Jonathan Edwards
Onlangs lazen we met de studenten een autobiografische tekst van Jonathan Edwards. Het eerste deel luidde als volgt: ‘Van mijn jeugd af hebben de belangen van mijn ziel mij beziggehouden. Ik maakte twee opmerkelijke perioden van opwekking mee voordat ik de verandering meemaakte die me een nieuw besef van de geestelijke werkelijkheid gaf. De eerste periode was ik nog een jongen, enkele jaren voordat ik naar de middelbare school ging. Het was de tijd dat er in de gemeente van mijn vader opmerkelijke opwekkingen plaatsvonden. Maandenlang was ik bijzonder geraakt en bewogen over de geestelijke dingen en de zaligheid van mijn ziel. Ik was ijverig in geestelijke plichten. Ik bad elke dag minstens vijf maal heel intensief. Ik had een bepaald vermaak in de geestelijke dingen. Mijn geest werd er helemaal door beziggehouden. Hierin was een zekere eigengerechtigheid. Met mijn schoolkameraden bouwden we een hut in de moerassen, op een heel afgelegen plaats. Daar baden wij. Daarnaast had ik nog een plaats in de bossen waar ik persoonlijk bad. Van tijd tot tijd was ik bijzonder geraakt. Mijn gevoelens leken levend en gemakkelijk aangedaan. Het leek dat ik in mijn element was als ik vol van de geestelijke dingen was. Ik ben geneigd om te denken dat velen zich misleiden met zulke gevoelens en het met genade verwarren.’
Tijden van opwekking
Verschillende zaken in dit korte verslag vragen onze aandacht. In de eerste plaats treft het ons dat Edwards spreekt over tijden van opwekking die hij in zijn jonge jaren meemaakte. Dat doet ons een blik slaan op onze kinderen. Wat zien zij van het christelijke geloof? Merken zij de godsvrucht in de levens van hun ouders en andere gemeenteleden? In deze geschiedenis van de jonge Jonathan Edwards zien we dat deze voorbeelden diepe indruk hebben gemaakt in zijn jonge ziel. Worden onze kinderen niet voor het grootste deel gevormd in de eerste vijf levensjaren? Alleen al omwille van onze kinderen mogen we een krachtige doorwerking van Gods Geest in ons midden begeren.
Jonge kinderen
Het voorbeeld van de jonge Jonathan Edwards laat ons ook zien dat er geen leeftijd ongeschikt is om met de geestelijke dingen bezet te zijn. Kinderen zullen op een kinderlijke wijze berouw hebben en op een kinderlijke wijze kennis van Christus oefenen. Ze hoeven zich niet zo te uiten als volwassenen zich uiten. Hun spel kunnen zij op een godvrezende wijze uitoefenen. Laten wij oog hebben voor de werking van de Geest in de harten van onze kleinsten. Als we het niet verwachten, zullen we er niet om bidden. Maar als we Gods belofte voor zuigelingen verstaan, zullen we met verwachting van de Heere tot Hem naderen, opdat Hij Zijn verbond van kind tot kind bevestigt.
Voordat het water kookt
Edwards oordeelt achteraf dat hij in zijn jonge jaren de ware religie nog miste. Dat neemt niet weg dat de indrukken uit zijn jeugd een plaats hebben gehad om tot de krachtige doorbraak in zijn ziel te komen. Het beeld van kokend water kan dit verduidelijken. Voordat water kookt, is er al heel veel energie in het water gestopt. Zo kan het ook in geestelijke zin zijn: voordat het water van onze ziel gaat koken, heeft de Heilige Geest al veel energie aan onze ziel ten koste gelegd. Wat een veelheid van indrukken heeft Hij gebruikt om tot de heldere overgave aan de Heere Jezus Christus te brengen.
Schijn en zijn
Het oordeel van Edwards over zijn eigen leven leert ons dat er een onderscheid is tussen het algemene werk van de Heilige Geest en het zaligmakende werk van de Heilige Geest. Calvijn zegt dat het in het eerste geval ontbreekt aan een grondige genieting van de geestelijke dingen. Het blijft slechts aan de oppervlakte. Wie zou daar niet bang voor zijn als hij zijn eigen oppervlakkige hart leert kennen? Als we iets van Gods diepten ontdekken, ontdekken we ook hoe nameloos oppervlakkig ons hart is. We leven zo haastig en vluchtig over de grote dingen van Gods Koninkrijk heen.
Zekerheid
Edwards omschrijft de geestelijke doorbraak met het ‘nieuwe besef’. We horen daarin 2 Korinthe 5:17 doorklinken: ‘Wie in Christus is, is een nieuw schepsel, het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.’ In het geloof is er een blik in deze nieuwe schepping die in Christus is aangebroken. De blindgeborene zei het zo: ‘Eén ding weet ik, dat ik blind was en ziende ben geworden.’ Elders schrijft Paulus dat het licht van het Evangelie in onze donkere harten heeft geschenen om te geven verlichting van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. We hoeven niet meer dan donkere harten te hebben, opdat God ons licht zij.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 2009
Kerkblad | 12 Pagina's