Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De zekerheid van het heil”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De zekerheid van het heil”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ambtsdragersvergadering over

Helaas komen in onze gemeenten nog altijd gemeenteleden (en ook ambtsdragers) voor die zeggen: „Ik moet eerst weten en dan kom ik naar het Avondmaal". Dan komt men toch in wezen als een bezittend mens, die aan de Heere laat zien wat hij allemaal heeft meegebracht. We zijn dan niet meer om de Heere verlegen. We nemen dan niet meer als een arm en verloren zondaar in onszelf deel aan de bediening van die allervolmaakste Zaligmaker, Die alles heeft meegebracht wat armen en verlorenen nodig hebben.

We zien als ambtsdragers nogal eens mensen aan het Avondmaal komen bij wie wij misschien vraagtekens zetten. Wij zijn

gaan hartekenners en wij hebben ook niet over het innerlijk leven van een ander te oordelen. Wij kunnen een oordeel vormen over wat mensen zeggen en doen, maar daarmee houdt het op, anders gaan wij op de stoel van God zitten. Toch kunnen we als ambtsdragers wel eens twijfels hebben over de juistheid van de Avondmaalsgang van sommigen, evenals er mensen in de kerk blijven zitten van wie we als ambtsdragers menen dat ze zeker behoren aan te gaan. Het enige geneesmiddel daartegen is het volhouden van een rechte prediking en oefening van Bijbels pastoraat.

Wij hebben de mensen niet met een stok naar de Avondmaalstafel te slaan. Bovendien gaat het op zichzelf ook niet om volle Avondmaalstafels, maar veelmeer om de beoefening van de geloofskennis van Christus. Volle Avondmaalstafels zijn nog geen bewijs van bloeiend geloofsleven, lege Avondmaalstafels zeker niet. De Heere heeft het sacrament namelijk niet ingesteld om niet gebruikt te worden, maar om gebruikt te worden in de weg des geloofs. Het is zelfs een opdracht om de dood des Heeren te verkondigen totdat Hij wederkomt.

En elke rechte, godvruchtige Avondmaalsviering roept ook om de wederkomst des Heeren. De verwachting van de bruidegom leeft erg weinig in de gemeente. Ook al moeten we niet pleiten voor overspannen wederkomstverwachtingspreken, is de wederkomst toch hier en daar wel sterk verwaarloosd in de prediking. En de Avondmaalsviering staat poch duidelijk in het licht van „totdat Hij komt" en elk die op godvruchtige wijze deelneemt aan het sacrament roept en bidt: „Kom, Heere Jezus, kom haastiglijk".

De rechte Bijbelse prediking en het Bijbelse pastoraat zijn daarvoor de enige aangewezen weg. Helaas moeten we met droefheid opmerken dat er ook veel eenzijdige en onbijbelse prediking voorkomt, waarmee de gemeenten gegeseld worden. Er is ontzaglijk veel oppervlakkige prediking, die uitgaat van de hypothese „wij zijn er", het gearriveerde christendom. Gepreekt wordt dan vanuit het bezit. Tercht kan dan worden gezegd: „Er kan wel worden gepreekt hoe het is en hoe het moet, maar hoe komen we eraan? " In dat verband is voor elke ambtsdrager het boekje van ds. I. Kievit over „voorwerpelijkeonderwerpelijke prediking" nuttig.

Er is dus ontzaglijk veel oppervlakkige prediking die zich ook nog „gereformeerd" noemt. Er is echter aan de andere kant ook een duchtige ontsporing waardoor de gemeente van veel zekerheid des geloofs kan worden beroofd. Voornoemde ds. Kievit heeft eens gezegd toen hij in Benschop stond: „Of men nu rechts of links de dijk af rijdt, men verongelukt aan beide kanten". Er is afwijking aan de linkerkant in een grenzeloze oppervlakkigheid, maar er zijn ook afwijkingen aan de rechterkant, waarbij de gelovigen kunnen worden gegeseld. Als een predikant in een gemeente komt en zegt: „we zullen de eerste jaren eerst maar eens de ellende prediken" is dat geen Bijbelse prediking. We kunnen urenlang over allerlei ellendestaten spreken, zonder dat we er een enkele indruk van hebben wat we eigenlijk zeggen.

