Er is maar eengeloof*)
Leven met en uit de belofte
De Bond van Ned. Herv. Mannenverenigingen op G.G. hield afgelopen zaterdag 26 oktober weer zijn jaarlijkse Toogdag. In de morgenvergadering refereerde ds. H. Visser (Woudenberg), hoofdbestuurslid van deze Bond, over het bovenstaande thema: Leven met en uit de belofte.
Hij begon zijn referaat met te spreken over 'De belovende God'. Verder sneed hij de volgende thema's aan: Het Woord der belofte. Inhoud, omvang en karakter van de belofte, Dc prediking van de belofte, Het geloof in de belofte. Graag' geef ik in deze rubriek enige aandacht aan het slot van ds. Vissers referaat dat handelde over: Het leven uit de belofte. Ik citeer ds. Visser letterlijk:
Het leven uit de belofte
„Wat hebben wij daaronder tc verstaan.?
L Allereerst door het geloof toevlucht nemen tot de belofte. Dit is immers geloven: het is aannemen wat ons is voorgesteld uit de mond van God. met zulk een eerbied, dat we daaraan gebonden zijn en dat alle twijfel bij ons wordt uitgesloten'. (Calvijn in een preek over Genesis 15 : 4, 5, 6). Ons overtuigd houden, dat God doen zal wat Hij ons beloofd heeft. Wie begint te vragen naar de verkiezing en daardoor geen acht meer slaat op de belofte Gods in de roeping tot ons gebracht, begint aan de verkeerde kant. Staan blijft dat zonder de verhchting met de Heihge Geest er door het Woord niets gewerkt wordt (Calvijn Inst. III-2-33).
Vervalt daarmee nu de roeping door de belofte.? Geenszins.
Indien iemand tot het volk aldus zou spreken: anneer gij niet gelooft, dan is het daarom, omdat gij reeds van Godswege tot het verderf verordineerd zijt, dan zoudt ge niet alleen de traagheid begunstigen, maar ook aan de boosheid vrij spel laten. Indien iemand zijn woorden ook over de toekomende tijd uitstrekte en zei dat zij die horen niet zullen geloven omdat ze verworpen zijn, dan zal dat meer een vervloeking zijn dan een leer. Niet ten onrechte dus beveelt Augustinus, dat zulken als dwaze leraars of linkse en onheilspellende profeten zich uit de kerk wegmaken' (Calvijn III, 23—14). En dan te denken dat je zo pas uiterst rechts en rechtzinnig bent! Wat een ontnuchtering, en moge het strekken tot ontdekking! Hoe worden wij met klem door een man als Calvijn aangeraden om niet boven de wolken te vliegen om zekerheid te hebben van Gods raad, maar in toevluchtnemend geloof neer te zinken op de laagste plaats cn met de bloedvloeiende vrouw de zoom van Jezus' kleed aan te raken, louter en alleen omdat zij van Hem gehoord had. Tot op de'grond, zeg maar tot op de bodem van onze verlorenheid buigt God Zich in Zijn beloften tot ons neer en spreekt: end u naar Mij toe en wordt behouden alle gij einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer (Jes. 45 : 22).
De beloften Gods moeten regel zijn om op de rechte wijze te bidden. Zonder de beloften hebben wij geen toegang tot God. En geloven is toevlucht nemen tot God wiens beloften wij betrouwbaar achten.
2. Het leven uit de belofte brengt in de tweede plaats strijd mee. Het geloof is in zeker opzicht het zwakste ding ter wereld. 'Het is zwak in zichzelf, maar sterk in de Heere. Want het geloof dat zoekt te leven uit de belofte en zich daarin oefent, spreekt aldus: O Heere Gij weet dat ik geen kracht heb om gebruik te maken van het Woord of van de belofte, evenmin als ik een wereld kan scheppen. Maar o, daar is de belofte van U, als van een God der waarheid, die tevens ook een God van macht zijt. en die aan uw belofte het wezen geven kunt. Derhalve zegt mijn hart daar amen op, mij geschiede naar Uw Woord' (Erskine, idem pag. 79).
Op die manier zwaaien wij niet zelf de scepter over Gods beloften. Gods belofte is niet 'de toverstaf' waar wij wonderen mee doen' (J. G. Woederink in Verbond en Bevinding, pag 152).
De strijd komt van buiten af, van de haat dergenen die hoe bedekt soms ook, het Evangelie gram zijn. Van de kant van satan, 'die zijn pijlen naar de beste prijzen schiet' (Erskine, idem pag. 58).
