De prediking van het bijbelboek Ruth
(2)
Zoals beloofd gaan we nu wat nader in op de spanning tussen de heilshistorische en de exemplarische prediking over het boek Ruth. Een klein, maar fijn en inhoudsrijk boekje dat helder zicht geeft op dit vraagstuk is 'Een vacature vervuld', door prof, drs. H. J. Schilder (uitgave Kok - Kampen 1982).
Schilder geeft hierin een aantal hoofdlijnen van een heilshistorische behandeling van 'Ruth' tegen de achtergrond van de richterentijd. In feite bestaat dit boekje uit een tweetal opstellen, die reeds eerder in tijdschriften waren gepubliceerd.
Het eerste opstel heeft als titel: 'Richteren en Ruth: lelijk en liefelijk'. Hierin wijst de schrijver op het kontrast, de in het oog lopende tegenstelling tussen het slot van het boek Richteren (de hoofdstukken 17—21) enerzijds en het boek Ruth, dat er in onze Bijbel direkt op aansluit, anderzijds.
Deze tegenstelling wordt dan in vijf punten uitgewerkt. In de eerste plaats: in de tijd van de Richteren was er geen koning in Israël. Dit had tot gevolg dat ieder maar deed wat goed was in eigen ogen. De richters
traden wel op van tijd tot tijd, maar dat nam toch de behoefte aan een centrale en meer duurzame gezagsdrager niet weg. Heel de verworden situatie riep om een koning bij de gratie Gods. Het boek Ruth laat nu zien hoe de HEERE bezig is deze vacature te vervullen. De weg wordt gebaand waarlangs de grote Koning komen zal.
Een tweede tegenstelling is dat in Richteren het individualisme wordt getekend (iedereen gaat z'n eigen gang, stammen staan tegen elkaar op, de liefelijkheid en de samenbinding zijn ver te zoeken), terwijl in Ruth het leven volgens Gods verbondswet in de verbondsgemeenschap naar voren komt. In de derde plaats zien we dat aan het slot van Richteren een hele stam (Benjamin) met ondergang wordt bedreigd, terwijl in Ruth getoond wordt hoe God de geslachten van Israël in de crisis bewaart.
Ten vierde staan tegenover elkaar de tuchteloosheid en losgeslagen sexualiteit uit Richteren 19—21 en de zuivere liefde in de kaders van Gods recht, waarvan het boek Ruth verhaalt. En tenslotte is er de tegenstelling tussen de ontaarding van het volk Israël in een verwereldlijkte samenleving en het opbloeien van het leven daar waar — ook in de verhouding van mannen en vrouwen, van jongens en meisjes — naar Gods verbond gehandeld wordt.
Schilder zegt het dan zó: '...in Ruth tegenover Richteren leren wij, wat reformatie is. Je denkt misschien weleens, dat reformatie persé moet bestaan in een bepaalde aktie, die in de krant komt, een bepaalde organisatie waarvan de levensvernieuwing afhangt, met een bestuur, notulen en contributie. Nu, dit kan er ook onmisbaar toe behoren. Maar hier leren we, dat het verwrongen leven van de afvallige kerk in de eerste plaats wordt geformeerd, wanneer eenvoudig een jonge vrouw — ze was nog wel heidin geweest! — voor haar schoonmoeder zorgen gaat naar de eisen van Gods verbond met zijn volk. Wanneer een nuchtere boerenkerel met een paar open ogen in zijn ronde hoofd bij zijn werk erover loopt te piekeren hoe groot dat toch is dat die uitheemse vrouw in de schoot van de ware kerk komt zoeken de rust onder Gods vleugelen... Dat is reformatie. Binnen ons aller bereik. Zéker in het nieuwe verbond, waar Christus' Geest boerenjongens en keukenmeisjes maakt tot evenzovele dragers van het ambt der gelovigen. Je begint maar waar je staat. En je zoekt, hoe je als lid van Gods kerk Hem kunt dienen naar zijn volle Woord.'
Ruth: Een oudtestamentisch Pinksterboek
Zo luidt de titel van het tweede deel van de genoemde publikatie van H. J. Schilder. Pinksteren omschrijft hij als 'het werk van God drieënig in het uitdelen van Christus' weldaden aan zijn volk. Pinksteren zegt: nu blijkt heel echt, hoezeer Christus Koning is van zijn kerk.' Hij tekent nu een aantal lijnen waarlangs Gods werk om het Pinksteren te doen worden, om de vacature van de Koning te vervullen, in het boek Ruth verloopt: 'van Vaders voorzienigheid', 'Boaz' dek — Messias' vleugel. Van de verlossing door de Zoon', 'de praktijk van de Heilige Geest'. Een behandeling van het boek Ruth in heilshistorisch licht vanuit trinitarisch perspektief.
