Een Cgristuspreek in een heiden huis
En heeft ons geboden het volk te prediken en te betuigen, dat Hij is Degene, die door God verordineerd is tot een Rechter van levenden en van doden. Aan Deze geven al de profeten getuigenis, dat een ieder, die in Hem gelooft vergeving der zonden onti'angen zal door Zijn Naam. Hand. 10 : 42 en 43
Een merkwaardige plaats
In onze tekst horen we Petrus preken. Dat is opzichzelf niet zo veel bijzonders. Na de eerste Pinksterdag heeft hij vele malen mogen getuigen. Wat wel opvalt is de plaats waar hij dat doet. Hij doet dat in het huis van een heiden. Het huis van de romein Cornelius, die onderofficier was in Cesarea. Wat heeft Petrus daar nu te zoeken.? Wat moet hij daar nu beginnen.? Daar hoort hij toch niet. Daar kan een rechtgeaarde jood als hij zich toch alleen maar verontreinigen!
Maar zal iemand tegenwerpen. Cornelius is toch zo maar geen heiden geweest. Niet de eerste de beste! Nee, dat is bepaald waar.
We lezen zeer goede dingen van hem. En het zal niet zonder reden zijn dat de Heilige Geest hier van hem opsomt dat hij godvrezend was en vroom met heel zijn huis. Dat hij een man was die veel goeds deed en die God gedurig zocht. Dat houdt in dat Cornelius geen vrede meer had gevonden in de godsdienst waarin hij was opgevoed. De afgoden van het heidendom konden hem niet meer bekoren. En wat hij hier in Palestina gehoord had van de HEERE, de God van Israël, had hem sterk aangesproken. Hij had meer van God willen weten. Zo had hij zich aangesloten bij de joden en zich door hen laten onderwijzen uit de Schriften. En toch, echt joods had hij nooit willen worden. Nooit had hij zich willen laten besnijden. Door de joden werd hij dan ook nooit helemaal voor vol aangezien. Hij was een godvrezende, slechts een godvrezende. Volgens joodse opvatting zou hij in het eindgericht nog als een heiden gelden.
Hij was dus wel anders dan andere heidenen, maar toch een heiden. En joden mochten bij heidenen niet over de vloer komen. Het was daar immers vol van onreinheid voor hen. De hoofdman over honderd uit Lukas 7 was zich dat welbewust. Hij liet Jezus met nadruk boodschappen dat Hij toch vooral niet onder zijn dak moest inkomen.
En toch staat Petrus hier nu te preken in het huis van een heiden. Hoe dat kan.? Wel om Pinksteren natuurlijk! De door Christus beloofde Geest is gekomen. Nu mochten de discipelen het evangelie gaan verkondigen aan alle volken. Het heil van God bleef niet langer beperkt tot Israël. De grenzen van het Oude Verbond zijn doorbroken. Nu zal het geschieden dat een ieder, die de Naam des HEEREN zal aanroepen zalig zal worden, een ieder, van welke rang of stand of ras ook.
De discipelen mochten dat niet alleen, ze moesten het. Beginnende van Jeruzalem moesten ze uitgaan tot aan het einde der aarde.
Vanuit Pinksteren is het helemaal niet zo vreemd dat Petrus hier in het huis van een heiden staat te getuigen. Toch merken we in dit hoofdstuk dat Petrus er nog zo direkt niet aan toe was. Als de boden van Cornelius zonder meer aan Petrus hadden gevraagd om bij Cornelius te komen had hij vast geweigerd. Hij had het huis van een heiden niet willen binnengaan. Dat kon toch niet.
De HEERE wist dat van Zijn knecht. Vandaar die bijzondere zorg. Vandaar dat gezicht van dat laken met reine en onreine dieren. Vandaar dat bevel: Sta op Petrus, en eet. En die vermaning: Wat God rein geacht heeft zult gij niet onrein achten.
Wat moet de HEERE er vaak niet een moeite voor doen om ons te krijgen waar Hij ons hebben wil, omdat wij de reikwijdte en spankracht van Zijn Woord niet verstaan. Ja, we horen het wel, maar we verstaan het niet. Wij zijn er zo vaak net als Petrtis te bekrompen voor, we hebben veel te enge gedachten van God en Zijn Woord. Het is begrijpelijk genoeg. Petrus was bij de scheidslijn tussen rein en onrein opgevoed. En waar je bij opgevoed bent, vooral in godsdienstig opzicht dat werp je toch zomaar niet weg.
