Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De christelijke levenswandel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De christelijke levenswandel

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

CATECHISMUS

Zondag 32

Ereschuld

Met Zondag 32 begint het derde stuk van de enige troost, het stuk der dankbaarheid. En onze Catechismus plaatst in dit begin deze dankbaarheid in het volle licht van het EvangeUe. In het opschrift wordt al aangegeven dat de dankbaarheid haar grond vindt in de verlossing. De verlossing onderstreept het genadekarakter van de dankbaarheid, die de verloste Gode schuldig is.

In de vraag (86) komen de drie metgezellen van de christen - ellende, verlossing en dankbaarheid - weer te sprake.

Uit onze ellendigheid verlost. De ellendigheid is onze zonde-schuld.

Och als ik Heere voor mijne zonde beve. Hoe verlost? Zonder enige verdienste onzerzijds, alleen uit genade en door Christus. Verlossing door genade alleen, uit het geloof alleen, zonder de werken der wet. Zo ben ik aan de weet gekomen wat verzoende schuld is. Omdat het kruis van Christus mij weder ruste geve.

En als het dan weer opnieuw gaat over wat wij nu schuldig zijn aan God, dan moet ons dit , , schuldig" niet doen schrikken, omdat het getoonzet wordt in de liefde. Wij hebben Hem lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Noem dit ereschuld.

Genade maakt ons schuldenaar aan vrije genade.

Hier zingt het lied der verlegenheid: Wat zal ik de Heere vergelden, voor al Zijn weldaden aan mij bewezen? Zeker het schuldig tekort, dat een christen in dit opzicht zich meer en meer bewust wordt en bewust blijft, wordt overeind gehouden.

't Belet nochtans de Heere niet om mij onuitsprekelijk te troosten met Zijn Woord: , , Uit u geen vrucht in der eeuwigheid. Uw vrucht is uit Mij gevonden".

Wat staat mij nu nog in de weg om op die verlegen vraag te antwoorden: , , Ik zal de beker der verlossingen opnemen en de Naam des Heeren aanroepen"? Niets meer!

Een heerlijk wonder

Ik ben het niet eens met hen die zeggen dat de vraag: „ Waarom moeten wij dan nog goede werken doen"? , de vraag is van een buitenstaander. Iemand die niet werkelijk deelt inj de verlossing uit genade en door Christus alleen. Een , , buitenstaander" gelooft altijd per : conclusie. Wij zijn allemaal zondaren, in de Bijbel staat dat Jezus voor zondaren is gestorven, alles is goed, en waarom zouden wij dan nog goede werken moeten doen.

Het is juist de vraag van de verloste, die midden in de vrijspraak staat.

Het woordje , , aangezien" geeft dat overduidelijk aan. j

Voor de christen bestaat er geen tegenstel-! ling tussen het verlost zijn door Christus en de goede werken der gelovigen. De vraag zet in bij het Evangelie der verlossing. Dat is een Evangelie, zonder enige verdienste van ons, het vrijsprekend oordeel van God, waarin geen plaats is voor onze goede werken, en nooit plaats zal zijn voor ons „doen”.

Het, , moeten" van de goede werken veronderstelt allerminst dat wij daarmee de verdiensten van Christus aan zouden moeten vullen. Het, , moeten" wil ons leren dat het doen van goede werken niet eens een vraag meer is, voor wie uit het geloof leeft. Uiteindelijk is een christen verlost om alleen maar goede werken te doen. Dit, , moeten" wil zeggen: het is hele-, maal vanzelfsprekend.

De ware gelovige doet de werken niet omdat; hij moet, maar omdat het niet anders kan. Wij die der zonde gestorven zijn, hoe zouden wij nog in dezelve leven?

En waarom kan hij niet anders? Daarom, omdat Christus, nadat Hij ons met Zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door Zijn Heilige Geest tot Zijn evenbeeld vernieuwt.

Wij zouden verwachten dat op de vraag, waarom nog goede werken doen, het antwoord zou luiden: , , wij moeten goede werken doen om de volgende reden...”