Eén van de sprekendste bewijzen hiervoor vinden wij in het wonder door Jezus aan de maanzieke knaap verricht (Matth. 17 e.a.). Hoe dichter
Zou er wel een woord zijn dat zo afgesleten is door het gebruik als het woord 'geloof'? Ik geloof, zeggen de mensen, dat we ander weer krijgen. Ik geloof dat hij of zij vanavond zal komen. Dan betekent 'geloven' niets meer dan: denken, een mening hebben.
En ook: er zijn zoveel geloven. De één gelooft dit, de ander weer wat anders. En ieder gelooft op zijn eigen manier. Dan is 'geloof' afgezwakt tot: overtuiging, levensbeschouwing.
Maar 'geloven' is in de bijbel nooit: een mening hebben, een overtuiging aanhangen. Geloven is altijd: een band met iemand hebben, in een vertrouwelijke relatie tot iemand staan.
Wanneer u iemand hebt verdacht, maar hij of zij heeft zich verdedigd, dan kijkt u hem of haar aan en u zegt: ik gelóóf je. Dat wil zeggen: ik vertrouw je. ik geloof dat het waar is wat je zegt.
In het huwelijksformulier moeten bruidegom en bruid aan elkaar beloven, „elkaar trouw en geloof te houden in alle dingen". Dat wil zeggen: elkaar vertrouwen, elkaar niet verdenken. Die ander geloven op zijn woord, op haar woord.
Dat is nu geloof. Heel eenvoudig zeggen: Heere, Uw Woord is de waarheid. In het paradijs hebben we precies het omgekeerde gedaan. De Heere gewantrouwd. God tot een leugenaar gemaakt. De duivel zei tegen Eva: is het waar dat God dat gezegd heeft? Toen is het wantrouwen, het ongeloof gezaaid in ons hart. We vertrouwen nu God niet meer, God Die de Waarachtige en de Getrouwe is. Dat is het ongeloof. En geloof is, dat we zeggen: Heere, alles wat U zegt is waar, ik geloof het met héél mijn hart, ik geef U mijn vertrouwen. Zoals Kohlbrugge het zo eenvoudig heeft gezegd: geloven is niets anders dan God houden vooreen eerlijk Man.
En we denken natuurlijk aan de Heidelbergse Catechismus die zegt: het geloof is niet alleen een stellig weten of kennis, maar ook een vast vertrouwen dat de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt... (Zondag 7, vraag 21)..
Geloof is niet alleen kennis. En dan denken we niet zozeer aan verstandelijke kennis, al gaat die kennis ook weer niet buiten ons verstand om. Kennis is in de bijbel altijd: een relatie hebben, gemeenschap hebben. Kennis van hoofd èn hart.
Niet alleen kennis, maar ook vertrouwen. En dat vertrouwen werkt de Heilige Geest in mijn hart. Want ik vertrouw de Heere niet meer. Ik geloof alles en iedereen, behalve Hem.
Zo is dat geloof een heel persoonlijke zaak. Niet alleen anderen, maar ook mij, zegt de Catechismus. Met het geloof van een ander kan ik het niet doen. Het geloof van een ander zal mij niet zalig maken. Het gaat om mezelf. Hoe krijg ik een genadig God? Alleen door een levend geloof. Een geloof dat de Heere vertrouwt, dat zich op Zijn Woord verlaat.
Misschien zijn dat bekende klanken voor ons. En we kunnen ons nauwelijks voorstellen wat een ontdekking dat is geweest in de tijd van de Reformatie. Want de Roomse Kerk verstaat onder 'geloof' iets heel anders. Geloof is voor Rome te goeder trouw instemmen met w ? at de Kerk leert.
Toen — in de dagen van de Reformatie — móchten de roomsen de bijbel niet lezen, dat was een verboden boek, Vandaag mogen ze het wèl, maar of ze het doen is de vraag. Wel, wat moet je nu geloven als je geen bijbel tot je beschikking hebt, of als je de bijbel niet eens kent? Dan moet je maar aannemen dat de priesters het wel zullen weten. Als zij het zeggen zal het wel waar zijn. Een gewoon mens kan dat toch allemaal niet begrijpen. Geloof het maar op gezag van de priesters...
De verlichting met de Heilige Geest Die het geloof werkt wordt dan ten enenmale overbodig. En het geloof is ook geen persoonlijke zaak, de priester gelooft voor ons allen. Waar zouden we ons zorgen over maken?
