Het ambt van ouderling
‘Onberispelijk’
In 1 Timotheüs 3:2vv kunnen we lezen waar een opziener aan moet voldoen. In de ‘profielschets’ staat als eerste genoteerd dat de opziener ‘onberispelijk’ dient te zijn. Op hem mag geen blaam rusten. Hij dient onbesproken te zijn. De lat wordt door de Heere al direct erg hoog gelegd. God is een God van orde en Hij wil dat in de leiding van de gemeente ook orde aanwezig is. Als ik het woord ‘onberispelijk’ eens naga in het woordenboek, dan komen de volgende omschrijvingen op ons af: zeer correct, foutloos, piekfijn, tiptop, netjes, smetteloos enz. Ik hoor het u al zeggen: ‘Wie is na die opsomming van al die kwaliteiten tot het ambtelijk werk bekwaam? Zijn we dan niet op zoek naar een volmaakt mens? Wie kan in het licht van het opgesomde dan nog opziener zijn? Wie zal van zichzelf kunnen of durven zeggen dat hij onberispelijk is?’ Misschien zegt u wel na dit alles aangehoord te hebben: ‘Ze hebben de verkeerde gekozen!’ ’t Zal duidelijk zijn dat het opziener-zijn niet in eigen kracht kan uitgeoefend worden. Wie dat toch meent, is al bij voorbaat ongeschikt voor het ambt. Die persoon mist immers de zo nodige zelfkennis en zelfreflectie en overschat daardoor zichzelf. Hij meent in zijn waan dat de gemeente op hem zit te wachten.
Een opziener of ouderling dient onberispelijk te zijn. Zo wil de Heere het en Hij heeft het in Zijn gemeente voor het zeggen. Daarom dient een gemeente in gehoorzaamheid aan Hem naar mannen uit en om te zien die inderdaad als ‘zeer correct enz.’ bekend staan. Mannen die geen onbesproken leven leiden, zijn dus ongeschikt om een ambt in de gemeente te bekleden. Hoe zouden zij met gezag kunnen spreken als hun eigen leven niet op orde is? Tussen woord en daad mag geen discrepantie bestaan. ’t Luistert in een gemeente ontzaglijk nauw. Daarom is het voor een gemeente een grote zegen als er mannen mogen en kunnen aangesteld worden die een transparant leven leiden. Zij ontvangen door hun transparantie een natuurlijk gezag. Daar hoeven ze niet voor te vechten maar dat is er omdat eenieder die met hen omgaat, voelt dat hier de vreze des Heeren in beoefening is. En dat dwingt respect af. Dat geeft vertrouwen en vertrouwen is van vitaal belang voor het gemeentelijk leven.
De Heere Jezus leidde als de grote Ambtsdrager een onberispelijk leven. Hij maakte geen fouten en Hij had geen verborgen agenda. Hij wandelde in alle oprechtheid met Zijn Vader en zocht het heil van Zijn naaste. Toch waren er in Zijn dagen mannen die erop uit waren om Hem te beschadigen. Zij noemden Hem een ‘vraat en een wijnzuiper’. De bedoeling van deze mannen was duidelijk. Zij zagen dat Hij gezag uitoefende onder het volk en dat konden zij niet verdragen. Daarom gingen ze Hem vals beschuldigen. Zijn gezag moest gebroken worden. En dat bereik je door verdachtmakingen de wereld in te sturen. Zijn leven zou niet onberispelijk zijn. Dat moest het volk maar eens goed weten. Hij had zelfs gezegd dat Hij Gods Zoon was. Moest je zo’n persoon je vertrouwen geven?
Ook Zijn discipelen werden in hun optreden regelmatig vals beschuldigd. Denk in dit verband maar eens aan Paulus, de heidenapostel. En wat toen gebeurde, gebeurt nog. Ook van dit punt geldt dat er niets nieuws onder de zon is. Daarom is het van grote betekenis dat de ouderlingen ernaar staan om een onberispelijk leven te leiden. U moet er maar van uitgaan, geachte broeders, dat er in de gemeente altijd mensen aanwezig zijn die loeren op uw ondergang. Waarom ze dat doen? Vaak is het motief niet echt te achterhalen. Zij zullen daar zelf ongetwijfeld wel hun motieven voor kunnen aanvoeren. Ik vermoed zelf dat jaloezie een belangrijke drijfveer is. Maar wie zal dat willen erkennen? In dit verband wil ik u wijzen op de woorden van Petrus: ‘En hebt een goede consciëntie, opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden, die uw goede wandel in Christus lasteren’ (1 Petr. 3:16).
Maakt een ouderling dan geen fouten? Is hij tot in alle details van het leven onberispelijk? Ach dat zou hij wel willen. Hij zou een volmaakte ambtsdrager willen zijn omwille van zijn Zender en om Zijn Koninkrijk. Hij wenst het ambt van zijn Koning op een waardige wijze vorm te geven. Iedere oprechte ambtsdrager belooft de Heere in het gebed op zijn knieën dat hij vandaag nog afhankelijker, nog nauwer en godzaliger zal leven. Hij kent en voelt zijn verantwoordelijkheid. Hij weet dat zijn fouten binnen de gemeente grote gevolgen hebben. Hij weet dat door zijn tekortkomingen harten van gemeenteleden kunnen verharden; het zicht op het Woord kan verduisterd worden en de loop van Gods Koninkrijk kan gestagneerd worden. Dat alles maakt het ambt van ouderling zo immens zwaar.
Wordt vervolgd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 januari 2013
Kerkblad | 16 Pagina's