Maar schijnbaar onlogisch antwoordt de Catechismus met: Christus koopt, maakt vrij, vernieuwt. Er is sprake van een heerlijk wonder waarin verlossing en vernieuwing vloeien uit één Bron, Christus. Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn één.

Beide zijn vruchten van Christus. Christus vernieuwt de Zijnen door Zijn Heilige Geest zodanig, dat de goede werken vanzelf geboren worden.

Het is niet zo, Christus koopt en maakt vrij en nu moeten wij aan de slag. God doet de eerste stap en laat de rest aan ons over. Het is ook niet zo: Christus stort ons nieuwe genadekracht in, zodat wij het weer zelf kunnen doen. Hij is niet uit op verbetering, maar op vernieuwing van ons leven. De heiliging is daar waar de rechtvaardiging is. Het zijn twee zijden van het ene verlossingswerk van Christus.

De rechtvaardiging geschiedt voor ons en in ons, de heiliging aan ons en in ons. Nooit dóór ^^^' ^y worden beide deelachtig door het geloof, ook de heiliging is voorwerp van het geloof. Geloof is immers altijd een op bepaalde wijze, geleefd leven.

Heiliging, heeft iemand eens gezegd, is teren op de rechtvaardiging. Ik moet uit de rechtvaardiging van Christus leven om heilig te leven. Zoals het schijnsel er alleen is, waar de zon is, zo is de glans der heiliging alleen daar, waar de Zon der gerechtigheid in hart en leven is opgegaan. En wel met genezing onder haar vleugelen. Die genezing nu is de heiliging, de vernieuwing door de Geest van Christus. , , De goede werken komen voort uit de wortel des geloofs... komen niet in aanmerking om ons te rechtvaardigen... en onze gewetens zouden altijd gekweld worden (omdat we zo weinig vrucht zien) indien wij niet steunden op de verdiensten van het lijden en sterven van onze Za-Hgmaker" (Ned. Gel. Bel. art. 24).

En al is het voor mijn gevoel zo dat ik in de weg der vernieuwing naar het evenbeeld van Christus, minder zonde doe en meer zonde zie, dat zal de rechtvaardige juist doen leven uit het nochtans des geloofs dat Christus ver-nieuwt; om in mijn hart de hefdevlam te ontsteken. Zijn voetstappen te drukken en mijn kruis opnemend hem vrolijk leer nadragen.

Een krachtig bewijs

Als je water ziet stromen in beek of rivier, dan weet je: dit water ontspringt uit een bron. Als je een christen ziet in heilige wandel en godzaligheid, dan weet je welke Bron dit water opstuwt. Christus vernieuwt ons „opdat wij met ons ganse leven Gode dankbaarheid voor Zijn weldaden bewijzen". Het , , opdat" wijst het doel van de vernieuwing aan. Het geloof in de vernieuwing door Christus is op zichzelf de heiliging van ons leven en zet zich meer vanzelfsprekend dan noodzakelijk om in de vruchten.

Nu moeten we de noodzakelijkheid van de goede werken niet helemaal schrappen. Liever: helemaal niet schrappen. Wanneer de dankbaarheid, de goede werken, de vruchten van het nieuwe leven, bij ons ontbreken, behoren wij ons te onderzoeken of wij wel recht in het geloof staan.

De vernieuwing is een gave Gods en van daaruit een opdracht. En het vanzelfsprekende van de goede werken laat ons zien dat het element van , , iets extra's doen" geheel verdwenen is. Die goede werken hebben iets van een geheim. De dankbaarheid bloeit op uit Gods werk en is daarom Gods werk.

Dankbaarheid is danken voor, denken aan. Ons hele leven zal dankbaarheid (denken aan) zijn voor al Gods weldaden. Dankbaarheid is niet , , wat terug willen doen" om maar niet bij de Weldoener in de schuld te staan. Dat is ondankbaarheid, als wij de vruchten der goede werken losmaken van God en Zijn genadewerk in ons.

