De strijd is des Heeren
En de ganse aarde zal weten, dat Israël een God heeft. En deze ganse vergadering zal weten, dat de HEERE niet door het zwaard noch door de spies verlost, want de krijg is des HEEREN, die zal u in onze hand geven. 1 Sam. 17 : 46b en 47
De vijand in die strijd
We ontmoeten hier een geweldige figuur. Of liever, uitdagend en dreigend treedt hij op ons toe. Een reus, reus Goliath. Met ontzag en huiver worden zijn getallen in maat en gewicht vermeld. Wie is die man en wat doet hij hier.? We zouden kunnen zeggen: hij is het geheime wapen van de Filistijnen. Zij hebben in de strijd tegen Israël een gevoelige nederlaag geleden bij Michmas. Toch geven ze het nog niet op. Opnieuw komen ze opzetten. In het bergachtig gebied ten westen van Bethlehem stoten de slagorden op elkaar. Beide legers liggen op een helling. Tussen hen is een dal. Maar noch de IsraëHeten noch de Filistijnen hebben de moed om door het dal heen de ander te bestormen. Je zou jezelf dan te veel in een nadelige positie manoeuvreren.
En dan grijpen de Filistijnen naar hun geheime wapen. Een geweldige man daalt af in het dal. Het is reus Goliath. Als hij vlak bij het legerkamp van Israël is zet hij een geweldige stem op. Hij daagt de Israëlieten uit om iemand te sturen die met hem zal vechten. Zal die hem de baas zijn, dan is door Israël de strijd gewonnen, maar andersom is de overwinning voor de Fihstijnen. En van dat laatste is Goliath overtuigd. Er zal wel niemand in Israël zijn die tegen hem op kan. Iedere morgen en iedere avond is hij er. Iedere morgen en iedere avond khnken zijn spot en hoon door het kamp van Israël.
Met vrezen en beven wordt het daar aangehoord. We kunnen ons voorstellen dat men elkaar vertwijfeld heeft aangekeken. Wie zal daar nu aan beginnen.? Tegen zo'n reuzenmens kan toch niemand op. Het is onbegonnen werk. Misschien zijn er in het legerkamp wel geweest die gedacht hebben aan Saul. Die was toch niet voor een kleintje vervaard. En bovendien, hij stak met zijn gestalte toch een eind boven de middelmaat uit. Maar Saul durft niet. Er is weinig van de dappere Saul meer over sinds de HEERE hem heeft verlaten. Saul weet niets beters te doen dan een steeds hogere beloning uit te loven voor degene die wel zal durven. Zelfs Jonathan missen we. Jonathan, die bij Geba toch zo'n heerlijk woord had gesproken. Bij de HEERE was geen verhindering om door velen of door weinigen te verlossen. Kon de HEERE dan ook nu niet vertossen uit de hand van deze geweldenaar.? Blijkbaar was ook Jonathans geloof niet altijd hetzelfde.
Ondertussen gaat het gehoon en gespot maar door. 40 dagen lang zo lezen we. Veertig dagen lang treedt iedere morgen en iedere avond die geweldenaar naar voren en hoont de slagorden van Israël. Hij voert om zo te zeggen een koude oorlog. Zijn woorden zullen de moraal van Sauls troepen ondermijnen. Tenslotte zullen ze zonder veel strijd en moeite op de vlucht slaan en zal de overwinning voor de Filistijnen zijn. En daarmee zal er dan meteen een eind komen aan de vrijheidsdroom van Israël. Knechten zijn ze en knechten zullen ze blijven.
Dit honend en spottend reuzengeslacht kan ons ook vandaag niet vreemd voorkomen. Misschien denkt u wel aan het communisme. En inderdaad. Als we dan maar niet in de eerste plaats denken .aan de politieke bedreiging daarvan, maar de geestelijke. En bij de verdediging van onze burgerlijke vrijheid zal het toch allereerst daarom moeten gaan. Dat we in vrijheid de HEERE mogen dienen naar Zijn Woord. In onze gezinnen, kerken en scholen, ja " op alle terreinen van het leven. Dat we ook de vrijheid houden om anderen te getuigen van het heil Gods in de Heere Jezus Christus.