Geen zorgen, en toch — is het nu een wonder dat men op deze manier nooit kan komen tot de zekerheid van het geloof? Hoe men ook zijn best doet, het blijft afwachten. Of ik zalig word is een dubbeltje op z'n kant.
In de 16de eeuw deed een rijmpje de ronde dat het R.K. levensgevoel goed weergeeft:
, , Drie dingen bezwaren mijn gemoed: Het eerste is dat ik sterven moet. Het tweede doet het nog veel meer: Dat ik niet weet de tijd wanneer. Het derde doet het bovenal: Ik weet niet waar ik komen zal."
Dat is het troosteloze geloof van de Roomse Kerk: ik moet sterven, ik weet niet wanneer en ik weet niet waar ik heenga.
Zet daar nu eens tegenover de belijdenis van de Reformatie: ik weet het zeker, niet alleen anderen, maar ook mij is vergeving der zonden, gerechtigheid en zaligheid geschonken. Ik ben verzekerd dat noch dood, noch leven... me zal kunnen scheiden van de liefde Gods die daar is in Christus Jezus onze Heere.
Jamaar, moeten we dat nu zo scherp tegenover elkaar blijven stellen? Moeten we niet meer zoeken naar wat verbindt dan naar wat scheiding maakt? We dienen toch allemaal dezelfde God? En we bedoelen het toch allemaal goed?
Maar toen de apostelen voor de Hoge Raad stonden, hebben ze gezegd: er is maar één Naam onder de hemel aan de mensen gegeven waardoor we moeten zalig worden. En de apostel zegt hier: er is maar één geloof.
Het klinkt, pretentieus in deze tijd, het is hoogst-onverdraagzaam. Het is veel meer in om te zeggen dat we allemaal een stukje van de waarheid hebben, of dat we samen op zoek zijn naar de waarheid. U moet er eens op letten hoe ruimdenkend en hoe verdraagzaam men is. Maar die ruimdenkendheid en
die verdraagzaamheid houden ineens op waar het gaat om dit éne geloof. Wie daaruit leeft en dat. verkondigt die behoort tot een uitstervend geslacht, die wordt ternauwernood serieus genomen.
We zijn dan toch liever zo exclusief dat w r e het houden op dit éne geloof van Paulus en van Augustinus en van Luther en van Kohlbrugge en van zoveel anderen. Mensen die met dat ene geloof desnoods alleen wilden staan. Paulus heeft zelfs geschreven aan de Galaten: al ware het dat een engel uit de hemel kwam om u een ander evangelie te verkondigen, die zij vervloekt.
Intussen is er een vraag waar we niet omhéén kunnen. Hebben we dat geloof? Leven we uit dat geloof?
Want we zullen het erover eens zijn dat Rome niet het ware geloof heeft. En we spreken er — terecht — schande van dat de kinderen van de Reformatie doen alsof het allemaal hetzelfde is wat je gelooft. En misschien kunnen we ook nog wel bewijzen dat de ene kerk zuiverder is dan de andere.
Maar dat kan allemaal zonder dat ene geloof. En het is toch niet zómaar dat de Heere Jezus die vraag heeft gesteld: als de Zoon des mensen komt, zal Hij nog geloof vinden op de aarde? Dat is de vraag die alle andere vragen in de schaduw stelt. Straks komt Jezus. En zal Hij dan geloof vinden, bij u, en bij mij?
Wanneer wij dat geloof moesten produceren, als dat geloof uit óns moest voortkomen, dan zou Hij er tevergeefs naar zoeken. En toch zal Hij het vinden. Geloof dat Hij Zelf heeft gewerkt. Niet uit u, het is Gods gave. Hij is het Die door Zijn Heilige Geestons verstand verlicht, ons hart vernieuwt, onze wil ombuigt. Dan gaan mensen die God niet vertrouwden, die niet kónden en niet wilden geloven, zeggen: Heere, Uw r Woord is de waarheid. Ik geloof, Heere, kom mijn ongelovigheid te hulp.
En wie zó in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden. Dan ontstaat er ook een band met allen die een even dierbaar geloof met ons verkregen hebben. Ook al behoren we dan tot verschillende kerken, dan is er maar één geloof
Eén in doel en streven, Eén in Geest en leven, Eén in daad en woord, Eén in 't rijk der klanken, Eén om God te danken, Eén in 't lofakkoord. Eén zij ons lied: HIJ alles en wij niets.
In dat geloof kunnen we niet zwijgen. Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken. En dan zullen we eenmaal zeggen: ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geeindigd, ik heb het geloof behouden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's