Dankbaarheid is een diepe verbondenheid ons leven lang.

„Niet alleen in blijde ogenbhkken, waarop ik de zoetheid der vergeving smaak, niet alleen op de zonnige hoogten, maar ook wanneer het leven een gestadige dood is. Deze dankbaarheid is niet altijd uitbundig en blij, maar ook vaak naar binnen gekeerd in de overdenking van Gods gunst. Nadruk valt niet op , , iets voor de Heere doen", maar op denken aan en prijzen. God prijzen" (Altijd Zondag II blz. 64).

Soms verspreiden Gods kinderen meer licht dan dat zij zelf in het licht staan. Als dat niet waar was, dan had Paulus nooit hoeven te zuchten: , , ik ellendig mens". Maar dan had hij ook nooit kunnen roemen: , , ik dank God door Jezus Christus onze Heere”.

Zo voegt zich de bewuste lofprijzing Gode bij de klacht over eigen onvruchtbaarheid en waargenomen onheiligheid. Het bewuste loflied mag niet zwijgen.

De Heere is het zo waard dat der vromen tent niet enkel piepende of krakende geluiden laat horen; geen stilzwijgen, zodat je denkt: waar ben ik nu, op een kerkhof of in de kerk. Laat der vromen tent weergalmen van hulp en heil ons aangebracht. En zo alleen wordt God geprezen; want met , , Heere Heere zeggen" kunnen wij natuurlijk niet volstaan.

Een troostrijke verzekering

„Daarna ook". Het gaat in de eerste plaats om de lof aan God. Maar het geloof laat ons niet zonder blijdschap en zekerheid., , Daarna ook dat elk bij zichzelf van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij". Dat is iets heel anders dan: je hebt geloof en je moet er nu ook naar leven - het is veeleer zo: de vruchten komen uit de bloesem van het geloof tevoorschijn. Men dient de geloofszekerheid niet te zoeken in gevoelsaandoeningen, of hierin dat je berouw wel diep genoeg, je liefde wel echt genoeg, je geloof wel stevig genoeg is. De geloofsverzekerdheid spruit, aldus de Dordtse Leerregels , , uit het geloof der beloften Gods, ... uit het getuigenis des Geestes, die mede met onze geest getuigt dat wij kinderen Gods zijn; eindelijk uit de ernstige en heilige betrachting van een goed geweten en van goede werken" (D.L.V-10).

Het mag ons overkomen, dat wij iets zien van de vruchten van het geloof, dat wij op een ogenblik verbaasd zijn over iets wat we doen. Iemand vergeven of helpen, een zonde passeren uit de liefde van Christus. Een wonderlijke blijdschap stijgt dan in je op. De wetenschap dat de vrucht aan de rank uit de Wijnstok is en dat die er nooit zou zijn als ik niet in de Wijnstok was ingeplant. Niet ik, maar de genade Gods die met mij is.

Wervingskracht

De godzalige wandel heeft wervingskracht. „Onze naaste wordt hierdoor voor Christus gewonnen". Ook hier gaat het om Christus. Dus niet dat wij onze stand als christen moeten ophouden.

Ook niet door veel gepraat. Nadrukkelijk wordt de godzalige levenswandel genoemd. Wandelen is een prettig werk. Het heeft iets onopvallends en niets demonstratiefs. , , Aan je werk'' zegt de heer tegen zijn knechten. , , Geef mij je hand maar, dan gaan we samen wandelen" zegt de Vader tegen Zijn kinderen. En onderweg gebeuren er de wonderlijkste dingen. Een stukgelopen huwelijk kan door een godzalige wandel geheeld worden. Een onverschillige kan zich aangesproken voelen. Jaloers worden gemaakt.

Velen zwoegen om iets van hun leven te maken. Ga maar stil en zonder ophef uw weg. Toon uw geloof uit uw werken. Een christen wordt in deze wereld gekeurd en bekeken. Om Christus' wil moet dat kunnen lijden. Wat hebben die mensen toch?