En wat zijn er dan ook niet een vertegenwoordigers van dit geslacht binnen de poorten van het zgn. vrije westen. Reuzen, die zich niet met kruisraketten buiten de deur laten houden. Wat denkt u van het egoïsme en het materialisme? Wat henzelf behaagt en wat hen dient dat bepaalt de levensmaat van hele horden mensen. De moderne mens wil zich aan geen norm en geen geheim meer binden. Alles kan en alles mag.
De afmetingen van deze reus zouden die van Goliath nog wel eens ver te boven kunnen gaan. Het is een geweldig monster. En het grijnst een ieder die het bij de HEERE wil zoeken aan. Het maakt zich breed en groot. Het voert een zenuwenoorlog, niet minder dan Goliath. Elke morgen en elke avond is dat hoongelach er. Het leven in onze moderne wereld is er van doordrongen. We komen het tegen in de reklame. We horen het gespot van dat monster in ^allerlei forumgesprekken, interviews en artikelen rond ethische vragen. In eisen van aktiegroepen, in kwasi-wetenschappelijke stellingen. En is dat ook niet om mismoedig van te worden.? Moet een algemene paniekstemming ook ons niet aangrijpen.? Moeten in ons moderne seculariserende westen niet alle Sauls, maar ook net zo goed alle Jonathans het laten afweten.? Zullen we ook maar niet langer meer terugvechten maar ons mee laten drijven op de maalstroom van het moderne leven.? Het doet er toch allemaal niets meer toe! Je vecht voor een verloren zaak! Tegen Goliath kun je toch niet op!
Het motief in die strijd
We keren terug naar Israël. Een ieder is vol schrik en vrees. En dan is daar David. Hij verschijnt zomaar ineens op het toneel. Als een geschenk van God. Ja, dat is hij ook helemaal. Een gave Gods. Een held bij wie de HEERE voor Israël hulp heeft beschoren. Als al Sauls helden het laten afweten is er Gods held. Dat opent een machtig vergezicht ook voor ons! God laat Zijn Zaak en Zijn Naam niet teloor gaan, niet wegspoelen in de branding van de geschiedenis. Hij staat Zelf voor Zijn Zaak en Zijn Naam in. Hij heeft er voor ingestaan in Christus. Toen alles hopeloos leek. Toen er zelfs in Israël geen mens meer was, was er Gods Man, Gods eigen Zoon. Die nam het tegen het monster op. Hij overwon die sterke held. Hij overwon de dood, de duivel en de hel. We hoeven ons toch eigenlijk ook niet zo te laten imponeren. De zaak van de monsters is al verloren op Golgotha.
David is door zijn vader naar het legerkamp gestuurd om naar de welstand van zijn broers te vragen. Als hij in het leger aankomt, komt ook Goliath er weer aan. Ook David hoort zijn gespot en gehoon. En hij merkt de algemene paniekstemming om
hem heen. Vol angst deinzen de Israëlieten terug voor deze vreselijke man. Dan is het alsof er bij David iets gaat gloeien van binnen. Kan dat nu zomaar? Kan deze man zomaar doorgaan met het honen van de slagorden van Israël? Dat is toch niet zomaar iets. Dat betekent toch een honen van God Zelf! Die man denkt niet alleen dat hij Israël de baas is, die man den'kt dat hij de God van Israël de baas is. Zulk gespot kan toch niet ongestraft blijven? Dat is toch de eer van de HEERE te na. Uit alle woorden die David spreekt, eer hij ten strijde trekt, blijkt hoezeer hij bewogen is om de eer van de HEERE.
