Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJBELSTUDIE

„Hem nu Die machtig is meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken naar de kracht die in ons werkt, Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de gemeente door Christus Jezus in alle geslachten, tot alle eeuwigheid. Amen." (Efeze 3 •• 20-21)

aar mondt Paulus' gebed voor de Efezen in uit? In een machtige lofprijzing: „Hem nu Die machtig is om meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken (...) Hem, zeg ik, zij de heerlijkheid in de gemeente..."! Zijn gebed zó te besluiten, heeft Paulus ongetwijfeld geleerd van zijn Meester Ook het allervolmaaktste gebed, dat Christus Zijn discipelen leerde, eindigt immers met diezelfde lof: „Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid"!

Waarom een loliprijzing? Allereerst en allermeest, omdat de drieënige God dat waardis. Hij alleen is van eeuwigheid tot eeuwigheid God. De God, „uit Wie en door Wie en tot Wie alle dingen zijn" (Rom. 11: 36). De grote Schepper, Onderhouder en Regeerder van al wat leeft. Maar ook de Herschepper, Die naar Zijn welbehagen „alle dingen tot één zal vergaderen in Christus" (1 : 10). En daarom: „De lof is betamelijk" (Ps. 147: 1). Wie zal ooit bij machte zijn om Zijn grootheid uit te zeggen en Hem naar waarde te prijzen? Tegelijk fungeert deze lof ook als pleitgrond. Juist omdat God is, zoals Hij is en Zijn macht en heerlijkheid onze stoutste verwachtingen overtreft, juist daarom mogen ook grote dingen van Hem verwacht worden. Afgoden kunnen niet verlossen, maar onze God wel. Hem is gegeven alle macht. Hij woont en troont hoog boven „al het nietig aards gewemel" en volvoert alle dingen „naar de raad van Zijn wil" (1:11). En daarom: juist de lof op Hem steunt het geloof, scherpt de hoop en draagt er zorg voor, dat Paulus' gebed voor de Efezen ook met een krachtig „Amen" mag worden besloten!

Een machtige God

Paulus' zet zijn lofprijzing in met de woorden: „Hem nu Die machtig is... "!Vee\ heeft Paulus in de voorafgaande verzen gevraagd. Hij heeft gebeden, dat zijn God de Efezen zou versterken met kracht in hun ziel door Zijn Geest (vs. 16). Dat Christus door het geloof in hun harten zou wonen en zij in de hefde geworteld en gegrond zouden zijn (vs. 17). En dat ze meer en meer zouden kennen en ondervinden de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat (vs. 18 en 19). En misschien hebt u wel gedacht: is dit niet te hoog gegrepen? Vraagt de apostel niet teveel?

En met betrekking tot uzelf en het geheel van Gods gemeente vandaag zegt u misschien tege- Ujk: ja, als hier iets van zichtbaar zou worden, wat zou dat groot zijn! Wat zou dat een herleving geven van het kerkelijk leven! Hoe zouden twist en wrok verdwijnen! Hoe zou er weer schouder aan schouder worden gestaan en wat zou er een getuigenis van uitgaan naar buiten! TegeUjk bekruipt u echter het gevoel: kan dat? Is dat niet irreëel? En heel persoonÜjk: kan dat ook voor mij? Het zijn vragen die mogeUjk ook in Efeze hebben gespeeld. Want uit het vervolg van de brief bhjkt: er was ook in Efeze heel wat aan de hand.

Echter te midden van al die vragen wijst Paulus de Efezen op „Hem Die machtig is..."! Op die allesovertreffende macht van zijn God had hij de Efezen al eerder gewezen. Getuigd van „de uitnemende grootheid van Zijn kracht" (1 : 19). Die daarin tot uitdrukking kwam, dat Hij Zijn Zoon opwekte uit het graf (1: 20). Hem een plaats gaf aan Zijn rechterhand en Hem verhief „ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij" (1 : 21). Het is alsof de apostel wil zeggen: zou Hij Die bij machte was om al die godevijandige antimachten te onttronen en Zijn Zoon deze alles te bovengaande heerUjkheid te geven, niet bij machte zijn om ook u die dingen te schenken, die ik voor u heb gebeden?

Paulus twijfeh er geen ogenblik aan en zegt: Efezen, Hij is zelfs oneindig veel machtiger dan u ooit kunt bevroeden. Ja, zo vervolgt de apostel. Hij is zelfs machtig „ow meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken..."! Zijn macht is zo onvoorstelbaar groot, dat Zijn verhoring telkens weer de stoutste verwachtingen overtreft. En Hij doet dat op een wijze, dat we telkens weer gedrongen worden om uit te roepen: „Hoe groot zijn, HEER', Uw werken..."!

Een indrukwekkende opklimming Als we de woorden die de apostel in dit verband bezigt één voor één spellen, ontdekken we een indrukwekkende opkümming. Want, zo schrijft hij: God is niet slechts machtig om te doen „boven bidden of denken". Nee, Hij is zelfs machtig om te doen „boven «/wat wij bidden of denken". En zet u dan een dikke streep onder dat woordje „al"! Het betekent, dat u alles mag neerlegen voor Hem. Alle behoeften voor hchaam en ziel Hem mag behjden. Overeenkomstig Zijn eigen opwekking: „Laat uw begeerten in alles door bidden en smeken met dankzegging bekend worden bij God" (Fihp. 4:6).

