Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Die een ontoegankelijk licht bewoont

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Die een ontoegankelijk licht bewoont

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Dat gij dit gebod houdt, onbevlekt en onberispelijk, tot op de verschijning van onze Heere Jezus Christus, Welke te Zijner tijd vertonen zal de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der heeren; Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelke geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen". 1 Timotheiis 6 : 14—16

Verschijning

De tweede komst van Christus wordt hier omschreven met een woord dat duidt op 'een heerlijke en glorievolle manifestatie' (H. Ridderbos). Zijn komen zal niet onopgemerkt blijven. Zal niet stil en verborgen plaatsvinden. Neen, machtig en prachtig zal Zijn verschijning zijn.

Nederig en eenvoudig was Zijn eerste komen. Hij had geen gedaante noch heerlijkheid. Alle luister en glorie legde Hij af. Ontledigd raakte Hij. Leeg van alle pracht en praal. Als een koning incognito wandelde Hij over 's Heeren wegen en trok Hij door Vaders land. Als we Hem aanzagen, zo was er geen gestalte dat we Hem zouden begeerd hebben. Veracht en de onwaardigste onder de mensen. Een Man van smarten. Eén en al smart en vol van onze kwalen. Zo kwam Hij en zo schreed Hij en zo leed Hij. Welk een vernedering en ontluistering ingegeven door niet te volgen mensenliefde. Wie begeert zulk een Koning? Wie vindt in Hem tóch heerlijkheid? Uit zichzelf niemand. Ons oog zoekt pracht en praal. Ons hart is alleen maar gevoelig voor vertoon van macht en roem. Daarom leven we aan Hem voorbij. Met een afgewend gelaat en een toegesloten hart. Een Koning? Deze verachte, deze versmade? Wij hebben geen Koning dan de keizer in ons hart, de keizer die we zelf zijn. Tot we aan lager wal raken, ontdekken dat we zelf een pseudo-koning geworden zijn. Dat we steunen op een gebroken rietstaf die onze hand dreigt te doorboren. In deze spotkoning zien we ons eigen beeld. Hij wordt die ik ben geworden. Zó is Hij mijn Borg. Hij treedt in mijn spoor. En verdient onze kroon. We krijgen Zijn verschijning lief. Deze verschijning, hier bedoeld. Er leeft in ons hart een soms mateloos verlangen naar het komen van Christus in Zijn glorievolle heerlijkheid. Beminnen gingen we Hem in Zijn vernedering en ontluistering. Zo mogelijk nog meer trekt ons hart naar de weldra Komende. De verschijning van onze Heere Jezus Christus.

Wat een verschijning, zeggen we weieens bewonderend van een persoon die een sterke uitstraling heeft. Uitstraling, ja. Dat geldt van onze Heere Jezus Christus. Dat zit in

dit woord 'verschijning' mede opgesloten. Hij heeft iets, zeggen we soms. Christus heeft iets. Nee, niet iets maar alles. Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Als we dat al zeggen van Hem in Zijn vernedering, hoeveel te meer geldt het Hem in Zijn verhoging. Johannes op Patmos ziet de verheerlijkte opgestane Christus. Zijn mond valt niet slechts open van verbazing. Nee, hij valt als dood aan Zijn voeten. Hij heeft er geen woorden meer voor nadat hij er eerst alle mogelijke woorden aan heeft gewijd (Op. 1 : 13-16).

Wat een verschijning! Om voor eeuwig verliefd op te raken en te blijven. Niet pas dan, neen. Wie Hem dan pas voor het eerst ziet, zal verstijven van schrik en angst. Aller oog zal Hem zien, ook die Hem doorstoken hebben. Niet zien tot verheuging, maar tot eeuwige afgrijzing. We zullen Zijn verschijning in dit leven lief moeten krijgen, anders zal Zijn verschijning straks ons eeuwig doen verdwijnen in 's afgronds donkere nacht.

In de volgende brief jubelt Paulus over zijn hoop: hij krijgt weldra de kroon. Maar niet alleen hij. Dat geldt allen 'die Jezus' verschijning liefgehad hebben'. Het is een kenmerk te noemen van de kinderen Gods: ze kregen Jezus' verschijning lief. Hij werd ons alles. Hij werd ons een en al heerlijkheid. En je leven is geheel en al op Hem gericht geraakt.

Op Zijn verschijning, maar ook op Zijn verschijnen. Leven des geloofs is mede leven in de hoop. Hij komt die onze ziel liefheeft. Veel verdwijnt als Hij verschijnt. De zonde verdwijnt, het lichaam der zonde verdwijnt. De wereld gaat voorbij inclusief al haar begeerlijkheden. Maar Jezus verschijnt. Verlangt u reeds naar Zijn komst? Timotheüs krijgt de opdracht het gebod te houden tot Jezus' verschijning. De strijd gaat door, de strijd des geloofs. Het grijpen gaat voort, het grijpen naar het eeuwige leven. Het belijden gaat door. Er mag geen stilstand komen. Geen terugval en verval dienen op te treden. Gaat voort, christenstrijders! Heft op uw hoofden want Jezus komt.

God doet verschijnen

„Welke te Zijner tyd vertonen zal de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der heeren..." We merken op dat het God Zelf is die Christus doet verschijnen: te Zijner tijd. Het is op de door God bepaalde tijd. Niet zomaar een moment of tijdstip, maar een tijd waaraan door God Zelf inhoud wordt gegeven. Kairos, staat er immers. Christus komt op Gods tijd. De wijzers op Gods klok wijzen die tijd aan. Onze berekeningen komen ook op dit punt niet uit. Op Zijn lijd.

