Omsingelende Pinksterprediking
Gij Joodse mannen... Gij Israëlitische mannen... Gij mannen broeders... Hand. 2 : 14, 22. 29
Een predikant staat. Zinnige uitdrukking. Knechten zitten, dienaren staan. Hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op deze dag, betuigende beiden klein en groot, niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zou, namelijk dat de Christus lijden moest, en dat Hij, de Eerste uit de opstanding der doden zijnde, een licht zou verkondigen dezen volke, en de heidenen. Daar hebt u het hele ministerie, de ganse bediening des Woords, ten voeten uit. De prediker heeft te staan. De lendenen omgord. In de vrijheid der kinderen Gods. Te staan voor de zaak. In de genade en Zijn eigen Heere.. In de Heere en in al de wil van God. De verkondiger heeft te staan en te wederstaan. Te staan zijn man.
Maar Petrus staande. Toen hij, gewillig van geest, zwak van vlees, in plaats van te staan, jammerlijk viel waren wij geneigd bedroefd en ook voor onszelf beducht uit te roepen: Maar Petrus.? Thans evenwel krijgt het woordje maar een heel andere intonatie. Maar Petrus staande. In deze zijn kracht, de kracht uit de hoogte, waarmee hij was aangedaan. Zie hem daar staan! Met de elven. Van dit laatste moeten wij terdege nota nemen. Iedereen staat tegenwoordig bijna alleen. Met zijn boodschap en zijn specifieke wijsheid. Maar zouden er wel elf plus één gezamenlijk in eendracht en ware collegialiteit van de Heilige Geest samen kunnen staan voor één prediking, voor één dienst, voor één verkondiging.? Dat zou je best eens willen beleven. Met de elven. Geen lidmaat, van wat staat of kwaliteit hij ook zijn mag, behoort zich op zichzelve te houden, om op zijn eigen persoon te staan, prent onze belijdenis in. In versterkte mate geldt zoiets van een dienaar des Woords. Maar Petrus staande. Welzeker. Maar hoe hij ook stond en waarvoor, hij stond niet op zijn eigen persoon. Zoals hij ooit wel eens had gedaan.
Spotters smaadden: Zij zijn vol zoete wijn. Op die manier waren zij er schitterend van af. Vele vonden varianten. Hoevele hebben allen die dit lezen niet bedacht.? Alle opgeteld. Daar stond Petrus. Daar wederstond hij. Zijn Zaligmaker, het werk van de Geest en de waarheid werden schaamteloos aangerand. Zie hoe de vijandschap, wanneer die op het hevigst is aan het blaken, de lof des Heeren nog groter maakt. Uit de botsing van gemene aantijging en van edele verontwaardiging zijn de schoonste redevoeringen ontstaan. Zo moeten satan, zijn wereld en ons vlees, waarin geen goed woont, tegen wil en dank bijdragen aan de triumfen van de waarheid. Heeft door God geliefde lezer de verdrukking u in uw leven al niet beken van honig en boter laten toevloeien.? En toch zou u die tegenkanting nog niet willen missen per saldo.
Deze zijn niet dronken. Nuchter weerlegt Petrus de beschuldiging. Op die manier is het goed rustig en zakelijk te beginnen. Gij Joodse mannen. In eerste instantie spreekt de apostel hen op de meest gangbare manier aan. Zo stonden zij vooral bekend in de wereld. Ambtelijk werden zij op die wijze aangesproken. In de rij der volken — zie heel vlakbij vers 10 — was dat hun naam. Zij behoorden immers tot de joodse staat of wat daarvoor doorging. Hun godsdienstigheid klonk wel mee in deze benaming, maar het accent viel op staatsburgerschap en nationaliteit. Onder deze titel valt het redelijk beroep om niet aan dronkenschap te denken. Zo vroeg op de morgen ben je dat immers niet.