Zijn er bij ons zo ook niet van die vaste patronen, van wat hoort en niet hoort? Trekken wij ook niet gemakkelijk scheidslijnen.? Als er iemand is die niet helemaal in ons straatje past dan hebben wij hem al gauw afgeschreven. Het zou goed kunnen zijn dat wij dat laken van Petrus ook nodig hebben. En dat het ook gezegd moet worden: Wat God rein geacht heeft zult gij niet onrein achten. Er is toch niemand te ouderwets of te modern om het evangelie te horen, niemand te geleerd of te dom, niemand te oud of te jong, niemand te slecht, of te goed. Petrus staat te preken in een heidens huis ondanks zichzelf. Dankzij God. Dankzij Zijn genade, die verder reikt dan wij mensen denken. Zijn genade, waarin Hij ook het gebed van een heiden hoort en verhoort. Zijn genade waarin Hij er alles aan doet om die verhoring tot stand te brengen. Zo'n heerlijk God hebben wij. Een God van Wie een ieder die met een oprecht hart tot Hem komt veel verwachten mag, ja alles.
Een ernstig woord
Petrus is dus in het huis van een heiden terechtgekomen om daar te preken. In onze tekst vinden we het eind van zijn preek. Zijn preek is één getuigenis van Christus. Dat waren Petrus' preken tot nog toe altijd geweest. Wat Paulus heeft geschreven: Ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus en Dien gekruisigd, dat kan ook van Petrus gelden. Waar hij ook staat, altijd maar weer begint hij over Jezus van Nazareth.
Eerst vertelt hij wat er met Hem is gebeurd. Hij sluit daarbij aan bij wat ze weten. Deze mensen uit Palestina kunnen immers vreten van Zijn machtige tekenen van barmhartigheid en genade. En nu hebben de joden Hem wel aan het kruis geslagen, maar God heeft Hem opgewekt. Daar is hij en de andere apostelen getuige van geweest. En zij zijn geroepen te betuigen dat Hij door God is bestemd als Rechter van levenden en doden.
Het is opvallend dat Petrus de Heere Jezus zo voorstelt aan deze heidenen. Ik weet niet of wij dat ook zouden doen. Moet je daar nu mee aankomen.? Dat is toch niet wijs, dat is toch niet voorzichtig! Petrus komt daar wel mee aan. En Paulus ook, op de Areopagus. Tegen de wijsgeren die daar gekomen zijn om hem eens aan te horen getuigt hij van een dag die God gesteld heeft waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een Man, die Hij daartoe verordincerd heeft, verzekering daarvan doende
aan allen daar Hij Hem uit de doden heeft opgewekt.
Het was voor heidenen ook wel nodig om dat te horen. Onder hen leefde de gedachte aan een oordeel nauwelijks. De geschiedenis zou ononderbroken voortgaan. Of er zou een eindeloze herhaling zijn. Het leven zou zich ontwikkelen tot een hoogtepunt, dan zou er vernietiging volgen en dc ontwikkeling opnieuw beginnen. Van oordeel en persoonlijke verantwoordelijkheid had men weinig benul.
Het is niet ondenkbaar dat Petrus in dat heidense huis juist daarom op dat oordeel zo de nadruk legt. Levenden en doden ze zullen geoordeeld worden. Aan het eind van de geschiedenis wacht een grote verantwoording. Dan wordt er in alle verwarring van die geschiedenis duidelijkheid geschapen. Dan worden de dingen uiteengehaald. De dingen van de volkeren, maar ook de dingen van enkele mensen. Dan komen al mijn gedachten, woorden en daden in de waagschaal van Gods heilig gericht. En het is allesbeslissend om daar doorheen te komen, om dat te halen. Dat beslist over mijn eeuwig wel of eeuwig wee. Dat betekent ingaan in het koninkrijk van eeuwig licht of ondergaan in de buitenste duisternis.