David wil de strijd tegen die reus aanbinden niet om Israël zelf daarmee te promoveren, maar om de naam van God hoog te houden. Iedereen moet weten dat Israël een God heeft, ja de ware, de enige, de levende God. Deze strijd is een strijd des HEEREN. Dat betekent naar de grondtekst: Een strijd voor de HEERE. Een strijd waarbij de Naam van God in het geding is. Wij menen ook wel eens te moeten strijden, zelfs in de kerk. We mogen wel heel kritisch zijn op onze motieven. Waar gaat het nu eigenlijk om? Gaat het soms om onze groep? Dat die invloed en macht krijgt of houdt? Gaat het ons misschien zelfs om ons eigen persoontje? Dat wij met ere genoemd worden? Dat is gans niet mogelijk, want wij, zijn van huis uit gericht op onszelf. Dat monster van 't eigen ik zit er bij ons ingebakken. Daar moeten we van bekeerd worden. Daar moeten we aan sterven. En dat is zomaar niet klaar. Bij onze overgave aan Christus en Zijn genade wordt aan dat ik de beslissende slag toegebracht. Maar toch, daarmee zijn we er niet vanaf. Op alle mogelijke manieren probeert het verloren terrein terug, te winnen. Het weet zelfs stiekem binnen te dringen in onze vroomste verrichtingen. Druk zijnde aan de kerk en aan allerlei kerkelijke zaken, zijn we soms alleen maar druk, aan onze eigen eer.
De Heere Jezus zegt: Wie achter Mij wil komen die verloochene zichzelf. Het mag ons zo werkelijk om God te doen zijn. Er is voor ons dan geen groter verdriet dan dat onze God en Koning oneer wordt aangedaan.
David is het niet om zichzelf te doen. David is het niet om Israël te doen. David is het om God te doen. En wat vertoond deze gezalfde daarin dan de gestalte van de Gezalfde. Davids grote Zoon, Jezus de Christus. Hij heeft Zich geheel en al weggecijferd. Geheel en al overgegeven aan de eer van God. Gods recht was geschonden. En de hemel riep om wraak over alle vijanden. Ook over de vijanden die u en ik in onszelf zijn. Als God dat maar allemaal zou laten gaan was Hij toch geen God meer. Hier moest toch een gericht komen, een strafgericht. En het moest toch eindigen met de dood en het verderf van al wat zich tegen Hem verhief. En het eindigde met de dood van Zijn eigen Zoon. Die gaf zich aan de eer en het recht van God. Hij offerde Zich volkomen op. Die was hem helemaal om God te doen.
En als het u en mij aanklaagt dat we zulke zelfbedoelers zijn mogen we toch schuilen bij Hem. In Zijn offer ontvangen we vergeving van alle zonden. Door Zijn Geest ontvangen we vernieuwing van ons geschonden en bedorven leven.
De kracht in die strijd
Davids diepste beweegreden was de eer van God. Maar wat was nu Davids kracht? Over de kracht van de reus hoeven we het niet te hebben. Die straalde van hem af. Zijn kracht was zijn zwaard en zijn spies. Zijn kracht was geweld. Nu daar bezat David bepaald niet veel van. Dat houdt Saul hem ook voor als hij zich aandient om met Goliath te strijden. David antwoordt dat geen mens bang hoeft te zijn voor die reus en dat hijzelf dat ook niet is, maar gewillig is om de strijd tegen hem aan te binden. Maar Saul zegt: Je bent jong en je hebt nooit geoefend in de strijd en die Goliath heeft nog nooit anders gedaan dan vechten. Even lijkt het alsof David dan ook voor de reus niet wil onderdoen. Hij zegt tegen Saul: Ik heb ook gevochten, als herder tegen een leeuw en een beer. Ik heb van die leeuw en die beer gewonnen, ik zal het ook van deze geweldenaar winnen.
Is dan het geheim van David zijn zelfbewustheid, zijn zelfvertrouwen? Is dat zijn kracht? Wil hij tegen Saul zeggen: Stil maar, ik red het wel, ik haal het wel? Dat zou niet vreemd geweest zijn. We schrijven de successen zo gauw op onze eigen naam. We hebben dit en wij' hebben dat, en nu kunnen wij ook wel. Nu redden we het wel bij' de volgende uitdaging. Zoiets ligt helemaal in de lijn van onze menselijke natuur. Maar zoiets is wel dwaasheid en hoogmoed.
