C. H. Spurgeon en geestelijke herleving
In zijn maandblad The Sword and The Trowel schreef C. H. Spurgeon, in december 1866, een artikel onder het opschrift: „Wat is een revival? "
Eerst stelde hij vast, dat het woord „revival" zo gebruikelijk is geworden, dat het tot de gewone omgangstaal is gaan behoren. Vervolgens geelt hij een definitie van dit woord. Het engelse woord „revival" is afgeleid van het latijn en betekent „weer leven" of „een nieuw leven ontvangen, dat bijna reeds uitgeblust was". Hij illustreert dan de betekenis van dit woord met wat momenteel reanimatie van een drenkeling zou worden genoemd. Het flakkerende levenslicht van een stervende vlamt plotseling op tot een ongewoon sterke helderheid. Vervolgens maakt hij duidelijk, dat „revival" slechts op „een levende ziel" betrokken kan worden.
Weer tot leven te worden gebracht is een zegen, waarin alleen zij zich kunnen verheugen, die in zekere mate leven. Op hen, die geen geestelijk leven hebben, kan het begrip „revival", strikt genomen, niet worden toegepast. Dan moet een „revival" bij de kerk en de individuele gemeenteleden beginnen, wil het revival-vuur over kunnen springen naar hen „die buiten zijn". Scherper geformuleerd: „bij de verkondiging en de aanvaarding van de levende waarheid" onstaat een revival.
Ten sterkste weerspreekt hij de mening, dat een revival in eigen kracht teweeg gebracht zou kunnen worden. Ze is nooit het resultaat van „enthousiasme, massameetings, stampen met de voeten enz.", maar altijd vrucht van de verkondiging van de Waarheid in de kracht van de Heilige Geest.
Enkele jaren later geeft Spurgeon een meer nauwkeurige evaluatie van de verhouding tussen „doctrine" (leer) en revival. Het is van belang er op te letten, dat hij dan onmiddellijk aansluit bij de Reformatie.
Hij geeft toe, dat religieus enthousiasme ook onafhankelijk van de evangelie-waarheid mogelijk is, maar alles wat Christus-gelovigen een herleving van ware vroomheid zouden noemen, werd altijd begeleid door een duidelijk evangelisch onderwijs in de hoofdzaken van de Bijbelse waarheid. De ruggegraat van de Reformatie was immers de zuivere verkondiging van de Evangeliewaarheid, die het volk door de Roomse Kerk onthouden werd. De leer van de rechtvaardiging door het geloof stond als een reus op uit zijn slaap en samen met de andere evangelie-waarheden verrichtte hij wonderen.
Maar met Gods waarheid moet dan wel op een geestelijke wijze worden omgegaan.
En dan beklemtoont Spurgeon gelijktijdig de noodzaak van het gebed.
Spurgeon weet van de veelvuldige kritiek, die er is op allerlei excessen, waarmee revival-samenkomsten soms gepaard gaan, maar het grootste deel van deze kritiek acht hij onbillijk.
Toch schijnt Spurgeon's enthousiasme in de loop der jaren sterk te zijn bekoeld. De discrepantie (het sterke verschil) tussen ideaal en realiteit begint hij gaandeweg steeds scherper te formuleren, hoewel de vlam van de hoop op een algeheel revival bleef flakkeren tot aan het eind van zijn leven.
Daarbij signaleerde hij een klaarblijkelijke inter-aktie (wisselwerking) tussen kerk en wereld. De degeneratie van de wereld was voor Spurgeon een graadmeter, die het dienovereenkomstige dalende peil van de kerk aangaf. En de schuldvraag legt hij, als het er op aan kwam, bij de kerk. Als het er met de kerk beter voorstond, dan ook met de wereld! De kerk — met name in een revival — heeft immers een onstuitbaar uitstralingseffekt in en op de wereld? !
Het gebed primair
We moeten nooit proberen een revival in scène te zetten, maar wel — vindt Spurgeon — moet een herleving van het geestelijk leven van de Heere worden afgesmeekt, wil het werkelijk de moeite waard zijn. We moeten de Heere vragen of Hij het voor ons wil doen. Al te vaak is er de verzoeking ons heil dan te verwachten van prominente opwekkingspredikers! Niet, dat Spurgeon er op tegen is, dat er begaafde predikers worden uitgenodigd om mensen voor Christus te winnen, en evenmin heeft hij bezwaar tegen het hanteren van een bruikbare strategie, maar al deze zaken zijn secundair. Primair blijft het gebed!
Zijn vertrouwen in de macht van het gebed tot bevordering van een „revival" wordt nergens zo sterk, enthousiast en meeslepend beklemtoond als in een preek over Zefanja 3 : 16—18. „O, dat wij een grote religieuze hernieuwing zouden ervaren! Dat is het, wat we ons vóór alle dingen zouden wensen. Dat zou de vijand tegen de grond doen slaan, en dat zou de tegenpartij de tanden breken. Wanneer er nu op dit ogenblik tienduizend zielen gered zouden worden door de onbegrensde genade van God, wat zou dat een terechtwijzing zijn voor hen, die het geloof loochenen! Wat voor tijden beleefden toch onze vaderen, toen Whitefield en zijn helpers het levengevende Woord begonnen te preken! Toen er slechts één liefelijke stem werd vernomen, vielen direkt alle vogels van het Paradijs in, en de morgen van een heerlijke dag kondigde zich aan. Wanneer wij hardnekkig volhouden in het gebed, dan moet het gebeuren!"
