uitgezien naar een goed zaal-of kerkorgel. Deze onderneming werd echter op de lange baan geschoven, toen de offertes van de orgelmakers Bik uit Leiden en Van Leeuwen uit Leiderdorp op tafel lagen. Op zulke bedragen was niet gerekend. De kerkenraad besloot toen maar een nieuwe voorlezersbijbel te kopen, omdat 'de oude Bijbel geheel uit zijn verband is.’
De ‘Fiat-Lux-kerk’ in de storm
Rond 1937 probeerde de vorige predikant, ds. Grisnigt, na een mislukt domineesbestaan, terug te keren naar IJsselmonde. Hij was eerst in Waddinxveen en daarna ook in Harderwijk in grote problemen geraakt. Grisnigt gaf naast zijn vorige kerkenraden ook ds. Toes de schuld van zijn mislukkingen. De kerkenraad van Harderwijk verklaarde echter 'dat Ds. Toes zich in geen geval bemoeit heeft met interne kerkelijke zaken te Harderwijk.’
Grisnigt wist dat hij in IJsselmonde nog wat aanhang had. waar hij iets kon verdienen. Hij richtte zich in mei van dat jaar, ondanks zijn lastercampagne over ds. Toes, tot de kerkenraad van IJsselmonde met een verzoek om woonruimte. Maar het verzoek om een woning was slechts de eerste stap van een plan om in IJsselmonde een kerk te stichten. Grisnigt begon ds. Toes zwart te maken en alles op alles te zetten hem uit de 'Fiat-Lux-kerk' weg te krijgen. Hij schreef een brochure vol met nieuwe laster en nam ook de regionale pers in de arm. Hij zocht vervolgens contact met een ex-ouderling van ds. Toes en stuurde deze man op pad om in IJsselmonde een zaal te huren, waarin Grisnigt zou moeten preken. In de gemeente van ds. Toes werd alarm geslagen. De raddraaier van Grisnigt werd op een ledenvergadering door ouderling Roelof van Rikxoort ontmaskerd en flink onderhanden genomen. De leden schaarden zich en bloc achter hun dominee en daarmee was de storm rond de 'Fiat-Lux-kerk' gaan liggen.
Zelfstandige gemeente
In de zomer van 1937 spraken drie vrije predikanten vanwege de situatie in Harderwijk over de mogelijkheid 'een bond te vormen' die vooral moest dienen 'ter bespreking van voorkomende geschillen die zich telkens voordoen in de zelfstandige gemeenten'. Ook ds. Toes dacht erover na. De andere deelnemers waren ds. Van de Kraats te Waddinxveen en ds. Van Wier te Rijssen. Deze samenwerking werd echter vroegtijdig afgebroken. Ds. Van de Kraats sloot zich aan bij de Federatie-gemeenten en ds. Van Wier deed een mislukte poging om zich bij ds. Blaak te voegen.
In augustus van dat jaar kreeg ds. Toes, via ds. M. Overduin te Dordrecht, een verzoek om zich aan te sluiten bij de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten. In november volgde een uitnodiging voor de najaarsclassis. De gemeente IJsselmonde was voor aansluiting bij een kerkverband, maar stond in dubio tussen de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten. In de gemeente werd hierover verschillend gedacht en de kerkenraad besloot zelfstandig te blijven om scheuring te voorkomen.
Herdenkingen
In de zomer van 1938 sloegen de vrouwen de handen ineen en werden een meisjesvereniging en een naaikrans opgericht. Op 5 september van dat jaar hield de dominee een herdenkingsdienst bij 'het 40-jarig jubileumfeest der Koningin.’
Ondertussen naderde de tijd dat ds. Toes 12'/2 jaar aan de gemeente verbonden was. Dominee durfde uit eigen onwaardigheid hiervoor geen herdenkingsdienst te houden, maar de kerkenraad wilde deze herdenking toch niet onopgemerkt laten voorbijgaan. Scriba Van Rikxoort had zelfs veel voorbereidend werk verzet. Op de kerkenraadsvergadering van 17 november 1939, kwam hij ermee voor de dag: 'Hierna werd door de Scriba in schrift de historie van ons kerkelijk leven naar voren gebracht, in hoofdzaak de toedracht van het ontstaan onzer gemeente, en voornamelijk hiertoe gedreven daar het den 6den Januari a.s. D.V. 12'/2 jaar geleden is dat Ds. Toes te IJsselmonde kwam wonen.’