Het zou nodig kunnen zijn dat dat ons ook met nadruk wordt voorgesteld. Allereerst omdat er ook in onze tijd allerlei opvattingen zijn waarbij de gedachte aan het eindgericht vervaagt of verdwijnt. De hedendaagse mens denkt nauwelijks meer over de toekomst na. Ze heeft voor hem zoveel bedreigends, dat hij er maar liever aan voorbijgaat en liever zichzelf vergeet in het genot van het hier cn nu. Dan zijn er enkele onverbeterlijke idealisten die ondanks alle bittere ervaringen van de twintigste eeuw geloven dat tenslotte het goede, het redelijke, in de mens zal zegevieren cn er een aarde zal zijn vol vrede en recht. Van een laatste gericht hoor je daarbij niets.
Maar het is ook voor ons nodig! We weten het immers wel met ons verstand, maar we raken er zo aan gewend. Het maakt nauwelijks meer indruk. Zo lijkt het tenminste wel als we veel drukker zijn aan wat de mensen van ons zeggen dan aan het oordeel van God. Voor een ieder van ons komt de grote afrekening. Wij zullen geoordeeld worden. En rekent u er op dat daarbij niets onder de tafel raakt. Alles wat er was en niet was in ons leven komt dan aan de orde. Is het een wonder dat Mc Cheyne zich verschrikt afvroeg: Mijn ziel, doorziet gij uw lot, hoe zult ge rechtvaardig verschijnen voor God?
Blijf daar toch niet achteloos en onverschillig onder voortgaan. Er komt ecn oordeel. En wie weet hoe vlug. Zo preekt Petrus dus voor Cornelius en de zijnen. Er komt een oordeel van Godswege. Alles komt tenslotte in de waagschaal. En, dat oordeel is aan Christus gegeven. God heeft Hem verordineerd tot een Rechter van de levenden en de doden. Dat heeft onmiddellijk te maken met Zijn verhoging. Christus is verhoogd tot Heere en Koning. Zo heeft Hij ook macht ontvangen om te oordelen. Zo kon een oudtijds koning aan een onderkoning macht en bevoegdheid geven om recht te spreken. Zo zal Christus ook in naam en op last van de Vader zitten op de Rechterstoel en oordelen over de levenden en de doden.
Petrus wil maar in de Naam des HEEREN zeggen: U krijgt allemaal met die Jezus van Nazareth te doen. We worden allemaal gesteld voor Zijn rechterstoel. Dat gold voor die mensen daar in dat heidense huis en dat geldt ook voor ons hier. We kunnen schouderophalend aan Hem voorbijgaan. We kunnen diep van binnen denken: Jezus van Nazareth is toch eigenlijk verleden tijd, hoogstens een edel voorbeeld om wat van te leren, maar we moeten wel weten: We zullen Hem allemaal zien, we worden allemaal met Hem gekonfronteerd als Rechter van het heelal.
Een heerlijk woord
Jezus Christus zal dus de Rechter zijn. Maar hoe is Hij dan? Wie is Hij dan? Het maakt nogal verschil of een rechter hardvochtig is of vriendelijk, goed of streng. Nu daar mag Petrus ook iets van zeggen. Iets heerlijks, iets geweldigs. Aan deze rechter geven al de profeten getuigenis dat een ieder die in Hem gelooft vergeving der zonden ontvangen zal door Zijn Naam. Met de profeten kon hij bij deze mensen aankomen. Paulus op de Areopagus niet. Daar wisten ze niet veel van profeten. Maar deze mensen waren godvrezenden. Ze hadden gehoord van Jesaja en Jeremia, van Ezechiël en al de anderen. En dat getuigenis had ze aangesproken meer dan de wijsgerige uiteenzettingen van hun griekse geleerden voorzover ze die kenden. En nu mochten ze van Petrus horen dat diezelfde profeten van Jezus van Nazareth, de door God gestelde Rechter, iets geweldigs getuigden, namelijk dat een ieder die in Hem gelooft, vergeving der zonden zal ontvangen door Zijn Naam.
Petrus prijst Christus aan vanuit de schriften. Hij vermaant dat Hij de Rechter is, maar zegt: Bij die Rechter is vergeving van zonden. Nu zou iemand kunnen vragen: Hebben ze dat dan nodig? Er zijn toch zoveel goede dingen gezegd van Cornelius: Godzalig en vrezende God met geheel zijn huis, en doende veel aalmoezen aan het volk en God gedurig biddende. Had Petrus niet beter kunnen zeggen: Jezus van Nazareth is de Rechter, maar jullie hoeven niet bang te zijn, want jullie zijn vroom genoeg. Jullie halen het wel.
