Volhardt in het gebed
En de Heere zeide: oort, ivat de onrechtvaardige rechter zegt! Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is ove hen? Ik zeg u, dat Hij hun haastig recht doen zal. Doch de Zoon des mensen, als Hij konxt zal Hij ook geloof vinden op d aarde? Lukas 18 : 6—8
De evangelist Lukas geelt ons een aantal gelijkenissen van de Heere Jezus die alléén bij hem voorkomen. De barmhartige Samaritaan, de verloren zoon, de Farizeeër en de tollenaar. Al deze gelijkenissen vinden we niet bij de andere evangelisten.
Maar behalve deze „eenmalige" gelijkenissen biedt Lukas ons ook een aantal „onmogelijke" gelijkenissen. Het beeld, het voorval uit het dagelijks leven komt ons erg gechargeerd, erg overdreven over. Neem nu de gelijkenis van de verloren penning. Wanneer die vrouw die penning terugvindt richt zij een feest aan dat veel meer kost dan die ene penning waard is. En neem de verloren zoon. Die vader kent zijn kind goed genoeg. Hij weet wel dat hij zijn portie van de erfenis zal verbrassen, en tóch geeft hij het. Om dan maar niet te denken aan de onrechtvaardige rentmeester. Die boekhouder heeft geknoeid op een manier die niet mooi meer is. En inplaats dat hij op staande voet ontslag krijgt wordt hij door zijn baas geprezen... Zulke dingen zijn in het gewone leven ondenkbaar!
Iets dergelijks is er aan de hand in de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter. Een rechter die aangesteld is om recht te spreken. Maar die man buigt niet alleen het recht, hij vertrapt het zelfs met zijn lompe en plompe voeten. En nu gaat de Heere Jezus nota bene een vergelijking maken tussen deze rechter die het recht vertrapt, èn... de Heere Die de rechtvaardige Rechter is.
1) Een vreemd voorbeeld
Twee mensen stelt de Heere Jezus naast, of liever, tegenover elkaar. Een rechter en een weduwe. Een schril contrast. Een rechter moet er zijn in iedere stad. In grote steden is er zelfs een college van rechters, in een kleinere plaats is er in ieder geval één rechter. Die rechters hebben een hoge posi-r tie, ze worden soms zelfs „goden" genoemd. Mensen die in hun ambt iets moeten afstralen van de gerechtigheid van God. Vertegenwoordigers van Hem Die de Rechter is e van hemel en aarde.
Tegenover die rechter staat een weduwe. Dat is in deze tijd een rechteloze. Een vrouw die haar man kwijt is èn haar brood. Geen weduwenpensioen, geen AOW. Weliswaar heeft de God van Israël gezegd dat de weduwen beschermd moeten worden, maar in de praktijk worden ze nogal eens vergeten...
Een rechter en een weduwe, dat wil dus zeggen: een machtige en een rechteloze. En die twee zouden nu juist zoveel voor elkaar kunnen betekenen! Want die weduwe komt vragen om recht. Doe mij recht tegenover mijn wederpartij.
Deze vrouw is dus onrecht aangedaan. Misschien doordat zij niet gekregen heeft waar zij recht op had. Misschien doordat haar iets afgenomen is. In ieder geval is zij het slachtoffer geworden van onrecht. Het overleg is kennelijk vastgelopen, en er zat voor haar maar één ding op: naar de rechter stappen.
Op zichzelf is het een gave van God, dat er in een wereld vol onrecht nog recht gesproken wordt. Het recht werd en wordt wel op vele manieren geweld aangedaan, maar zo heeft de Heere het niet bedoled. Er moet recht gesproken worden zonder aanzien des persoons. Vrouwe Justitia wordt in de Oudheid afgebeeld met een weegschaal in de hand en met een blinddoek voor het gezicht. Zij mag niet zien wie voor haar staat. De zaak moet beoordeeld worden, niet de persoon.