Oorlogsperikelen
Na het bombardement van Rotterdam werd de 'Fiat-Lux-kerk' in IJsselmonde gevorderd door de Duitsers. De banken werden eruit gesloopt om vijandelijke soldaten plaats te bieden. De kerkenraad overwoog schadeloosstelling te vragen bij 'den Duitschen Commandant', maar omdat de kans op succes niet groot was, werd dit voorstel niet uitgevoerd. In het najaar kwam de dankdag in gevaar 'met het oog op de kritieke tijden'. Ook de verduistering van de 'moeilijke' kerkramen was een probleem. Daarom werden de aanvangstijden van de kerkdiensten verschoven. Een tijdje later gebeurde het, dat kerkschoonmaaksters 'in weerwil van de Duitsche verordening licht naar buiten hadden laten schijnen'. De drie dames kregen ieder een boete van vijf gulden. De kerkenraad vond het jammer van het geld, maar betaalde direct om verdere moeite te voorkomen. Uit veiligheidsoverwegingen werd besloten 'op de lezenaars van de kansel en voorlezersplaats liggende lampen aan te brengen.’
Kinderdijk
Op 20 december 1940 legde de dominee een beroepsbrief uit Kinderdijk op de kerkenraadstafel. Kinderdijk was aangesloten bij de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten, maar ds. Toes preekte er met grote regelmaat; in de praktijk was het zijn 'tweede' gemeente. Het beroep had geen losmaking tot gevolg. Toen de dominee weer op Kinder dijk kwam, zei vrouw Boon tegen hem: 'Dominee, je hebt nu wel bedankt, maar komen doe je toch hoor...’
De Kinderdijkse gemeente vroeg ds. Toes eenmaal per maand een zondag te komen preken. Dit bleek niet haalbaar, omdat hij slechts zes vrije zondagen per jaar had. Zijn kerkenraad besloot dit aantal te verhogen tot negen. Ook kreeg ds. Toes vrijheid om catechisaties te leiden in Kinderdijk en Krimpen aan den IJssel.
Eind 1942 vroeg Kinderdijk of de dominee haar als consulent wilde dienen, omdat de vorige consulent, ds. M. Overduin, was overgegaan naar de Christelijke Gereformeerde Kerken.
De gemeente had natuurlijk ook te kampen met bekende probleempjes zoals 'het gebabbel in de kerk voor en soms ook tijdens de dienst'. Ook werden voorstellen gelanceerd om 'gezinsbanken' aan te wijzen, omdat 'geschoolde jongens en meisjes' graag achterin de kerk zaten te rommelen. Dit plan bleek aanvankelijk moeilijk te realiseren, omdat er toch al een gebrek aan plaatsen was. Verder werden geluiden gehoord over vlug zingen en de manier van collecteren.
Een ‘Spiering-orgel’
In de loop van 1942 was het oude harmonium totaal versleten. Een week voor Kerst werd een orgelcommissie gevormd 'tot verzameling van gelden' voor een waardig pijporgel. De commissie kwam in contact met de firma Spiering te Dordrecht, waar een orgel in aanbouw was van drieduizend gul den. Dit bedrag viel eerst wel tegen, maar de bouwer gaf tien jaar garantie en de koop werd geslo ten. De kerkenraad wilde naast de windmotor ook 'een handpomp' in geval van sto ring, maar de bouwer raadde dat af. Wèl moest voor de windmotor 'krachtstroom worden geleverd en hiervoor een leiding worden aangelegd, welke onder keur staat.' Vrijwilligers versterkten de 'gaanderij' waarop het orgel een plaats kreeg. Bij de ingebruikname van het orgel, donderdag 10 september 1943, was de volledige koopsom binnen. De orgelcommissie concludeerde tevreden: 'De kerk is hiermee grootelijk verrijkt.' De bouwer gaf nog 150 gulden voor het oude traporgel.