De schriftgeleerde Calvijn heeft met dit argument van „eerst de derde ure" moeite. Weliswaar schrijft Paulus dat die dronken zijn dat zij des nachts zijn, maar Calvijn heeft wel gelezen bij de profeet Jesaja, dat er zijn die zich in de vroege morgen opmaken om sterke drank na te jagen. Hij kent zulken ook in zijn eigen tijd. Doch blijkbaar was deze weerlegging voor de tijd van Petrus afdoende. Nog gelukkig ook voor die periode dat het gewoon niet voorkwam dat men zo vroeg in de ochtend al laveloos was. Een prediker mag best een beroep doen op de rede, woorden spreken van gezond verstand, appeleren op wat gebruikelijk is. Zo onwijs hoeft hij ook weer niet op te treden om het 'Solo Verbo' (alleen door het Woord). Wees nooit 'al te'. Toch krijgt het Woord wel degelijk hier de ereplaats. Hoor maar. Dit is het wat gesproken is door de profeet Joël. Het is een algemeen en breed appèl. Wees niet onverstandig èn u hebt de Schriften. Een breed beroep op de joodse mannen. In de Naam des Vaders.
Inniger worden zij aangesproken. Daarmee wordt de band echter nauwer aangehaald. Satan vangt in zijn verderfelijke strikken. Maar met wijze listigheid en in alle liefde worden mensen gevangen door mensenvissers. Het net wordt toegesnoerd. Want nu zijn zij Israëlitische mannen. Deze naam slaat vooral op de geloofsgemeenschap, op de verwachting (1 vers 6). Het is een veel geestelijker naam. Denk aan de verwerving van die naam via geestelijke worsteling door Jacob, hun stamvader. Een tijdlang was het de naam voor het noordelijk tienstammenrijk. Na de wegvoering van deze stammen nam het rijk Juda met die specifieke bijbetekenis deze naam erbij. Buitenstaanders met name heidenen bedienden zich niet van deze naam. Het is een naam daarenboven. Wij lezen van discipelen die Hij ook apostelen noemde. Van Simon van wie Hij zei: Ik zeg u dat gij ook zijt Petrus. Een ook-naam. Israëlitische mannen.
De toon wordt intiemer, het heilgeheim veel meer bijzonder. Al direct. Immers het klinkt: Jezus de Nazarener. Zij geloven in God, gewis. Maar gelooft ook in Mij, zegt deze Zaligmaker. Het eeuwige leven is vanzelf God kennen, de enige waarachtige God. Dan evenwel volgt er: èn Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt. Onze apostolische geloofsbelijdenis formuleert dat voortreffelijk: èn in Jezus Christus, Zijn Eniggeboren Zoon, onze Heere. Met dat 'èn' en dat gelooft 'ook in Mij' maakt Petrus in deze Pinksterprediking ernst. Zoveel duidelijker, klaarder en nadrukkelijker heeft God gesproken door de Zoon. Petrus is tenvolle getuige van de opstanding. Al eerder was
gespot. Met Zijn middelaarswaardigheid. Dat Hij de Koning der Joden was. Duizendmaal bijtender en Godgeklaagder was de hoon: Zo Hij de Koning Israëls is. Onze Koning ons van Israëls God gegeven. Dat was een privilegie voor het uitverkoren volk, hun Koning, de adem van hun neuzen en de fontein van eeuwig leven. O, Israëlitische mannen, maak uw dure roeping en uw allergenadigste verkiezing vast. In de naam des Zoons.
Wij overzien nog heel eventjes. Joodse mannen, mannen onder Parthers, Meders, Elamieten enzovoort gebruikt uw verstand, bedenk in alle redelijkheid en luister naar de Rede van Gods mond. Mannen Israëlieten, uitverkoren volk van de HEERE, aan wie Davids Zoon en Davids Heere ene Spruit is beloofd, besef uw privilege. Zoals met u wilde de HEERE met geen volken handelen. Al even schemert het door alles heen: Welken gij genomen hebt en door de handen van de onrechtvaardigen aan het kruis hebt genageld en gedood. Ten derde komt het nu in volle kracht, door de werking van dezelfde Heilige Geest als waar ik door spreek, op uw harten af. Een zwaard des Geestes gaat door uw zielen. Maar niet dan nadat het solidair geklonken heeft: Mannen broeders. Wij ondankbare vluchtelingen en verloochenaars hebben tegen zoveel beter weten in trouweloos gehandeld. Wij weten evenwel door genade dat gevallenen niet worden weggeworpen, wij weten hoe opzoekend Gods genade wel is. Dank zij Zijn ontferming zijn wij uitgestoken handen ter redding van overtreders en vanwege ongehoudene gunsten ons verleend gaan onze roepstemmen uit in de zwartste nacht.