Maar deze rechter is zo niet en doet zo niet. De Heere Jezus schildert hem met een enkel woord. Hij was een man die God niet vreesde en geen mens ontzag. Hij stoort zich niet aan God, hij doet gewoon waar hij zelf zin in heeft. En het oordeel van de mensen laat hem koud.
Dat gaat trouwens meestal samen. Wie God niet vreest trekt zich ook van de mensen niet veel aan. Er mag misschien nog wat huiver zijn voor de publieke opinie, enig besef van wat men wel en niet kan doen. Maar wie de vreze Gods rnist kent op den duur ook geen schaamte voor de mensen. Dan is er tenslotte maar één norm meer: ikzelf en mijn eigen belang en mijn eigen voordeel.
Zo is deze rechter. Hij is zich niet bewust van zijn verantwoordelijkheid jegens God. Hij bekommert zich ook niet om het recht van de mensen.
En iedere keer staat deze vrouw voor hem. Zij heeft een rechtvaardige zaak, een eerlijke zaak. Maar om de een of andere reden heelt de rechter er gewoon geen zin in om zich ermee te bemoeien. Hij trekt zich van deze weduwe geen zier aan. Iedere keer is zij daar weer, en even zoveel keren laat hij de zaak voor wat ze is,
We weten niet of hij iets tegen haar heeft gezegd. Misschien heeft hij nog wel beloofd dat hij er iets aan zou doen. Misschien ook heeft hij haar op een brute manier weggestuurd. Maar de vrouw houdt vol met het zoeken van haar recht. En de rechter houdt vol met de zaak op z'n beloop te laten.
En dan, ineens, komt er verandering. Dan krijgt de weduwe toch waar zij om vraagt. Niet omdat de rechter medelijden heeft. Ook niet omdat zijn rechtsgevoel begint te spreken. Nee, die vrouw wordt te lastig. Hij wil van het gezeur af zijn...
Hij doet het niet om God, ook niet om de mensen. Hij doet het alleen terwille van zichzelf. Hij zegt dat ook: omdat deze weduwe mij lastig valt, zo zal ik haar recht doen, opdat zij niet eindelijk kome en mij het hoofd breke.
Merkwaardig is dat! De man die God niet vreest en geen mens ontziet, is blijkbaar bang van deze weerloze vrouw. Want het hoofd breken, dat is letterijk: in het gezicht slaan.
Nee, een edel motief is het niet! Het interesseert de rechter niet of het recht verkracht wordt, hij is alleen bang voor een pak slaag. Hoewel daar geen reden voor is, want die vrouw zal hem heus niet aanvliegen. Wat een rechter en wat een rechtspraak! We kunnen het ons haast niet voorstellen. Zelfs niet in een tijd waarin nogal wat willekeur heerst in de rechtspraak.
Wat bedoelt de Heere Jezus met deze
gelijkenis? Wat is de strekking van dit wonderlijke verhaal? Iemand heeft gezegd: hier hangt de sleutel naast de deur. Want Lukas is al begonnen met de verklaring te geven. Hij zeide tot hen een gelijkenis, daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet en niet vertragen.
2) Een heerlijke belofte
Het is altijd van het grootste belang in welk verband een gelijkenis staat. Bij welke gelegenheid een gelijkenis is uitgesproken. De Heere Jezus heeft Zijn discipelen uitvoerig ingelicht over Zijn wederkomst. Over de dag van de Zoon des mensen. Hoe zal het zijn in de tijd die aan Zijn wederkomst voorafgaat? Wel, dan zullen de dagen van Noach terugkeren en de dagen van Lot. Materialisme zal hoogtij vieren, gepaard gaande met grote onverschilligheid.
Maar in die ten onder gaande wereld heeft de Heere een Kerk, een Gemeente. Die Kerk is er altijd geweest en zal er ook altijd zijn. Maar die Kerk is weduwe... Overgebleven als een rechteloze en als een weerloze. Zij kan zich niet laten gelden, of met kracht optreden. De groten der aarde houden met haar geen rekening. De wijzen der wereld bespotten haar.