Als de Heere Jezus Zijn discipelen opdraagt dat zij de wereld moeten ingaan in Zijn Naam — verkondigende bekering en vergeving van zonden — kunnen we toch niet de gemeente „de eerste jaren de ellende gaan prediken"? Er is veel onbijbelse prediking die alles in een systeem onderbrengt en heel eenzijdig en onpastoraal vanuit de verkiezing redeneert. Alles wat de Heere werkt in het leven van Zijn kinderen komt voort uit Zijn eeuwige liefde. Maar als we vanuit de verkiezing gaan preken moeten we zeggen dat alle „systeembouwerij" in het Koninkrijk Gods uit den boze is.

Uiteraard is er een orde des heils en wijlen ds. G. Boer heeft eens gezegd: „In de onderscheiden leidingen die de Heere met Zijn kinderen gaat, passeren zij allemaal enige knooppunten die ieder gelijk leert, maar langs een verschillende weg en ook nog op een verschillend tijdstip." Laten wij nooit Gods werk versystematiseren en in een dood systeem onderbrengen. Als we met de mond belijden dat God vrij is, moeten we dat ook prediken en ook daarbij leven. Het mag niet alleen maar een term zijn die we hebben horen waaien en die we hebben overgenomen. Als er alleen maar gepreekt wordt hoe slecht en verdorven de tijd is en als de schoonheid, de heerlijkheid en algenoegzaamheid van de Heere Jezus niet aan bod komen, ontbreekt er veel.

Helaas worden in een onbijbelse gang — ook ter rechterzijde — meer de gangen van Gods volk gepredikt dan de gangen van de God van het volk. In menig geval moeten we verontrust zijn over de oppervlakkigheid in de prediking ter rechterzijde van de Hervormde kerk, ook verwoord in het Gekrookte Riet. Op grond van de aldaar geboden oplossingen en methoden zeggen we vanuit de Bijbel dat de Heere het ons zó zeker niet heeft geleerd. Zó hebben de vaderen het ons ook nooit geleerd. We delen wel de zorg, maar we moeten ervoor oppassen dat de middelen niet erger worden dan de kwaal die we signaleren. Dan is er geen winst, maar slechts schrikbarend verlies geboekt.

Het zou een voorrecht zijn als we allemaal weer eens echt, gezond, Bijbels gingen leren en studeren. En dan hebben de ouderen ons een beter spoor gewezen dan menigmaal met grote nadruk aan de man en de vrouw wordt gebracht. Een ongezonde bevindelijke prediking vermoordt de Schrift en denkt klein van God en heft het volk in de hoogte ten koste van de God van dat volk. Met grote voorliefde wordt in bepaalde kringen de naam van Theodorus van der Groe aangehaald, terwijl Calvijn nauwelijks functioneert, evenmin als Willem Teellinck. Laten we maar niet vergeten dat Van der Groe in de natijd en ook in de nabloei heeft geleefd.

Ongetwijfeld heeft hij hier en daar kwaden gesignaleerd, zonder dat hij zichzelf de boetemantel heeft omgeworpen om boetgezant te zijn. De Gereformeerde theologie is echter breder dan Van der Groe. Hij is één van de velen. Hij vertegenwoordigt een bepaald accent, maar we kunnen niet zeggen: „Dat is het!" Calvijn heeft het breder en ook dieper gezien. Hoe dichter we staan bij de oorsprong, hoe zuiverder we leven en denken. Het vorenstaande is niet bedoeld om iets ten nadele van Van der Groe te zeggen. Hij heeft ook zijn plaats gehad. Hij heeft er ook moeten zijn. We kunnen echter niet alles aan hem en aan zijn theologie gaan ophangen. En dan kan de Heere toch ook nog wel eens wonderen doen. Vele jaren geleden moest ds. Fraanje (Geref. Gemeente) ergens het Avondmaal bedienen. Hij was erg vroeg in de kerk en zag tot zijn verbazing dat er een Avondmaalstafel stond met één stoel eraan. De koster gaf desgevraagd als uitleg dat er maar één bekeerde ouderling aanging aan het Avondmaal. Ds. Fraanje gaf vervolgens opdracht om de tafel vol met stoelen te zetten. Die morgen mocht ds. Fraanje de ruif zo laag laten hangen dat de tafel vol kwam, want er lag een doem op de gemeente. Die morgen werd doorbroken dat er „één bekeerde ouderling was die het wist", door de overmacht van het Woord Gods en de heerschappij van Christus.