Dat Zijn verhoring oneindig veel groter is dan wij denken of bidden, betekent niet dat u alles krijgt wat uw hart begeert. Wel, dat Hij alles geeft, wat strekt tot Zijn eer en wat nodig is om Hem te kennen, in Christus geborgen te zijn en voor Hem te leven. En in Zijn verhoring is Hij zo ontzagüjk wijs, dat al Gods kinderen er tot in eeuwigheid van zullen spreken. Zo wijs. Zo volmaakt. Zo rechtvaardig. Zo goed. „Alwat u ontbreekt/ schenk Ik, zo gij 't smeekt/ mild en overvloedig"! Machtig om te doen boven ^r/wat wij bidden of denken. Ja maar, zegt u: gaat dat niet te ver? Is dat niet te bout gesproken? Nee, zegt de apostel, Gods macht tot verhoring reikt nog verder. Hij is zelfs machtig „om overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken". Dii „overvloedig" ziet op de volheid die er in God is. Op de overvloed en rijkdom die Zijn handelen kenmerkt. Daar had de dichter van Psahn 65 weet van, toen hij zong: „Waar Gij Uw voetstap zet/ daar doet Gij 't al ten zegen dijen/ daar druipt het al van 't vet" (vs. 8 ber). Machtig om „overvloedig" te doen. En toch: hoe rijk deze woorden ook zijn, toch brengen ook deze woorden niet genoegzaam Gods grootheid onder woorden. Want, zo vervolgt de apostel: Hij is zelfs machtig „om meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken".

Nu, moet deze God dan niet worden aangelopen als een waterstroom? In diepe ootmoed enerzijds, want in welk een schril contrast tegenover deze overvloed van Hem staat onze ongehoorzaamheid, alval, vijandschap en wederstrevigheid. Maar anderzijds ook gelovig schuilend in Christus. Een rechtgeaarde christen zal zijn kracht niet zoeken in zichzelf. Verwacht het niet van mensen. Laat staan, dat hij leugen. Hst en achterkamertjespohtiek te hulp roept om zijn doel te bereiken. O nee, hij heeft en veel betere toevlucht, namehjk zijn God! Die machtig is „om meer dan overvloedig te doen boven al wat wij bidden of denken"!

En dat „naar de kracht die in ons werkt". Met die „kracht" heeft Paulus hier de Heihge Geest op het oog. Die harten vernieuwt. Die vijanden maakt tot vrienden. Die in mensenharten het geloof doet triomferen. Hen maakt tot vrijmoedige getuigen. Hen bewaart bij het geloof en hen ten einde toe doet volharden. Die „kracht" is ook in het hart van de Efezen werkzaam geweest, toen God hen riep uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. En Hij is ook in het heden nog altijd in hen werkzaam om ze uit Christus te doen leven en te bewaren bij het allerheiligst geloof. En de vraag is: hebben ook wij weet van deze wondere kracht van God in ons leven?

Eer voor Hem

Weku, deze God is alle lof en hulde waard. Paulus schrijft: „Hem, zeg ik, zijde heerlijkheid in de gemeente door Christus Jezus in alle geslachten tot in alle eeuwigheid" (vs. 21). Hem zij de „heerlijkheid", dat is: de glorie, de eer. En dat in het bijzonder in het midden van Zijn „gemeente"! In die gemeente dient niet Paulus geëerd te worden of wie dan ook, maar alleen de levende God en Zijn Zoon. In allerlei toonaarden dient het op te künken: SoU Deo Gloria. En die lof dient Hem toegebracht te worden „door Christus Jezus", dat wil ten diepste zeggen: door bemiddehng van Christus Jezus. Want ook onze lof is in zichzelf onvolkomen en met zonde bevlekt en behoeft de reiniging van Christus' bloed. En daarom: „Laat ons door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs, dat is de vrucht der lippen die Zijn Naam beüjden" (Hebr. 13 : 15). Want alleen in Hem kan onze lof Gode aangenaam zijn. Die lof moet Hem toegebracht worden „in alle geslachten", dat is: van geslacht tot geslacht, Ieder geslacht moet het opnieuw leren. Elk geslacht staat onder die heilige roeping: „Looft de Naam van uwe God"! En zo dient die lof op te kUnken „tot in alle eeuwigheid". Dus niet alleen nu, maar ook straks. In die heerüjke toekomst waarin God weer zal zijn alles en in aUen en waarin alles wat adem heeft de Heere zal loven. Want Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen!

Amen

En dan besluit Paulus dit alles met een krachtig , Amen". Met andere woorden: zo is het. Deze God is inderdaad machtig om meer dan overvloe­ dig te doen boven al wat wij bidden of denken. En deze God - en niemand anders - komt ook metterdaad toe: alle eer, lof en aanbidding. , Amen". De apostel schrijft dat, opdat de Efezen het over zullen nemen. En het ook onder hen zal opkhnken: „Ja, Amen, ja..."! En wij? Wat doen wij met dit woord van de apostel? Zegt ook u: „Amen"? „Amen", dwars tegen alle ongeloof, twijfel en aanvechting in? „Amen", want Hij is machtig! „Amen", want Hij is gewiUig! „Amen", want Hem komt alle glorie toe?

Wie dit „Amen" op de leerschool van Gods Geest werkeUjk heeft leren spellen, die weet: er is geen machtiger wapen in het leven van het geloof, dan juist het gebed. En al bent u misschien net als Paulus een „gevangene", dan weet u toch: dft, dit is het voornaamste. Dat ik mijn knieën buig en dat ik niet alleen mijn eigen leven, maar ook dat van anderen, ja dat van heel Christus' Kerk opdraag in de hoede van Hem „Die machtig is" en Die ook vandaag instaat voor Zijn eigen werk en voor Zijn eigen eer. Want hoe het ook is en hoe het ook gaat. Zijn werk zal eenmaal ten volle triomferen en Zijn lof hemel en aarde vervullen.

Monster

L.W.Ch. Ruijgrok

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 2000

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's