Net als de weduwe in de gelijkenis heeft de Kerk een wederpartij. In het gunstigste geval wordt zij geduld, in het ongunstigste geval wordt zij verdrukt en vervolgd. Want het is aan de Kerk beloofd: in de wereld zult ge verdrukking hebben.
Altijd is de wederpartij bezig, altijd gaat hij tekeer tegen de Gemeente van Christus. Soms met bruut geweld, soms met verborgen verleiding.
En in die strijd heeft de Kerk maar één wapen: het gebed. We moeten altijd bidden en niet vertragen, niet verslappen. De Kerk heeft een Rechter tot Wie zij zich mag wenden. Heere, doe mij recht tegenover mijn wederpartij. Ik heb zoveel bestrijders, o Allerhoogste. Doe mij recht, o God en twist Gij mijn twistzaak.
Maar dat gebed schijnt niet verhoord te worden. Want die Gemeente bidt - als het goed is - om de spoedige wederkomst van de Heere Jezus. Kom haastig, Heere! Maar dat doet zij nu al eeuwen. En de Heere kómt maar niet, Hij schijnt dat gebed niet te horen... En dan is het gevaar zo groot dat de Gemeente gaat verslappen in haar gebed. Dat gevaar dreigt trouwens ook in het persoonlijk leven. Heere, waarom laat U dat toe, dat mijn vijand het mij zo lastig maakt? Waarom heb ik het zo moeilijk en waarom hebben de goddelozen zo'n vrede? U hebt toch beloofd dat U als Koning zou heersen? En waarom voel ik dan altijd maar de voet van de vijand op mijn nek?
Dan kan de gedachte insluipen: ik zal maar ophouden met bidden, de Heere hoort me blijkbaar tóch niet.
Altijd bidden, zegt de Heere Jezus, en niet verslappen. Wanneer en weduwe in staat is met haar aanhoudend smeken een hardvochtige rechter te overwinnen, zal GOD dan geen recht doen Zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen? Op ZIJN tijd worden die zogenaamde onverhoorde gebeden verhoord. Dan zal Hij recht doen aan Zijn vijanden die de weduwe hebben onderdrukt. De zondaars zullen van de aarde verdaan worden en de goddelozen zullen niet meer zijn.
Maar Hij zal ook recht doen aan de weduwe. Hun zaak — zegt onze Geloofs Belijdenis — die nu als ketters en goddeloos verdoemd wordt zal dan blijken de zaak van de Zoon van God te zijn.
Hij zal recht doen — hoewel Hij lankmoedig is over hen. Dat wil zeggen: hoewel Hij hen een lange tijd laat wachten. Want de Heere heeft de tijd, Hij heeft geduld.
Maar Hij komt wel, Hij komt zelfs haastig. De onrechtvaardige rechter deed ook inééns recht. Maar hij deed het omdat hij van het gezeur af wilde zijn. De Rechter van hemel en aarde zal ook ineens recht doen. Niet omdat Hij het gebed van Zijn kinderen moe is. Maar omdat het Zijn tijd is.
Daarom moeten we waken, want we weten de ure niet waarin Hij komt. Daarom moeten we getrouw zijn tot de dood, want dan wacht de kroon des levens. Daarom moeten we niet verslappen in het gebed, want Hij hoort hen die Zijn heil verwachten.
Jamaar, zegt iemand, de Heere Jezus zegt: zou God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen? Wil Hij het gebed horen, dan moet je toch een uitverkorene zijn? Zeker, maar waaruit blijkt dat, of je uitverkoren bent? Hieruit, dat je dag en nacht tot Hem roept! Wie bidt, die ontvangt en wie zoekt, die vindt.
Ik zeg u, zegt de Heere Jezus. Hij staat er Zelf Borg voor. Hij heeft Zelf dag en nacht met Zijn Vader geworsteld in het gebed. Hij heeft Zelf gebeden: Vader, Ik weet dat Gij Mij altijd hoort. Ik zeg u, want Ik ben de Waarachtige en Getrouwe Getuige.