Het interieur stak wat af bij het nieuwe orgel en kreeg een opknapbeurt die echter niet geheel vlekkeloos verliep: 'Aangezien het witten in de kerk door de metselaar lang niet naar genoegen is en het plafond is overgeslagen, wordt besloten dit verdere witwerk op te dragen aan de schilder.'
Herverdeling zitplaatsen
In januari 1944 waren er klachten over het gedrag van de jeugd in de kerkdiensten. Het jaar ervoor was al een hulpkoster benoemd die dat probleem zou aanpakken, maar door de lakse houding van de ouders had hij geen succes gehad. Daarom werd besloten om alsnog 'gezinsbanken' te regelen. Door de kerkenraad werd vooraf een indeling gemaakt, waarbij rekening werd gehouden met de huidige zitplaatsen. 'De kerkenraad heeft met heen en weer schuiven van het bestand den avond tot het uiterste
vol gemaakt en was toen van oordeel, door rekening te houden met onmogelijke en mogelijke wenschen, dat bereikt was wat bereikt kon worden.' Zaterdagmiddag 8 januari waren zo goed als alle kerkgangers bijeen en vond de herverdeling plaats. De do minee maande de aanwezigen vooraf tot begrip voor anderen. Slechts enkelen hadden commentaar of 'dachten al te zuinig bedeeld te zijn'. Uiteindelijk 'kon de verandering als wel geslaagd worden genoemd’.
Vertrek naar Kinderdijk
Deze tijd ontstond nog een vluchtige samenwerking tussen ds. Toes en ds. Baaij van Tholen. In mei 1944 werd hij door zijn Thoolse collega benaderd 'om aan te sluiten bij hun Classis'. De kerkenraad had er geen scheuring voor over en besloot er niet op in te gaan omdat in de gemeente 'hierover geen overeenstemming was’.
Eind mei 1945 nam ds. Toes een tweede beroep van Kinderdijk aan. De dominee was krachtig bepaald bij: 'En hij moest door Samaria gaan.' Gemeente en kerkenraad waren verslagen. 'Ds. deelt mede dat zijn beslissing in dit geval niet moeilijk was. Niet anders dan met leedwezen kon de kerkeraad dit besluit aanhoren en zal zich erbij moeten neerleggen, in de hoop dat dit de weg is die de Heere met hem en de gemeente houdt.’
Op zondagavond 15 juli preekte hij ten afscheid van de gemeente die hij achttien jaar in alle getrouwheid gediend had. Hij had in IJsselmonde meer dan tweeduizend preken gehouden.
Geen ‘Fiat-Lux-kerk’ meer
Na het vertrek van ds. Toes voegde de 'Fiat-Lux-gemeente' zich na een langdurige oriëntatie bij de Gereformeerde Gemeenten. Op 21 oktober 1948 werd ds. Hagestein er tot predikant bevestigd. Ernstige verlammingsverschijnselen noodzaakten deze predikant eind 1952 zijn werk neer te leggen. Na die tijd bleef de gemeente vacant.
In de loop van 1971 werd de kerk op het Grazeweitje verkocht aan de heer J.L. Peekstok, die het gebouw in november 1972 liet afbreken. Op de plaats van het kerkje kwam een nieuw gebouw waarin een metaaldraaierij gevestigd werd.
De kerkelijke gemeente verhuisde naar de Thaborkerk aan de Reyerdijk. Het was begrijpelijk dat de harten van velen met weemoed vervuld waren. Ouderling Stroober leidde er de laatste dienst en las een preek van ds. G.H. Kersten. Het oude kerkje had zoveel herinneringen! Smal, onopvallend stond het daar in het bekende achterafstraatje.
Op het 'Grazeweitje' is veel veranderd, zo niet alles. De Rotterdammer-van-nu kent het niet meer. De sloten zijn gedempt. De huizen zijn gesloopt; de gedachtenis is verdwenen. De ouden vielen weg; de vromen reisden naar huis. De 'Fiat-Luxkerk' is vergeten. Het aardse 'Er zij licht' is voorbij. Ds. Toes verheugt zich in het eeuwige Licht: 'En zij zullen geen kaars noch licht der zon van node hebben, want de Heere God verlicht hen.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997
Oude Paden | 48 Pagina's