Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hebben de eerste christenen ons iets te zeggen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hebben de eerste christenen ons iets te zeggen?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twee vragen

Twee meisjes fietsten dagelijks samen naar school. Tot de dag, dat één van hen ziek werd. Langdurig ziek. Ze wachtte op een teken van medeleven, van belangstelling en begrip van haar, met wie ze eerst dagelijks opreed. Doch hoewel haar ziekte een jaar duurde, nóóit heeft ze van de ander iets meer vernomen.

„Van de 365 avonden die het jaar telt, zit ik er 360 alleen", zegt een weduwe. „U moest eens weten, wat het is, om alleen te zijn. Ik heb soms zo'n behoefte, om met een mens te spreken, dat ik maar een boodschap verzin om maar in een winkel een woord met iemand te kunnen wisselen, " vertelt een ander.

„Als je oud wordt en je bent alleen overgebleven, dan blijven van lieverlee al je vrienden en kennissen van vroeger weg. Ze hebben bij mij niets meer te zoeken." Woorden van een bejaard man.

Eenzaamheid. Schrijnende eenzaamheid. Kan dat wel binnen de christelijke gemeente?

Een Evangelisatiecommissie had ijverig en trouw de nummers van 't blad Echo op de daarvoor bestemde adressen bezorgd. Tot een gesprek aan de deur kwam het helaas moeizaam of in 't geheel niet. Hoe deze mensen te bereiken?

Het plan rees om ze allen persoonlijk uit te nodigen om bij een van de medewerkers aan huis koffie te komen drinken en zo tot een gesprek te komen. Tientallen mensen werden uitgenodigd. Op de bewuste avond stond alles klaar. Doch helaas — er kwam die avond niemand. Teleurgesteld vroeg men zich af: hoe kunnen wij onze medemensen nog bereiken met het Evangelie?

Eén antwoord

Ogenschijnlijk hebben deze beide problemen niets met elkaar te maken. Ik ben er echter van overtuigd, dat de christenen uit de eerste eeuwen op beiden een antwoord hadden. En wel hetzelfde antwoord.

Ja maar, zal iemand zeggen, die mensen leefden dan ook in een totaal andere wereld. Wat wisten zij van de dingen, waar onze moderne tijd mee vervuld is: werkloosheid, zedenverwildering, abortus en euthanasie, crematie of waanzinnig enthousiasme in het stadion. Van de opmars van oosterse religies en occulte praktijken? Zou dat nu werkelijk kunnen, dat zij aan ons, kerkmensen van de 20e eeuw een boodschap hebben nagelaten? Het was toch een totaal andere wereld. En inderdaad, de wereld zag er toen heel anders uit. Maar het hart van de mens, zou dat niet hetzelfde hart zijn van déze eeuw. En die kleine kerk, die geringe gemeente temidden van het heidendom, komt die ons werkelijk vreemd voor. Of herkennen wij dat beeld? Daarom luisteren wij naar hun stem, niet als klanken uit een ver verleden maar naar de christenen die in het geloof een heidense wereld hebben overwonnen.

Cesar of Christus?

Waaruit bestond 't geloof van die heidense wereld? Uit twee delen. Ten eerste was er de staatsgodsdienst. Het Romeinse rijk kende een aantal goden, die op tijd hun offers en erediensten eisten en als tegenprestatie zorgden de goden dat het de staat wèl ging. Zondebesef, schuldgevoel, blijdschap en de troost van vergeving hadden hierbij geen plaats. Een echt persoonlijk geloof werd ook niet gevraagd. Lucretius, een gezworen vijand van alle religie, nam regelmatig deel aan de eredienst van de goden. Een andere trouwe offeraar, Juvenalis, zegt: „Deze dingen geloven jongens nog niet eens, behalve als ze nog niet oud genoeg zijn om een stuiver voor een bad te kunnen betalen." Als het ceremonieel dat de staat eiste, maar plaatsvond. Staatsgodsdienst — anders niets.

Daarnaast was er het persoonlijk geloof. In welke vreemde godheid dan ook. Die twee geloven legden elkaar niets in de weg. Men kon rustig troost zoeken bij een mysteriereligie, als de godsdienstplichten als staatsburger maar vervuld werden. Niet deelnemen aan de offerplicht gold als verraad. Misdadige koppigheid. Volgens de ervaren jurist Plinius een uitstekende grond voor doodstraf. Door niet te offeren weigerde men immers het heil van de staat te bevorderen.

Maar wat kon in deze kille vormendienst zoveel verschillende volken samenbinden? De persoon van de keizer, aan wie allen onderworpen waren en die door velen als een bevrijder, als een verlosser werd begroet. Aan de goddelijke verpersoonlijking van zijn innerlijk wezen, aan de genius van de keizer nu, werden de offeranden gebracht. Door allen, behalve door de christen, die over de markt liep en door iemand werd aangesproken met de vraag: „Waarom heb je geen krans op. We moeten toch de Heer gaan vieren, nu de stad pas de grote eer heeft gekregen om zijn tempelhoedster te mogen zijn? "

En dan het antwoord, in de wetenschap dat daarmee wellicht de grens van leven en dood werd gepasseerd: „Nee, de Heere verbiedt het."

