Belofte en vervulling
Nu we de Adventstijd zijn ingegaan zullen weer vele preken worden gehouden over de profetieën van het Oude Testament waarin de komst van de Messias werd aangekondigd. Wij: , die achter de feiten staan, lezen en horen die Oud-Testamentische boodschap anders dan ze heeft geklonken tijdens de oude bedéling. Hij Die door de profeten werd aanschouwd en beloofd, is gekomen. Dat gegeven plaatst ons iedere keer weer voor de vraag hoe de verhouding is tussen de belofte en de vervulling. Anders gezegd, wat het Oude Testament betekent voor ons, die ook het Nieuwe Testament kennen.
Méér of minder?
We kunnen gemakkelijk doorslaan, óf naar de ene, óf naar de andere kant. Door de eeuwen heen zijn er stromingen geweest bij. wie het Oude Testament slechts laag genoteerd stond. We hadden immers het boek der vervulling, wat hadden we dan nog te maken met het boek der verwachting? Het Oude Testament werd gezien als een door en door joods boek, dat voor christenen z'n betekenis had verloren. Deze geringschatting van toch wel het grootste deel van de Godsopenbaring is al begonnen bij de ketter Marcion en gaat door tot in onze eeuw toe. Een teken aan de wand is in dit opzicht dat er kerkboekjes werden gedrukt met het Nieuwe Testament, de psalmen en de symbolische en liturgische geschriften, maar zónder het Oude Testament...
In onze tijd is de belangstelling voor het Oude Testament weer toegenomen. Misschien ook omdat men opnieuw aandacht heeft gekregen voor Israël? Echter, lang vóórdat Israël in de belangstelling kwam schreef Prof. Van Ruler de later zo berucht geworden woorden dat het Nieuwe Testament niet meer is „dan het lijstje van verklarende aantekeningen achterin. Dat er in het lijstje iets anders zou staan dan in het boek zelf, zou de schrijvers van het nieuwe Testament godslasterlijk in de oren hebben geklonken." (Religie en Politiek, blz. 123).
Het is duidelijk dat ook Van Ruler hier doorslaat, en dat was hij zich ook wel bewust! Het is. slechts zijn bedoeling geweest het Oude Testament de plaats te geven die het toekomt in het geheel van de Godsopenbaring.
Ik denk dat we er goed aan doen het ene gedeelte van de bijbel niet boven het andere te stellen, en dat we zeker niet het Oude Testament tegen het Nieuwe mogen uitspelen of omgekeerd. Er is in de bijbel geen , , meer" of „minder". Het Oude Testament getuigt van Hem Die komt, het Nieuwe van Hem Die gekomen is. Maar in beide gevallen staat de Christus der Schriften centraal.
Het N.T. verklaart het O.T.
Hoe belangrijk het Oude Testament is kunnen we van Christus Zelf en van Zijn apostelen leren. We denken allereerst aan uitspraken van Christus waarin Hij Zich beriep op „de Wet en de Profeten", soms ook op „Wet, Profeten en Psalmen". Toen Hij zei: „Onderzoekt de Schriften, want die zijn het die van Mij getuigen" bedoelde Hij niets anders dan de Schriften van het Oude Testament, want het Nieuwe was er gewoon nog niet!
En toen Hij bijvoorbeeld de Emmaüsgangers hun ongeloof verweet wees Hij op de oorzaak van dat ongeloof: ze hadden niet geloofd al wat de profeten gesproken hadden. „En", zo vervolgt de evangelist,
„begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten legde Hij hun uit in al de Schriften hetgeen van Hem geschreven was".
De evangelisten en apostelen doen niets anders dan terugwijzen naar het Oude Testament om aan te tonen dat Jezus Christus de Beloofde aan de vaderen is. De preek van Petrus op de Pinksterdag is een aanéénschakeling van citaten uit het Oude Testament. En ook de brieven bevatten talloze teksten die geïnterpreteerd worden vanuit de vervulling van Gods belofte.
Die samenhang tussen Oud en Nieuw Testament niet zien is zelfs, volgens Paulus, een bewijs van de blindheid van Israël! Dat de joden die het Oude Testament lezen en daarin Christus niet zien komt doordat er een bedekking op hun aangezicht ligt (2 Cor. 3).
Er kan dus geen twijfel over bestaan of de eerste christenen het Oude Testament hebben geaccepteerd. Ze hebben het Nieuwe Testament beschouwd als het rechtstreekse vervolg óp, als de vervulling van het Oude. Belofte en vervulling hebben in wezen dezelfde inhoud: Christus.
Israël en de kerk
Wij, die het Nieuwe Testament kennen en aanvaarden, lezen het Oude Testament anders dan Israël. Dat volk had, en hééft in het Oude Testament dezelfde bron van de Godsopenbaring als wij. En toch denkt Israël bij het lezen van de Oud-Testamentische profetieën niet aan Jezus, de Christus. Integendeel, Israël beschuldigt de christenen van vooringenomenheid: wij zouden het Oude Testament lezen door de bril van het Nieuwe.
In feite hebben de joden daar gelijk in. Wij kunnen niet meer terug achter Hem Die de vervulling is van de Wet en van de profeten. Wat wij in het Oude Testament lezen is dan ook een interpretatie die voortkomt uit het geloof. Het geloof dat Jezus van Nazareth de beloofde Messias is. Vanuit dat geloof kunnen we het Oude Testament niet meer verstaan zonder het Nieuwe, maar ook het Nieuwe niet zonder het Oude.
Wanneer de kamerling uit Ethiopië in de rol van Jesaja leest over het Lam dat ter slachting wordt geleid, en vervolgens aan Filippus vraagt: „Van wie zegt de profeet dit, van zichzelf of van Iemand anders? " — dan is daarop maar één antwoord mogelijk: „En beginnende van die Schrift verkondigde hem Jezus". In Hem is de belofte vervulling geworden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's