Misschien is er wel iemand die zo zijn godsdienst opvat. Ik doe het toch ook niet voor niets. En God zal wel begrijpen dat ik mijn best doe. Hij zal dat wel waarderen. Hij moet dat toch wel. Ach, wat hebben we dan weinig in de spiegel gekeken van Gods heilige wet, de wet van de liefde. Ook al zou alles wat van Cornelius gezegd is, van ons gezegd kunnen worden dan hebben we nog maar een ding nodig en dat is vergeving van al onze ongerechtigheden.
En die vergeving is er bij Hem die de Rechter zal zijn namens God. Neen, er is bij Hem geen goedkeuring van de zonde. En vergoeilijkt ze ook niet. Hij zegt niet: Ach, ze kunnen er toch eigenlijk ook niets aan doen. Verzachtende omstandigheden gelden bij Hem niet. W r ie daarop een beroep wil doen vindt bij Hem geen enkel gehoor. Dat moet een ieder maar bedenken die zijn hart niet buigen wil onder het oordeel Gods.
Er is bij Hem wel vergeving. Die is er bij Hem altijd geweest zegt het psalmvers. Hij wil de zonde achter Zijn rug werpen. Hij wil er nooit meer aan denken, er nooit meer op terugkomen. Hij wil eeuwig opnieuw beginnen. Hij wil het eeuwig goed laten zijn tussen Zichzelf en een zondaar. Wat een heerlijk wonder, Jezus is de Rechter! Het recht mag streng zijn, het doodsvonnis onvermijdelijk. Bij Hem is vergeving van al onze ongerechtigheden. Het komt toch goed, eeuwig goed.
Maar wie ontvangt die vergeving dan? Een ieder die in Hem gelooft, zegt Petrus. Hier is zijn prediking weer helemaal op Pinksterhoogte. Een ieder, eerst de jood, ja de jood heeft het ook nodig met al zijn godsdienst. En dan de griek met zijn wijsheid en de barbaar en scyth en de nederlander. Een ieder, dat breekt door alle grenzen heen. De vergeving der zonden is niet langer het privilege van maar één volk. En daarom is het getuigenis van die vergeving ook helemaal op zijn plaats hier in dit heidense huis. Het is op zijn plaats onder ieder volk, in iedere kuituur, want ieder die in Hem gelooft zal vergeving ontvangen door Zijn Naam.
En op dat geloof komt het dan voor een ieder ook aan. Die vergeving is niet bij ons mens-zijn inbegrepen. Onze schuld wel, maar vergeving niet. Het komt er op aan dat we geloven in Hem, dat is in Christus Jezus. Dat we ons aan Hem overgeven en op Hem vertrouwen, zoals Hij in het evangelie tot ons komt. Dat we ons kwijtraken aan het woord van Zijn genade. Geloven in Hem, dat is al mijn pogingen om het zelf te maken in mijn leven opgeven. Geloven in Hem, dat is er alle krediet voor hebben dat Hij het gemaakt heeft en dat Hij het maken zal.
En vraag dan niet wat een worsteling dat geloof soms in ons leven is. Het is ook zo groot en wonderlijk. En die zonde heeft zo'n realiteit voor ons. En we zouden er zo graag wat tegenover willen stellen. Leven van wat God er tegenover gesteld heeft dat lijkt eigenlijk zo simpel, te simpel. Ja, maar dat simpele is nu het geloof. Het simpele van het nochtans, het simpele van de genade die roemt tegen het oordeel.
Er staat hier nog één betekenisvolle uitdrukking: door Zijn Naam. Vergeving van zonden ontvangen door Zijn Naam. Dat is Hij immers Zelf in Zijn openbaring. Dat is Hij zoals Hij Zichzelf heeft gegeven tot een volkomen verzoening van al onze zonden.
Door Zijn Naam, dat zien we op Golgotha waar Jezus hing vervloekt vanwege de toorn van God over de zonde. Die Naam die staat er garant voor dat u in de overgave aan Hem, vergeving ontvangt van al uw ongerechtigheid. Dat mag u hopen, dat mag u geloven. Daarin zult u zalig zijn.
Zo Gij in 't recht wilt treden, O HEER', en gadeslaan Onz' ongerechtigheden. Ach, wie zal dan bestaan.? Maar neen, daar is vergeving Altijd bij U geweest; Dies wordt Gij. HEER', met beving Recht kinderlijk gevreesd.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's