Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vader van de nadere reformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vader van de nadere reformatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Onze’ professor dr. W.J. op ’t Hof heeft een biografie geschreven over Willem Teellinck (1579-1629). Als geen ander was hij daarvoor de aangewezen man, gezien zijn jarenlange wetenschappelijk onderzoek naar en omgang met deze vader van de Nadere Reformatie. Dat blijkt heel nadrukkelijk uit de literatuuropgave. Dat hij in staat was in ruim een jaar een werk als dit te produceren, mag een prestatie van formaat heten. Ik kan me daarbij de opluchting van zijn gezin – aan wie dit werk is opgedragen – heel goed voorstellen. In dit artikel, dat niet meer dan een royale aankondiging wil zijn, is het uiteraard ondoenlijk een compleet overzicht van de inhoud te geven. Het is een werk van 667 pagina’s. In de inleiding merkt de auteur op dat het biografisch oordeel van Teellinck behoorlijk fragmentarisch en eenzijdig is vanwege gebrek aan bronnen uit archieven. Een ander gevolg ervan is dat er vaak met veronderstellingen en aannames is gewerkt. Een prominente plaats in dit werk nemen dan ook de gedrukte bronnen van Teellinck in. Die zijn chronologisch in het biografisch verhaal ingeweven, waarbij het streven naar volledigheid en diepgang prevaleren boven de vlotte leesbaarheid. Overigens wil dit niet zeggen dat het een onleesbaar werk geworden is.

Zeeuw
Na de inleiding gaat Op ’t Hof in op Teellincks herkomst, zijn jeugd en studietijd. Hij beschrijft zijn ambtelijke dienst in diens eerste gemeente Haamstede en Burgh (1606-1613) en vervolgens die in zijn tweede en laatste gemeente Middelburg (1613-1629). Over de gehele periode laat Teellinck maar liefst 48 publicaties uit zijn ganzenveer vloeien. In zijn kenmerkende stijl noemt Op ’t Hof zijn ‘held’ dan ook een topauteur, die de boekenmarkt bombardeerde. Na het heengaan van Teellinck verschenen er nog 12 geschriften als nagelaten werken, die goeddeels werden bezorgd door een van zijn zonen. De laatste hoofdstukken beschrijven de doorwerking en de historiografie. Als Op ’t Hof zijn conclusies heeft getrokken, volgt nog een overzicht van publicaties en manuscripten.

Geboren in Zierikzee behoorde Teellinck qua afkomst tot de hoogste maatschappelijke c.q. sociale klasse. Van huis uit is hij verbonden geweest met de opbouw en consolidatie van het Zeeuwse calvinisme. Bovendien kreeg hij de interesse mee voor nationale en internationale gebeurtenissen. Na zijn rechtenstudie in Leiden bezocht hij gedurende zeven jaar Franse, Engelse en Schotse universiteiten. Wat betreft zijn geestelijke ontwikkelingsgang komt een en ander naar voren in een aan Franciscus Junius geschreven brief. Daaruit blijkt dat Teellinck op dat moment een vat vol twijfel is en dat hij in een diep geestelijke crisis heeft verkeerd. De inzet ervan vormden de confessionele verschillen binnen het christendom. Niet bekend is hoe en wanneer hij de twijfel te boven is gekomen. Wel is duidelijk dat hij tijdens een verblijf in het Engelse Banbury werd ingewonnen voor de puriteinse idealen en praktijken. De daar opgedane indrukken waren blijvend en betroffen met name een strikt gereguleerde gezinsgodsdienst en zondagsheiliging. Op ’t Hof merkt op dat hij van meet af in Haamstede en Burgh zich heeft ingezet voor de bevordering van een authentiek geloofsleven, een concrete levensheiliging, de afschaffing van alle roomse overblijfselen en de toepassing van de tucht. Zo probeerde hij gestalte te geven aan zijn intens verlangen het geestelijk leven in de Nederlanden te hervormen naar de maatstaven van genoemd puriteins vroomheidstreven. Geen wonder dus dat hij heel zijn verdere ambtelijk bestaan daarvan blijk heeft gegeven in woord en geschrift.

