Eutyches
KOLOMMETJE
Een zelfde situatie. Na jaren. Meer dan veertig jaar geleden. Je zou denken: dat was voor je tijd. Maar, nee hoor, ik was leidend onderwerp en lijdend voorwerp. In één persoon. Op de preekstoel. Op punt te gaan preken. Hij achterin de kerk. In zijn jonkheid. Hand en arm uitgestrekt op de plank waar psalmboekjes thuishoren. Erger: Op die hand en arm zijn hoofd. Demonstratief had hij, mij aankijkend — onze blikken kruisten elkaar — deze slaaphouding gekozen. Ik wachtte en hij... liet wachten. Lang genoeg. Meest wond me op dat volwassenen rondom de uitdager, gespannen uitziende naar de preekstoel, de afloop verbeidden. Een por die je loyaal van hun kant mocht verwachten, bleef uit. Het werd een korte dienst. Zo één van „zijn jullie er nu al? " Korter preek was niet mogelijk. De kerkvoogdij achteraf geschrokken, en zich verantwoordelijk voelend voor de goede gang, nam — het kalf verdronken — maatregelen om herhaling te voorkomen. Een oude wijze citeerde psalm 106. „Het ging Mozes kwalijk om hunnentwil." Achteraf vraag ik me af of daarin licht verwijt school. Maar de gemeente gaf het nooit en nimmer na. Hun pastor was nauwelijks ouder dan de provocerende jongen.
Allicht zal er naderhand nog wel eens een 'orde'probleem geweest zijn tijdens de dienst. Veel is er me niet van bijgebleven. Voorheen, dichter bij de oude tijd van meer gezag en beslag voer je wel eens uit. Onder instemming van de gemeente. Tegenwoordig in zoveel democratischer verhoudingen los je het jovialer, collegialer op. „Zeg, kom nou, ik preek toch immers ook voor jou en voor — al naar de omvang van de verstoring — jullie." Trouwens ik hoor het, als ik een preek beluister of lees, gedurig jouen. U en jou. Mooi dat de jongeren gezien raken. Als het maar niet verstereotypt.
Maar deze keer, zeer onlangs, was het — tenminste voor mijn besef — eindelijk precies dezelfde omstandigheid. Rustend op de arm in mijn richting een ovaal. Niet het ovaal van gelaat, enkel van haardos. Zwart. Mozes was zoveel zachtmoediger na zoveel jaren levenservaring. Wat moet je? Hoe vaak zie je voor alle rust van gemoed en van wat ook daar overheen. Veel is geoorloofd en gerechtvaardigd, maar stichten doet het dikwijls niet. Het stak echter. Dan is het oppassen, want het kan je te machtig worden. Het was opnieuw een niet kinderachtige uitdaging. Na zoveel jaar. Hoeveel wijzer zou ik intussen geworden zijn? Ik koos een uitnemender weg. Werd gedrongen, denk ik, om te kiezen. Eliza in Dothan — 2 Kon. 6 — profeteerde ongelofelijk en bad tegelijk of de HEERE met de jongeman iets wilde doen. Ik dacht en het flitste door me heen: „Als ik eens zo zou kunnen preken dat het hoofd zich opheft en ogen op mij gericht worden." Zo gedacht. Zo preken en dan zelfs niet met meer of minder bedekte toespelingen. Enkel en alleen de Aantrekkelijkheid van Christus. Alleen maar verkondigen. Het was uitdaging en aansporing te preken boeiend en pakkend. Het direct innemende van de Heere Jezus, zonder verschrikking van hel en zelfs zonder verkwikking van hemel. Hoezeer beroven wij ons van dat leven dat pas echt leven is. Zeker als er rare dingen gebeuren slaan wij aan het protesteren, aan het schrijven van felle ingezonden stukken, zetten wij files handtekeningen. Naar de geest van deze tijd vallen wij in grote getale over iemand heen als hij gewaagde opmerkingen maakt of dingen doet die verontwaardiging oproepen. Neem bijvoorbeeld euthanasie. Wij werpen er hele protestbijeenkomsten tegenaan. Als meelevende kerkmensen betaamt. Maar hoezeer plegen wij euthanasie door met de lippen loftuitingen te maken ten gunste van het evangelie, terwijl wij ondertussen wel uitkijken dat wij ons hart niet aan het geloof verliezen. Heel vanzelfsprekend geven wij wel toe dat wij met onze - al maar vrome wensen uitende — rechtzinnigheid eigenlijk in de grond hetzelfde doen. Maar misschien levert die oppervlakkige en vlakke erkenning wel een klein streepje op in ons voordeel? Wat is splinter en wat is balk in dezen? Maar goed. Dat alles daar gelaten, waar het ter harte moet thuiskomen.
Inmiddels keken mij ogen aan en was een gezicht naar mij toegekeerd. Geen opzienbarende bekering voorzover viel waar te nemen. Ik denk een zondagmorgen van een klein ding. Maar daarom niet te verachten. Als ik zeg Romeinen 13 denkt u aan overheid en gezag enzovoort. Romeinen 13 weet beter en meer. Van liefde die het kwade door het goede overwint. 1 Corinthe 13 is het brandpunt van Romeinen 13.
Waar ik ook even aan dacht? Heel van verre. Aan een zeker jongeling met name Eutyches. Het had er ietsje van.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's