Voor Spurgeon hing de herleving van het geestelijk leven niet in laatste instantie aan bepaalde personen: „Vaak hoor ik van mensen die men „revivalist" noemt. Ik neem aan, dat men denkt, dat er in of bij hen een bepaalde kracht is, waarmee zij revivals telen. Ik zou deze titel slechts met spijt dragen, daar ik niet wens, dat iemand van mij denkt, dat ik mij dergelijke krachten persoonlijk zou aanmeten.
Ik weet bovendien, dat men vaak een revival voor een bepaalde tijd „plant", „alsof de Geest van God tot hun beschikking zou staan; alsof ze kunnen maken, dat de wind waait, zoals het hun uitkomt, op hun bevel en op hun commando". Het is de almachtige God, Die zijn gemeente deze levensvernieuwing kan geven. Zeer pregnant drukt Spurgeon zich zelfs zó uit: „Goddelijke almacht is het dogma van een opwekking."
Tenslotte moet worden benadrukt, dat Spurgeon, met betrekking tot het ontstaan van een revival, grote waarde hechtte aan de prediking van de orthodoxe Bijbelse leer: „De leer van een verzoende God; en de proclamatie van de plaatsbekleding van Jezus; en van de Heilige Geest, die mensen tot een nieuwe schepping in Christus Jezus maakt — de leer van de genade in haar hoogte, breedte en diepte, dat is de zekerste weg, onder beding van Gods genade, om een geestelijke herleving dichterbij te brengen." Of, zoals hij dit elders samenvatte: „Die grote leerstukken van de genade, die ons in het verbond geopenbaard zijn, zoals b.v. de verkiezing, de particuliere verlossing, de inwendige roeping, de volharding der heiligen en de trouw van God". Veelbetekenend voegt Spurgeon daaraan toe: „Deze zijn de waarheden, die God gewoonlijk zegent."
Kritische beoordeling van evangelisatiemethodieken
Spurgeon stond sceptisch tegenover allerlei evangelisatie-methodieken. Het „naar voren komen" — na een oproep tot geloof — mocht immers niet gelijkgesteld worden met „een komen tot Jezus". Immers „meestal zal een gewonde consciëntie liever alleen zijn om in het verborgen te bloeden. En het is heel erg moeilijk om echt helemaal bij iemand te komen, die onder overtuiging van zonde is; hij kruipt dan zo ver in zich zelf weg, dat het onmogelijk is hem te volgen." Een en ander moge getuigen van een groot pastoraal-psychologisch inzicht bij C. H. Spurgeon!
In een preek, getiteld „Gezaaid onder de doornen" — niet lang voor zijn dood gehouden — vraagt hij waarom zo veel belijdende christenen gelijken op het zaad, dat tussen de doornen opkwam. Dat komt — zegt Spurgeon — omdat men processen heeft weggelaten, die een geheel andere stand van zaken te zien hadden kunnen geven. Het was de taak van de landman geweest de doornen uit te roeien of ter plaatse
te verbranden. En dan voegt hij er ietwat sarcastisch aan toe, dat er jaren geleden — wanneer er mensen tot bekering kwamen — zo iets placht te zijn als overtuiging van zonde. De grote diepschaarploeg van zieleangst werd gebruikt om diep in de ziel te ploegen. En in de geest brandde er dan een vuur van buitengewone hitte.
Als mensen dan hun zonden zagen en de vreselijke gevolgen daarvan onderkenden, dan werd de liefde tot de zonde uit hen weggebrand. Maar nu — vervolgt Spurgeon op dezelfde sarcastische toon — worden we getrakteerd op snelle verlossingen. En wat hem betreft, hij gelooft in plotselinge bekeringen en is zelfs blij ze te zien; maar hij is nog meer verblijd als hij een diepgaand werk van genade ziet, te weten een diep gevoel van zonde en een effektief gewond zijn door de Wet. Veelbetekenend voegt hij er dan nog aan toe, dat we nooit van de doornen af zullen komen met ploegen, die slechts de oppervlakte schampen. Neen, dan prefereert hij de „ouderwetse" vormen van overtuiging van zonde, want — naar zijn oordeel — produceren zij betere en stabielere gelovigen, dan de moderne oppervlakkige methoden.
Bijbelse toets
Afkeurend constateerde Spurgeon het ontbreken van Schriftuurlijke normen, die als „tests" aangelegd zouden moeten worden bij hen, die voorgeven bekeerd te zijn. „Ik heb jonge mensen horen zeggen: Ik weet, dat ik verlost ben, omdat ik me zo gelukkig gevoel!" Wees daar maar niet zo zeker van — zegt Spurgeon dan — want vele mensen denken van zichzelf, dat ze erg gelukkig zijn, terwijl ze toch nog niet verlost zijn!
Voorts ziet Spurgeon in de kerk van zijn dagen een grote ijver om iets voor God te doen, terwijl weinigen onderzoeken wat God wil, dat ze zullen doen. Er wordt heel veel gedaan voor de evangelisatie van de massa wat nooit door het Hoofd van de Kerk bevolen werd, en daarom ook door Hem niet goed gekeurd kan worden. Met klem wijst hij dat soort evangelisatie af, dat het niveau van de Waarheid op vele punten doet dalen om de mensen toch vooral maar te kunnen bemoedigen.
Een en ander wil nog al wat zeggen, als we bedenken dat hij op 23-jarige leeftijd constateerde, in het tijdsbestek van één jaar persoonlijk niet minder dan duizend mensen te hebben ontmoet, die door zijn prediking tot bekering waren gekomen! Hernieuwde kennismaking met Charles Haddon Spurgeon zou kunnen bijdragen tot herleving van de gereformeerde theologie en de gereformeerde prediking!
Veenendaal.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1986
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1986
Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's