Er mag zorg zijn voor en over de gemeente, voor en over het leven, voor en over het ambt... terecht. Hebben we ook wel eens zorg gehad over de velen die wèl belijdenis hebben gedaan en die nooit aan het Avondmaal komen? Is de prediking en is het pastoraat in dat opzicht vaak ook niet onbijbels en onpastoraal. We moeten ook alle voorzichtigheid betrachten in het leven der genade. En als dat van de gemeenteleden geldt, hoezeer dan ook van de ambtsdragers!

Wat voor roeping hebben zij als zij in de ambtelijke bediening worden geroepen door God? Kan het dan zijn dat ambtsdragers niet aan het sacrament deelnemen en dus blijkbaar in de gemeente moeten gaan vertellen van een Koning die zij zelf niet kennen? Dat kan toch niet! Calvijn zegt in zijn Institutie dat het onmogelijk is dat iemand die in een ambtelijke bediening is gesteld niet deelneemt aan de sacramenten. Men heeft dit in de kringen van het Gekrookte Riet trouwens ook moeten toegeven, maar dan moet men ook met de praktijk niet gaan knoeien. En het gaat er niet om dat men pas deugt als men aan het Avondmaal gaat.

We moeten de zaak niet gaan verleggen. Er kan op een onbijbelse wijze ook in een gemeente aktie worden gevoerd, waarmee niets gewonnen is. Dit is een ernstige noodtoestand. Daar de ambtsdragers behalve persoonlijk in hun verhouding tegenover de Heere ook een voorbeeldige funktie in de gemeente hebben, moet men niet gaan knoeien en niet van de nood een deugd gaan maken. We moeten eerlijk handelen voor God en voor de mensen: Kent men de Koning Die men boodschapt wel of niet? En dan kan het best eens gebeuren dat een ambtsdrager niet altijd aan het Avondmaal kan, maar het kan geen structurele mijding zijn. Niet elke ambtsdrager kan onder alle omstandigheden deelnemen aan het Avondmaal.

Er kan ook bij een ambtsdrager duisternis zijn in het geestelijk leven. En temeer hebben we onszelf te onderzoeken voor de Heere. En temeer hebben we te bidden om

de doorwerking van Zijn Geest en de verlichting van ons verstand en de vernieuwing van ons hart met het Woord des Heeren. We hebben een voluit Bijbelse prediking nodig, waarin (om het met ds W. L. Tukker te zeggen) de verkiezing zich gaat voltrekken langs de lijnen van het verbond. Dus: christocentrische prediking, een Bijbels pastoraat, Bijbelse ambtsdragers en Bijbelse christenen.

Voorts: kijkend naar het bevestigingsformulier van de ambtsdragers, dan kan het toch niet voorkomen dat wij ouderlingen hebben die nog nooit zijn toegekomen aan het lezen van een boek van meer dan 200 bladzijden? Dat kan toch niet! Zij moeten zich oefenen in de verborgenheid van het geloof en het onderzoek van de Heilige Schrift. De ambtsdragers moeten daarvoor de tijd nemen, opdat zij gewapend zullen zijn. Er is immers zeer veel te lezen en te onderzoeken. De noodzaak om te lezen geldt ook voor de diakenen, die met troostrijke redenen van Gods Woord tot de armen en minder bedeelden moeten gaan. Hoe kunnen zij dat als zij het Woord des Heeren zelf niet onderzoeken, d.w.z. graven in het Woord (hetgeen meer is dan oppervlakkig lezen).

Immers... wat er ook vergaat, Gods Woord bestaat. Uiteindelijk is dat Woord het onbedrieglijk getuigenis. Mensen kunnen zich vergissen. De Heere vergist Zich nooit. En wie in oprechtheid Hem in Zijn Woord zoekt, die gaat het licht op en die krijgt ook meer vrijmoedigheid in het betrouwen op de Heere.

Eemnes,

W. Verhoog

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

„De zekerheid van het heil”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's