Dieven worden met dieven gevangen, zondaren vangen overtreders. Een prediker is of een hinderlijk en koel obstakel of een heilig mirakel om anderen te bewegen tot het geloof. Mannen broeders. Nogmaals in gemoede gevraagd of u gezond wil nadenken. Het is een nuchter feit als ik vrijuit door de vrijmoedigheid, die overal is waar de Heilige Geest is, uw aandacht erop vestig dat David nooit zichzelf bedoeld kan hebben, want hij is te zijner tijd gestorven en begraven. Christus in Davids lendenen zotr geen verderving zien. De lieflijkheden van het eeuwig hemelleven hebben Hem uit het graf opgevoerd en de hemel der hemelen ingedragen. Welnu, wij kregen zo juist het officiële bericht dat Hij op Zijn hemelse troon zich heeft neergezet en dat Hij bij goddelijk decreet is gezalfd, bekrachtigd en gemachtigd om als Vorst en Gebieder, als Koning der koningen, als Heere en Christus op te treden en tot in alle eeuwigheid te heersen. Deze in allerhoogst eigen Persoon heeft dit uitgestort, wat u nu ziet en hoort, en waarover u zich ten sterkste verbaast en wat u zo fundamenteel twijfelmoedig maakt. In het eerste partje van de drie delen van deze omsingelde Pinksterprediking hoorden wij de belofte des Vaders: Ik zal in die dagen van Mijne Geest uitstorten.
Thans wordt nader gepreciseerd en toegelicht dat deze belofte vanwege de Vader door Zijn Zoon direct is gezonden. Mannen broeders. Wie kan nog weerstand bieden? Welk weerbarstig hart wordt niet verbroken? De Geest der genade en gebeden grijpt in deze aanspraak reeds vooruit op wat zij aanstonds zullen zijn en zullen worden, wanneer zij met smeking en geween in verbrokenheid van hun hart en verslagenheid van hun geest „gena, o God gena" roepen. Eer zij ontboezemen is het goddelijk antwoord er reeds. Bevende haken zij in met hun ootmoedig: Mannen broeders, wat zullen wij doen? Zij zijn te winden om de goddelijke vingers van een God, Die helpt in schuldverslagenheid. De liefde is hen te sterk geworden. Het kan samenvallen, onbegrijpelijk en onpeilbaar samenvallen: Omringd door benauwdheden en omringd met Uw weldadigheden. Omringd door droefenissen, ja ter dood en toch omringd met luister.
De doorboring van hun hart is vrucht van het Woord tot hen gesproken. , , G' omringt me, daar Gij mij in ruimte stelt, met blij gezang, dat mijn verlossing meldt." Een vrolijk Pinksterlied. Zo wete dan zeker — voor alle veiligheid letterlijk — het ganse huis Israëls — niet langer twee huizen Israëls — dat God Hem — en geenszins wij — tot een Heere en Christus gemaakt heeft. Nog even voor alle zekerheid dat het om even Dezelfde gaat — deze Jezus, Dien gij gekruist hebt. Altijd deze Jezus. Hij is met kruis en die Hem kruisten en al opgenomen in de hemel. Het vangnet is toegetrokken met dat onovertroffen: Mannen broeders. Daarmee was Petrus, was de Heilige Geest, was God in Christus hen te sterk. Daardoor werden zij voorgoed overreed. Zij kunnen geen kant meer uit. In de naam van de Heilige Geest.
Omsingel mij met onwederstandelijke genade en met onberouwelijke beloften des Vaders, Beloofde Geest! Gij mensenkind, wijs den huize Israëls dit huis. Dit Vaderhuis veler broederen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's