3) Een dringende vraag
Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde? We zien nu duidelijk dat deze gelijkenis staat in het teken van de wederkomst. Als Hij komt! Het gaat naar de dag waarop de Rechter van hemel en aarde recht zal doen. Naar de dag waar de weduwe naar uitziet. Zij roept de eeuwen door: doe mij recht tegenover mijn wederpartij.
Maar nu gaat de Heere Jezus een wedervraag stellen. De Rechter zal wel recht doen, maar zal de Zoon des mensen ook gelóóf vinden?
De Zoon des mensen... Wat komt Hij zo dicht bij ons te staan... Hij is Eén van ons. Vlees van ons vlees en been van ons gebeente. Ons in alles gelijk. Hij was de Zoon des mensen in Zijn diepe vernedering, op héél die lange weg van Bethlehem naar Golgotha. Maar Hij is nóg de Zoon des mensen, nu Hij zit aan de rechterhand van Zijn Vader. Hij heeft ons vlees meegenomen naar de hemel. Hij hoort daar het roepen van Zijn Bruidsgemeente op de aarde. Het schreeuwen om recht van de weduwe. En wanneer de tijd daar is, komt Hij terug. De Zoon des mensen!
En Hij komt om te zoeken! Want Hij vraagt: zal Ik geloof vinden? En om te vinden moet je immers zoeken? Zoeken deed Hij ook tijdens Zijn omwandeling op aarde. De Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Maar als Hij terugkomt zoekt Hij nóg. Dan zoekt Hij... geloof.
Wat zal de Zoon des mensen vinden als Hij terugkomt? Hij zal een wereld vinden als in de dagen van Noach. Een wereld vol van materialisme en onverschilligheid. Een feestvierende menigte die denkt dat het niet óp kan en die leeft uit het beginsel: laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij.
Hij zal een bittere vijandschap vinden tegen de weduwe, een felle haat tegen Zijn Kerk. En Hij zal een Kerk vinden die zich zo goed mogelijk heeft aangepast aan deze wereld. Een kerk die de ergernis van het Evangelie zoveel mogelijk heeft weggewerkt. Hij zal een heleboel dode rechtzinnigheid vinden en vormendienst. Ook een schare schijngelovigen en naamchristenen.
Maar zal Hij ook HET geloof vinden? Dat vraagt Hij met grote nadruk. Niet een geloof dat er ergens zoiets als een hogere Macht bestaat. Niet een geloof dat we in stijgende lijn gaan naar een betere samenleving. Maar HET geloof dat Hij de Zoon van God en de Zoon des mensen is, de Verzoener van onze zonden. HET geloof dat naar Hem vlucht en alles van Hem verwacht.
Dat geloof zal Hij vinden. Niet omdat wij het hebben geproduceerd, maar omdat Hij het Zelf heeft gewerkt door Zijn Woord en Geest. Hij zal Zijn eigen werk zoeken en vinden. Hij zal zeggen: ja, daar is er één die op Mijn Naam hoopt en daar is er één die Mij verwacht. En er zal er niet één achterblijven.
Zal Hij dat geloof vinden bij u, bij mij? Waarbij zal ik dat weten? Heel eenvoudig, waar dat geloof is, daar is het gebed. Mensen die het gebed niet kunnen nalaten, die overal de Heere voor nodig hebben, die hebben dat geloof.
Daar kunt u het aan toetsen. De weduwe hield maar aan, dag en nacht. Ook al was er geen kijk op, dat zij geholpen zou worden. Maar uiteindelijk kreeg zij gehoor. En zij had nog een zeker recht, zij kwam voor een rechtvaardige zaak. Maar wij hebben geen rechten. En voor zulke rechtelozen is de belofte:
Hij geeft de wens van allen die Hem vrezen, Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's