En van die hoogmoed is gelukkig op dit moment bij David geen spoor te bekennen. Nee, de HEERE heeft hem uit de hand van de leeuw en de beer verlost en Die zal hem ook redden van de hand van deze Filistijn. Davids kracht is niet zijn zelfvertrouwen, maar zijn Godsvertrouwen. Hij vertrouwt er on dat de HEERE met hem is. En dat vertrouwen van David is geen slag in de lucht. De HEERE heeft immers Zelf beloofd dat Hij Zijn volk niet zal begeven en niet zal verlaten om Zijns groten Naams wil. En nu is die Naam aangetast. Nu wordt die Naam beledigd. Dat zal de HEERE niet ongestraft laten. De HEERE zal Zijn Naam niet tot een lach en een spot laten op deze aarde. Integendeel: Davids kracht is het vertrouwen op de Naam van de HEERE.
En omdat David in dat vertrouwen gaat heeft hij ook niet persé het harnas van Saul nodig. Dat probeert men hem nog aan te trekken, maar hij kan er niet mee uit de weg. Hij veracht dat harnas van Saul niet, maar hij voelt zich er teveel door belemmerd. Hij heeft nooit een harnas gedragen en legt het daarom liever weer af. Maar dat schokt zijn vertrouwen niet. Ook zonder dat harnas, zomaar eenvoudig met zijn slinger en zijn stenen gaat hij Goliath tegemoet. Hij veracht de middelen niet, maar hij stelt die middelen evenmin absoluut. Daarom zegt hij ook tegen Goliath, die zwaar beledigd is, als hij: een herdersjongen op zich af ziet komen: Gij komt wel tot mij met een zwaard, een spies en een schild. Ik kom tot u in de Naam van de HEERE der heirscharen, de God van de slagorden Israëls. Die zal u in onze hand geven.
En we weten David is in zijn geloofsvertrouwen niet beschaamd. De HEERE heeft heerlijk uitkomst gegeven. Hij heeft Zijn Naam verheerlijkt. Die op Hem vertrouwen komen niet beschaamd uit. Davids kracht was zijn vertrouwen op de HEERE. Een grotere kracht is er niet.
Weer denken we aan de meerdere David. Dat was ook Zijn kracht, geheel en volkomen. Dat was Zijn kracht zelfs toen het heel anders leek af te lopen dan bij David en Goliath. De Heere Jezus is in rechtstreekse strijd geraakt met de overste dezer wereld, de vorst der duisternis. Een vorst die hem voor een knieval al de koninkrijken van deze wereld kon aanbieden. En bij de Heere Jezus is alle geweld tot nul gereduceerd. David had zijn slinger en z'n stenen nog. Jezus had slechts Zijn liefde en Zijn geloof. En als het dan Golgotha wordt lijkt de reus inderdaad zijn triomfen te vieren. De Schriftgeleerden brengen het spottend onder woorden: Ge hebt op God vertrouwd, maar Hij verlost u nu niet meer. Ge gaat onder in smaad en schande.
David kon er op vertrouwen dat Zijn God hem geen ogenblik in de. steek zou laten. Jezus kwam in het ogenblik, ja in het uur der Godsverlatenheid. Hiji heeft Zich vernederd tot in de dood.
Maar zo heeft Hij nu de dood overwonnen. De machten uitgetogen en openlijk ten toon gesteld. Zo heeft Hij God een Naam gemaakt op deze aarde. David zegt: Door mijn overwinning zal de ganse aarde weten dat Israël een God heeft. Christus openbaart Gods Naam aan het kruis. Daar mag ik weten dat er een God is op deze aarde. Daar is God in de glorie van de vernedering. In de heerlijkheid van het kruis. Daar is alles vervuld, daar is alles volbracht. Daar is de vijand met zijn eigen zwaard gedood. Daar heeft de dood de dood gevonden. Daar kan het alleen nog maar Pasen worden. Opstanding en leven.
Gcds rechterhand is hoog verheven, Des HEEREN sterke rechterhand Doet door haar daan de wereld beven. Houdt door haar kracht Gods volk in stand. Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven, Maar leven en des HEEREN daan, Waardoor wij zoveel heil verwerven, Elk tot Zijn eer doen gadeslaan.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's