„Welke Heer? " — „Onze Heer". „Wat — ben je dan een slaaf en heb je een heer, die je niet toelaat de Heer, onze keizer te vereren? "

„Ja, een slaaf van Jezus, de Gezalfde, onze Heere!" Cesar of Christus? Er was geen tussenweg.

Mysteriereligie

De massa, die gebukt ging onder het probleem van de dood en de angstige vraag naar : t hiernamaals had voor eigen, innerlijk leven aan die verkilde staatsgodsdienst niets. In die leegte was plaats voor talrijke oosterse, emotionele en dweepzieke sekten. Er ging kracht uit van dat oosters godsdienstig gevoel. En bovenal een geheimzinnige bekoring. Zo kwamen er overal besloten gemeenschappen met mysteriediensten rond de veelbelovende goden en godinnen uit het oosten: Cybele uit Klein-Azië, Dionysius uit Griekenland, Isis uit Egypte, Mithras uit Perzië.

De ceremoniën van deze sekten moesten strikt geheim blijven. Dat bleven ze dan ook. Zelfs aanhangers, die later christen geworden zijn, spraken er vrijwel niet van. Zoals alle sekten, vroegen ze veel geld van hun leden. Iets, wat mensen voor dergelijke doeleinden niet erg schijnen te vinden.

Wat hadden zij de mensen dan te bieden? Allereerst natuurlijk het gevoel ergens bij te horen. Verder beloofden zij de schuld weg te nemen. Bij de inwijdingsplechtigheid werd het nieuwe lid in een onderaardse ruimte onder een rooster geplaatst en boven dat rooster werd een stier of een ram de keel doorgesneden. Doordrenkt van het bloed, de levendwekkende kracht van het dier, kwam hij er onder vandaan met de uitroep, dat hij nu wedergeboren was voor de eeuwigheid.

Veiligheid was ook iets dat de mysteriediensten schenen te bieden. Er was een sterk gevoel dat de mensen neerdrukte, namelijk dat niets hen kon bevrijden uit de klauwen van een ongevoelig noodlot. Dat iets onafwendbaars hen boven het hoofd hing. Dat ze overgeleverd waren aan het demonische, speelbal van het toeval. Vooral de Isisdienst beroemde zich er op dat hij macht kon geven over het noodlot, zodat men kon ontsnappen aan het ijzige toeval.

Bovenal gaven de mysteriegodsdiensten de belofte van eeuwig leven. Grieken en Romeinen geloofden in de onderwereld, waarheen men na het sterven ging. Geen oord van straf of verschrikking, maar toch leiden de schimmen er een troosteloos bestaan.

Hoofddoel van de mysteriereligies nu was niet de verzoening, maar bevrijding van het sterfelijk bestaan en in de vereniging met de godheid werd de mens zelf god. Een botsing tussen deze mysterie-opvattingen en de staatsgoden was uitgesloten. Het waren juist de Isis-priesters, die bekend stonden als de meest fanatieke propagandisten voor de keizercultus.

Goden

Wie waren de goden? Wij zijn geneigd het antwoord op die vraag snel af te doen met b.v. de woorden van Psalm 135: „De afgoden der heidenen zijn zilver en goud, een werk van mensenhanden. Zij hebben een mond, maar spreken niet: zij hebben ogen, maar zien niet etc." Bespottelijke beeldendienst dus. De eerste christenen beaamden dat. Zo bespot de Brief aan Diognetes de afgoderij in de trant van Jesaja: „Zijn ze niet allen doof? Zijn ze niet blind? Zijn ze niet levenloos? Zijn ze niet onderworpen aan verrotting? Zijn ze niet onderworpen aan bederf? Deze dingen noemt ge goden; deze

aanbidt ge, en ge wordt totaal aan hen gelijk!"

Paulus zegt in 1 Kor. 8 : 4: Wij weten dat een afgod niets is in de wereld, en dat er geen ander God is dan één." De afgod zelf was een onbelangrijk stuk hout of steen. Maar dat betekende geenszins dat het daarmee voor Paulus een onschuldig ding was.

„Wat zeg ik dan? " — zegt hij in hoofdstuk 10 — „Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is? Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij de duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt."

Daarom werd de vorm, die de afgoderij aannam door christenen als Justinus en Tatianus bespot, maar de demonische krachten, die er achter zaten namen zij heel serieus. Tertullianus zegt zelfs: „De heidense goden zijn niet anders dan de demonen. De demonen zijn er op uit de mens door valse voorstellingen af te brengen van zijn gerichtheid op de ware God." En op een andere plaats zegt hij: „Afgoderij is de voornaamste zonde van de mensheid, de zwaarste schuld van de wereld."

Daarom, vanwege dat demonische karakter van de afgodendienst, dat niet in 't minst tot uiting kwam in de perverse onzedelijkheid die er mee gepaard ging, waren de christenen onvermurwbaar als het zelfs maar ging om de schijn van afgodendienst. De haat, die zij met deze houding opwekten bij de machten der duisternis blijkt duidelijk als Polycarpus het stadion van Smyrna wordt binnengebracht. Dan krijst de gehele menigte in onbeheerste woede: „Dit is de leraar van Azië, de vader van de christenen, de man die onze goden heeft verworpen en die velen geleerd heeft om geen offers of eredienst aan te bieden aan de goden."

(Wordt vervolgd)

Waddinxveen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Hebben de eerste christenen ons iets te zeggen?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juli 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's