En dan: God zal vertonen. God zal doen verschijnen. Christus' verschijnen zal in Goddelijke heerlijkheid zijn. Het zal niet te keren zijn. Niemand kan Christus' komen weren Hij komt, dwars door alles heen. Achter Christus' eerste komen zat ook de drang van Gods hart. Achter Zijn tweede komen niet minder. Welke te Zijner tijd zal vertonen de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der heeren. God krijgt hier een kwalificatie mee die aantoont Zijn onstuitbare macht en heerlijkheid. Koning der koningen. Koning van allen die regeren. Wij deinzen soms terug voor de macht van mensen, kijken hoog tegen hen op. Een koning is iemand van aanzien, van macht, van glorie. Maar wat denkt u dan van deze Koning.? Koning der koningen. En Heere der heeren. De Heere van allen die heerschappij voeren.

Welk een heerlijk God is onze God. O, we hebben Hem te vrezen zo Hij onze Koning en onze Heere niet is. Vreest 's Heeren macht en dient Zijn majesteit, juicht, bevend op 't gezicht van Zijn vermogen. Durft gij bestaan te twisten met mijn kracht.? Zal nietig stof Mij 't hoog gezag ontwringen of weerstand biên aan mijn geduchte macht.? Wie deze Koning der koningen en Heere der heeren tegen zich vindt, heeft alles tegen. Heeft niets te wachten dan een schrikkelijk oordeel en eeuwige verdoemenis. Maar zo deze God vóór ons is, ja, dat is te verstaan: wie is er dan nog tegen.? Deze Koning der koningen en Heere des heeren vóór ons. Nou ja, laten er dan eens een paar mensen tegen ons zijn. Laat dan zelfs de duivel tegen ons zijn. Maar wat zullen ze beginnen tegen deze God en Koning.?

Welnu, deze machtige en heerlijke God zal op Zijn tijd Christus doen verschijnen in volle glorie en majesteit. Welk een dag van vreugde zal dat wezen! Een eind aan de strijd. Voorbij het grijpen naar het eeuwige leven. Dan is het: de overwinning en eeuwig leven. Zalige dag. breek spoedig aan!

Onsterfelijkheid

Nog meer heerlijks en indrukwekkends wordt van deze God en Koning gezegd: „Die alleen onsterfelijkheid heeft en een ontoegankelijk licht bewoont..." Onsterfelijkheid was in de Griekse godsdienstige wereld van die dagen een hoogbegeerd goed. Dolgraag wilde men bevrijd raken van het materiële, vergankelijke en tijdelijke leven. Technieken en methoden werden aangeleerd en toegepast om tot onsterfelijkheid te geraken. En wat zegt de apostel midden in deze afgodische denkwereld: de God die Jezus zal doen verschijnen in heerlijkheid is de enige Die van Zichzelf onsterfelijkheid heeft. Eer de bergen geboren waren, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid is Hij God! Niet te geloven, zegt iemand. Die alleen onsterfelijkheid heeft. Die alleen. Wij spreken over onsterfelijke dichters als Homerus en Dante. Mensen trachten zich onsterfelijk te maken. Maar hier staat: die alleen onsterfelijkheid heeft. Er is er maar Eén die dat van Zichzelf heeft: onsterfelijkheid. Hij zal die onsterfelijkheid schenken aan allen die Hem in waarheid leerden kennen. Die uit hun dood in Christus' leven werden gezet en zo deel kregen aan de Goddelijke natuur (2 Petr. 1, 4).

Die een ontoegankelijk licht bewoont. Ook een manier om de verhevenheid van God weer te geven. Ontoegankelijk. Niemand kan bij Hem komen, tot Hem naderen. Niemand kan Hem aanschouwen op straffe van om te komen. Die een ontoegankelijk licht bewoont. Deze verhevenheid van God moet aan het verschijnen van Christus nog meer glans geven. We zouden kunnen denken dat de woorden 'die een ontoegankelijk licht bewoont' inhouden dat God onbenaderbaar, onkenbaar zou zijn. Maar juist het doen verschijnen van Christus op Zijn tijd wijst er op dat God Zich ook in de tweede komst zal bekend maken in Zijn heerlijkheid in Christus. Dat gold ook de eerste komst van Christus.

Niemand heeft ooit God aanschouwd. De Eniggeborene, die in de schoot des Vaders was, die heeft Hem ons verklaard. Zo zal het ook straks zijn. God treedt uit Zijn ontoegankelijk licht tevoorschijn en draagt Christus als het ware naar buiten. Omstraald door hemels licht, ondergedompeld in eeuwige goddelijke glans. En door deze Christus is er ook een toegang tot God. Niet te vatten dat aardwormen, stof-en stervelingen eens bij deze God mogen wonen. Dat er staat: God Zelf zal bij hen en hun God zijn. God Zelf. Welk geen mens gezien heeft noch zien kan. Niet gezien en niet om te zien. God zien betekent sterven. God is alleen indirekt te zien, via de spiegel van Zijn Zoon. Althans in deze bedeling. Via Christus is er het zien en het kennen van God. Maar eens woont God Zelf weer onder en temidden van Zijn volk. Bij hen zal Hij zijn. Welk een heerlijke toekomst voor allen die de verschijning van de Heere Jezus liefkregen.

Geen wonder dat de apostel uitroept: Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen. Een lofprijzing die opwelt uit het aanbiddend hart en door de gemeente spontaan beantwoord wordt met: Amen. Welt het ook in ons hart op. Zo moet die Koning eeuwig leven! Alles alleen voor deze God en Zijn Christus.

W.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Die een ontoegankelijk licht bewoont

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's