Niet alleen het kerkelijk leven had zijn aandacht, zowel gemeentelijk als classicaal, Teellinck was ook theocraat. Al achtte hij het niet geoorloofd dat predikanten zich uitlieten over de concrete gang van zaken, dat wilde niet zeggen dat ze dan maar helemaal moesten zwijgen. De overheid moest vermaand worden tot reformatie van de bestaande misstanden, waarbij aangegeven moest worden hoe die hervorming naar Gods Woord diende te geschieden. Hij was de overtuiging toegedaan dat alleen in de weg van een reformatie van de heersende zonden er toekomst was voor ons land. Dat de overheid daarbij een taak had stond voor hem wel vast. Maar hij bestrijdt de mening dat allen die niet de gereformeerde religie waren toegedaan, het land zouden worden uitgedreven. Gewetensdwang achtte hij uit den boze. Met het onbesuisd nastreven van een reformatie werd meer bedorven dan hervormd.

Levensheiliging
Door heel deze biografie heen blijkt dat het Teellinck hoog zat dat er zoveel naamchristendom was. Zo kon hij schrijven dat verreweg de meeste christenen slechts christenen waren in naam, maar niet in daad. Veel christenen in ons land leefden niet christelijker dan wereldlingen. Daarom was een reformatie van de zeden nodig en geboden. Christus heeft immers wel de strengheid van de geboden wat betreft vloek weggenomen, maar niet de gehoorzaamheid. Bovendien achtte hij een zondige leefwijze oorzaak van ‘leugengeschillen’. Heersende zonden waren zijns inziens erger dan de ontstane dwalingen. Het gereformeerd christendom was merendeels een naam zonder daad, een lichaam zonder leven, een zon zonder licht en warmte. Klonk het verwijt van de kant van de remonstranten dat de Synode van Dordrecht (1618-1619) de dood in de pot was voor de godzaligheid, dat verwijt moest worden ontzenuwd. Hoe? Door een heilige levenswandel van de belijders van de gereformeerde waarheid. Daarom de voortdurende nadruk die Teellinck legt op de geloofspraktijk als uiting van de ware leer. Daarvan is de dragende grond wat hij in het geschrift Ecce homo (zie de mens) van zijn lezers vraagt. In de eerste plaats dat zij zich gewennen iedere morgen bij het ontwaken Christus de Gekruisigde zich voor ogen te stellen. In de tweede plaats dat zij de hele dag in al hun werk en bij alles wat hun overkomt, de eer en de gemeenschap met Christus zoeken. Op ’t Hof merkt op dat de inhoud van dit geschrift sterk doet denken aan de middeleeuwse innige en devote Jezus-mystiek.

Ondanks het feit dat Teellinck al tijdens zijn leven werd weersproken, is de doorwerking van Teellinck in later tijden indrukwekkend. Al in zijn eigen tijd was de invloed op Voetius evident. Maar onder degenen die deze invloed hetzij via Voetius hetzij via zijn geschriften hebben ondergaan, bevinden zich klinkende namen zoals Abraham van de Velde, Jodocus van Lodensteyn, Franciscus Ridderus en Jacobus Koelman, om niet meer te noemen. In de achttiende eeuw blijkt bijvoorbeeld dat ook bij Theodorus van der Groe Teellinck een grote plaats innam. Terecht kan dan ook gesproken worden van Teellinck als de vader van een eigen Nederlandse vroomheidsbeweging, aangeduid als Nadere Reformatie.

Dank
Ik wil ten slotte nog enkele opmerkingen maken. In de eerste plaats als er in Teellincks dagen een reformatie van de zeden nodig was, is dat vandaag bepaald niet minder het geval. In de tweede plaats, wat Op ’t Hof opmerkt inzake de achttiende eeuw kunnen we ook ter harte nemen. Er viel namelijk als gevolg van bepaalde ontwikkelingen een blikvernauwing te constateren, omdat men niet meer gewend was in grote verbanden te denken. Daarnaast was er de zuigkracht van kerkelijke vernauwing en theologische verinnerlijking. Wij hebben daar ook voor te waken. En als Teellinck met zijn hoofdwerk (Noodwendigh Vertoogh) een hervorming beoogde van de internationale Gereformeerde Kerk, spreekt dat zeer aan. In de derde plaats, als Op ’t Hof een zekere relativering van de leer ten gunste van het leven constateert, is het de vraag in hoeverre daarmee bij Teellinck de rechtvaardiging door het geloof alleen toch wat in de schaduw komt van de heiliging, al achtte de man zichzelf een goede calvinist. Met dit werk heeft Op ’t Hof niet alleen de wetenschap maar ook de kerk een dienst bewezen. We danken hem voor dit zeer degelijke werk, dat toch wel een degelijker band had verdiend.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 2009

Kerkblad | 12 Pagina's

Vader van de nadere reformatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 2009

Kerkblad | 12 Pagina's