Schilder waarschuwt tegen een louter of ook overwegend exemplarische uitleg van 'Ruth'. De verschillende personen en situaties worden dan gezien als exempels (voorbeelden) van wat de mens in het algemeen, dus ook de lezer of hoorder hier en nu overkomen kan. Er kan dan in het algemeen bij hoofdstuk 1 gesproken worden over de gevaren van het emigreren, bij hoofdstuk 2 over de sociale verhoudingen tussen werkgevers en werknemers, bij hoofdstuk 3 over sexualiteit en goede zeden, bij hoofdstuk 4 over huwelijk en gezinsvorming, enzovoorts.
Allerlei beschouwingen en overwegingen worden aangeknoopt bij de geschiedenis van dit bijbelboek. Dat kunnen heel rechtzinnige beschouwigen en heel opbouwende overwegingen zijn — maar intussen gaat men aan de specifieke plaats en boodschap van dit bijbelboek in de voortgang van Gods heilshandelen en in de geschiedenis van de Godsopenbaring voorbij. Of dit specifieke blijft in elk geval onderbelicht. Het gaat er in het boek Ruth om dat God de weg baant 'door Moab naar Bethlehem' (ds. J. van Sliedregt). Dat moet dan ook in de uitleg centraal blijven staan.
De exemplarische uitleg komt ook naar voren waar het boek Ruth sterk vergeestelijkt word. Boaz is dan zo direkt 'type van Christus', Naomi, Ruth, Orpa zijn zo van meet af aan zinnebeelden voor geestelijke gestalten en ongestalten, dat zij als historische figuren, als mensen van vlees en bloed, vervluchtigen. De boodschap van het boek Ruth wordt dan ook versmald en verengd tot enkel maar een beschrijving van geestelijke ervaringen en zieleroerselen. Het wordt weggehaald uit de heilsgeschiedenis en uit de burger (en boeren-)maatschappij en overgeplaatst in de tijdloosheid van de binnenkamer. Heel de geschiedenis verdampt onder de hoge druk van de eeuwigheid en de enige vraag die er ten aanzien van de historische personen nog toe doet is of ze voor eeuwig behouden of verloren zijn.
Hoe dierbaar en innig een degelijke benadering ook kan 'overkomen', op deze wijze wordt geen recht gedaan aan de eigen zeggingskracht van 'Ruth'. Het Woord Gods is geestelijk genoeg van zichzelf. Het behoeft niet nog eens extra door ons vergeestelijkt te worden. Wanneer we trachten in èen intens luisterende houding het Woord voor zichzelf te laten spreken en te laten uitspreken, bemerken we dat het vol verrassend onderwijs is voor het geestelijke leven, maar ook voor het zedelijk en maatschappelijk leven. Terwijl de spits van dit onderwijs gericht is op 'de grote daden Gods', zoals op de Pinksterdag van Hand. 2, en op de vleeswording van het Woord. 'Ruth' is Adventsboek en Pinksterboek tegelijk.
Heilsgeschiedenis en prediking
Wie zich verder wil verdiepen in de vragen rond heilshistorische en/of exemplarische prediking, leze het onlangs verschenen boek van prof. dr. C. Trimp, 'Heilsgeschiedenis en prediking. Hervatting van een on-
voltooid gesprek'. (Kampen 1986). Trimp voert een pleidooi voor heilshistorische prediking in de lijn van B. Holwer< la, K, Schilder en M. B. van 't Veer, hooggeachte voormannen in de Geref. Kerken in Nederland (vrijgemaakt). Maar hij waarschuwt voor eenzijdigheid. Er kan een betreurenswaardige versmalling optreden, met name wanneer men alleen spreekt over het ene steeds voortschrijdende werk van God in en naar Christus toe, terwijl er geen aandacht was voor de concrete omgang van God en Zijn volk, voor het werk van de Heilige Geest in en aan Israël. De christologische concentratie kan een pneumatologisch manco opleveren, dat wil zeggen een gebrek aan aandacht voor de geschiedenis die de gelovigen doormaken in geloof en ongeloof, in liefde en verloochening van liefde, maar uiteindelijk door de Geest geleid. En dan kunnen Abraham, Jakob, Naomi, Ruth en Boaz toch ook voorbeelden (exempla) voor ons zijn, ter vermaning, onderwijzing en bemoediging. Vergelijk de wijze waarop in Hebr. 11 over verschillende gelovigen van het oude verbond wordt gesproken ter onderwijzing van de Kerk van het nieuwe verbond.
Dr. A. N. Hendriks vatte het in een recensie in het Nederlands Dagblad zó samen: 'Wanneer wij preken over bijv. een gebeurtenis uit het leven van Abraham, dan zal er oog moeten zijn voor Góds gang naar de geboorte van Christus, maar ook zal er oog moeten zijn voor het werk van de komende Christus en zijn Geest in het leven van Abraham.'
Hervormd-gereformeerden kunnen mijns inziens dankbaar nota nemen van deze evenwichtige stellingname van vrijgemaaktgereformeerde zijde.
V.
J. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's