In hun godzalige wandel hebben ze iets van Christus, die opdraagt dat Gods kinderen hun licht zullen laten schijnen, zodat de mensen hun goede werken zien en hun Vader in de hemei verheerlijken. Het meest nog door jaloers te worden op de Heere Jezus. Waarom maken we de buitenkerkelijken niet meer jaloers, zodat ze zeggen: , , zie hoe lief zij elkander heb-v ben"? Hoe komt het toch dat de wereld meer en meer ingang krijgt in kerk, gezin en samenleving? Wat gaat er van ons als ouders uit naar onze kinderen? Leg ze geen godsdienst op zonder vreze des Heeren. Want als ze uit dat keurslijf zich wringen, dan is het einde niet in zicht. En als ze er in blijven, dan komen zij er voor eeuwig mee om.

Een zwakke vrouw kan door haar , , kuise, wandel in vreze" een ongelovige man voor Christus winnen (1 Petr. 3 : 1—6). Een godzalige slaaf zijn harde heidense heer (1 Petr. 2 : 12—25). Vraagt u naar de toepassing? Er is geen andere voorhanden dan dat de christen als een licht schijnt temidden van een krom en verdraaid geslacht. De zegen daarvan aan God overlaat en het geloof behoudt dat zijn arbeid niet ijdel is in de Heere.

Een zuivere toetssteen

„Kunnen dan die niet zalig worden, die in hun goddeloos en ondankbaar leven voortvaren"(yT. 87)? Het gaat dus om mensen die zeggen te geloven, maar die zich niet bekeren, bij wie het leven der dankbaarheid ontbreekt, Voortvaren doet denken aan een schip, dat onverstoorbaar vaart in dezelfde verkeerde koers. Het kan dus eenvoudig niet, dat een gerechtvaardigde in de zonde blijft voortleven. Het , , in generlei wijze" uit antwoord 87 snijdt • deze mogelijkheid radicaal af. Bekering is geen voorwaarde tot het verkrijgen van de genade, maar de genade heeft wel bekering tot ^ vervolg. Zonder bekering kan men het koninkrijk Gods niet beërven.

En nu heel praktisch. , , Wat moet een afgo-i dendienaar doen in het rijk, waar eeuwig, dag en nacht God gediend wordt? Wat een echt-l breker in dat land waar niet meer getrouwd wordt? Wat een dief, waar de schatten onvervreemdbaar zijn? Hij zou er zijn „beroep" niet kunnen uitoefenen. Wat de geldgierige, waar de wil en de wet van God meer waard is dan duizenden stukken goud of zilver? Wat een dronkaard, waar de wijn smaakt naar het bloed van het Lam? Wat een lasteraar waar enkel gezongen wordt tot Gods lof? En wat een rover, waar alleen de hartedief Jezus heerst? " (G. Th. Rothuizen, Allemaal zondagen blz. 108).

Echter één ding. Men kan zich alsnog bekeren. Want in het koninkrijk van God - o wonder van genade - worden ontvangen en onthaald voormalige onkuisen, afgodendienaars, gewezen echtbrekers, vroegere dieven en geldgierigen, bekeerde dronkaards, zodra hun levenschip 180 graden draait; en dan komen ook zij Thuis om in het eeuwige leven onbevlekt gesteld te worden, wier geloof door de liefde werkende is.

K.a.Z.

H.V.

Rectificatie

Op blz. 55 van het G.W. van 24 januari 1992 staat: Wie de beloften Gods, die in Jezus Christus ja en amen zijn, gelooft, hééft, niet krijgt misschien, hééft geen vergeving van zonden.

Dat moet zijn: hééft vergeving van zonden (Ie kolom Ie alinea).

Op dezelfde bladzijde (2e kolom, 2e alinea) staat: Dringen door de liefde van Christus gedrevenen zich wél bekeren.

Dat moet zijn: Dringen door de liefde van Christus gedreven en zich wel bekeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

De christelijke levenswandel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's