Een Dogmatiek.
Ook de Hervormde Kerk ontving van de hand van een harer gewezen kerkelijke hoogleeraren een Dogmatiek, die, naar het oordeel van de Vaderlander, in de kringen wier orgaan dit blad is, met hooge ingenomenheid werd ontvangen.
Ze is van de hand van den heer Dr, P. J. Muller, oud-kerkelijk hooglecraar te Amsterdam, thans beroepen te Haarlem.
Zeggen we aanstonds, dat deze geheele Dogmatiek afloopt in 275 bladzijden, en in die 275 bladzijden nog, zeer breede citaten, geheele stukken Dogmengeschiedenis, en heel wat Symboliek opneemt, en de kenner vindt reeds hierin een voorloopige aanwijzing voor de vorming van zijn oordeel.
Dr. Bavinck besteedde eens zooveel bladzijden alleen voor zijn inleiding op de Dogmatiek, Philippi nam 3200 bladzijden voor de zijne, de Roomsche Dogmatiek van Heinrich, die nog niet eens af is, beslaat reeds tusschen de 4000 a 5000 bladzijden.
Hier is al bet resultaat in 275 bladzijden neergelegd. Zoo b. v. neemt de leer over de dingen na den dood slechts 6 - f 5, zegge II bladzijden in.
Vraagt men ons of we dan de waarde van een wetenschappelijk werk naar het aantal bladzijden berekenen, dan spreekt het wel vanzelf, dat we dit niet doen.
Maar dit neemt niet weg, dat een zoo ontzaglijke stof toch zekeren omvang eischt, en dat waar die omvang zoo uiterst beperkt is, , die stof niet tot haar recht kan komen.
Dit zou alleen dan kunnen, indien de schrijver na jarenlange studie, op breed stramien opgezet, eerst zichzelven breedvoerig rekenschap had kunnen geven van het geheel en zijn deelen, en nu daarna die bijna niet te overziene stof, met weglating van al wat er in kon gemist worden, in zeer engen vorm, met ongemeene kunst, had saamgeperst.
Een voorbeeld hiervan is a Marck, die in zoo kort mogelijk bestek nochtans tamelijk volledig betoog levert, en toch nog lOOO bladzijden, fijnen druk, in quarto uoodig had.
Daarvan is hier echter geen spoor. Zelfs de mogelijkheid er voor is niet aanwezig.
Als hoogleeraar toch trad Dr. Muller pas op in 1S5C, - : : i ^!, .. ..'s«: . ' - t •-: : .• ^aniS53 . 'srd hij vaü zijn ambtelijke beziglieden ontheven.
Drie jaren nu bieden geen andere mogelijkheid, dan om voor de eerste maal de Dogmatiek zeer cursorisch door te loopen.
Van diep indringende studie, zich over de geheele stof uitbreidende, kan in zoo kort tijdsverloop eenvoudig geen sprake zijn.
Men zou Dr. Muller dan ook onrecht aandoen, indien men zijn talent naar deze proeve wilde beoordeelen.
Wat hier voor ons ligt is niets dan het overgewerkte dictaat van een eerste cursorische behandeling, geen Dogmatiek in den wetenschappelijken zin van het woord.
Iets wat wel het scherpst daarin uitkomt, dat de schrijver, als hij u eerst verhaald heeft wat anderen geleerd hebben, u nu ten slotte zeggen zal, wat hij zelf voor waar houdt, en u alsdan een soort conclusie voorlegt, die elke dogmatische scherpte van definitie mist.
En als zoodanig nu zijn werk beschouwd, dan brengen we den schrijver volgaarne de hulde dat hij in zoo korten tijd, met zekere helderheid, zich georiënteerd heeft, en met zekeren tact op het onafzienbare terrein zijn Vit^ heeft gevonden.
Dat nu zulk een Dogmatiek niettemin door vele zonen der Hervormde Kerk met ingenomenheid ontvangen werd, is alleen daaruit te verklaren, dat voor deze kerk de Dogmatiek almeer bijzaak werd, en men toch verlangend uitzag naar een beknopt handboek, om eenige vastheid aan de zwevende begrippen te geven.
Dat Dr. Muller zijn gedwongen rusttijd besteedde, om te dien einde zijn dictaat uit te werken, is dan ook prijselijk, en ook ons boezemt het wel belang in, om hieruit te zien, wat de Hervormde Kerk ofRcieel onderwijst.
Zoo interesseert het te hooren, dat Adam niet heilig, maar i in onschuld" geschapen is.
In Christus als de Godmensch was niet het »oneindige" maar alleen het sintensiefgeestelijke" het Goddelijke.
Er is erfsmet, geen erfschuld.
In het werk van den Christus mag geen juridieke beschouwing toegelaten. Zijn dood was enkel het ideaal der hoogste zich zelve verloochenende Liefde.
Kennelijk laat alzoo deze Dogmatiek schier alle kenmerkende stukken der Gereformeerde belijdenis los, en geeft meer een uiteenzetting voor die ten deelc ethische opvatting van het Christendom, die eenheid van belijdenis voor de gemeente onmogelijk maakt.
Dit alles nu wisten we wel, dat in de Hervormde Kerk almeer de heerschende geest werd, maar het heeft toch zijn nut, een en ander eens officieel door een gewezen kerkelijk hoogleeraar geconstateerd te zien.
De Gereformeerden in de Hervormde Kerk mogen toezien.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 24 november 1895
De Heraut | 4 Pagina's