022 ’t verdriet van Gods ver zijn
KOL-OMMETJE
Nu geschiedt. Beloofd had ik in deze weken vol herdenking van het bitter lijden terug te komen op de weergaloze psalm van het kruis. Het is inmiddels gerijpt wat ik daarbij dacht. Als u wilt volgen. Ik ga u voor.
We kiezen ons vertrekpunt in een ander even uniek oudtestamentisch document van het kruislijden. U begrijpt. Dat moet Jesaja 53 wezen. Daarin staat: en onze smarten heeft Hij gedragen. Hij? Ja, Hij, de Man van smarten. Onze smarten. Nu stel ik me voor dat heel veel lezers hun smarten hebben. En blijven kennen. Bovendien is er ook veel vers leed. Dat is er dezer dagen bij gekomen. Verdriet vanwege... Nu mag u invullen. Veel verdriet. Velerlei smart. Het is eigen bittere ervaring, die de dichter van psalm 22 doet brullen. Brullen dat lezen we letterlijk. De belijdenis spreekt van figuren der wet. De profetisch psalm is evenwel niet een figuur, niet een kinderspel, dat het toekomstige kruislijden lang voordien uitbeeldt. Het gaat over een pijnlijk doorleefde kwelling. Een ervaring van satanische vijandschap. Zoals apostelen de overblijfselen van Christus' lijden vervullen, doorstonden de profeten de beginselen daarvan. Onze smarten. De smarten van heel de gemeente door alle eeuwen heen.
Al het grote en minder grote leed mondt uit in één middelpunt. Zo vallen wij ook met deze psalm met de deur midden in het heiligdom van het éne offer. „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Op de bodem van alle echte verdriet ligt het gevoelen dat we van God verlaten zijn. Als U er geweest was, zou dit dan gebeurd zijn, Heere? Alle wegen van leed leiden naar dit centrale. Er zijn er velen die deze diepe klacht, deze vraag ook, hebben uitgebruld. Zeker moment in hun leven. Mensen, samenloop, het rad van de geschiedenis, maar als allerlaatste gevoelen wij ons door God in de steek gelaten. Het is de hoofdzenuw van deze psalm: „Verre zijnde van mijn verlossing (vs 2), wees niet verre mijne Sterkte, haast U tot mijn hulp (vs 20)". Verre, wees niet verre. Daarmee hebt u de gehate klacht op kortste formule. Mijn God van verre, wees niet een HEERE van verre. God mijn God. Als ziende de Onzienlijke. Met behulp van het woordeke 'mijn' houdt de gelovige profetische zanger de Verre dicht bij zich. Toch zondigt hij niet met de lippen en schrijft hij de Allerhoogste niets ongerijmds toe. Immers hij houdt 't erop dat zijn God heilig is. Het is een ontzaggelijke spanning: Mijn God, mijn God wat zijt Gij onuitsprekelijk ver, en toch blijft Gij bovenaan. Gij zijt de Heilige wonend en tronend op de lofzangen Israëls. Zelfs de lofzang gezongen op weg naar Gethsemané. Gij blijft 't vertrouwen der vaderen en op U ben ik geworpen door moeder. Wat een kostelijke verhalen die ons de vaders vertelden. Heerlijkste uitreddingen zijn overgeleverd. Geen twijfel daaraan. Nu volgt evenwel de kleine wending in het lied. Maar ik... Mijn God verre, en ik, ik kan niet staan in de schaduw van de wonderbaar uitgeredde vaders. Ik een worm en geen man. Een wormpje Jacobs. Dat uitzonderlijk onbeduidende geval van mij. Een worm. Dan te merken al die grote en verwoede beesten om mij heen. Varren, stieren, leeuwen en honden. Zelfs een worm. Het is een relaas van smart waarin beeldspraak en werkelijkheidsgetrouwe weergave verstrenkeld zijn. Let vooral op het tartende van de spot.
— o — Vervolgens de grote wending in de psalm. Reeds genoemd: „Maar Gij, HEERE, wees niet verre." Mijn God, wees voor mij een HEERE. In de vurige smeking breekt de Zon van verlossing en overwinning stralend door. Het gebed is gewis verhoord. Psalm 22 is een klassiek voorbeeld van het gebed van vraag en antwoord 117. Wat wordt de enig ware God in: mijn God, de verre zijnde nochtans heilige, het vertrouwen der vaderen en de haastig te hulp komende HEERE, recht gekend. Hoe peilen de klachten en uiteenzettingen van de verzen 7 tot 19 de nood. Daarna de triumf van de verhoring. In het ootmoedig smeekgebed mogen wij de buit alvast delen. Het avondmaal van het Lam wordt reeds toegericht. De nodigingen vliegen uit. Uitbreiding in alle dimensies. Horizontaal tot de einden der aarde en verticaal tot in de verre nageslachten.
Het is een hoofdpsalm prijst Luther. Je kunt er je hele leven mee in de weer zijn. Met dit lied. Goede vrijdagspsalm. Paaspsalm ook. Hoe uitbundig allegoriseert Luther over het Lam Gods dat de hinde is van de dageraad des heils.
Aijéleth hasschachar. Een Pinksterpsalm zelfs. Alle einden der aarde zullen het gedenken. Gaat dan heen.
Zo stamelde ik een beetje. Het duizendste is niet gezegd. Maar wel dit: onze smarten... en neem uw verdriet, ook het meest verse in uw gedachten... onze smarten, die heeft Hij gedragen. In al onze benauwdheden was Hij benauwd en door het geloof is er ook gemeenschap met Zijn lijden. Hij in al dat van ons en wij in Zijne. Hij droeg onze smarten. Hij kloeg onze smart: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten. Ondragelijk, zegt iemand. Als dat echt menens is bewijst u door Hem te laten dragen, Die alleen zoveel dragen kan. Het Lam dat de zonde der wereld draagt de Hinde van het morgenrood der eeuwige verlossing.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's