Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over hei leven van Sören Aabeye Kserkegaard

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over hei leven van Sören Aabeye Kserkegaard

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Uit vrees voor het onbarmhartige oordeel van zijn stadsgenoten over zijn gebroken verloving vertrok Sörcn Kierkegaard in 1841 plotseling naar Berlijn en liet zich aldaar aan de Universiteit als toehoorder inschrijven om de colleges filosofie van de wijsgeer Schelling te kunnen volgen. Naar Kierkegaard in Kopenhagen vernomen had zouden deze colleges van Schelling een machtige bestrijding zijn van de idealistische filosofische theorieën van Heggel.

Helaas vielen de colleges filosofie van Schelling Sören Kierkegaard bitter tegen. Hij miste in deze colleges de eigenlijke diepte van het begrip existentie.

In de verdieping daarvan, zal nu juist de verdere levenstaak van Kierkegaard gelegen zijn. Zijn hoogachting voor Schelling w 7 as nu aanzienlijk gedaald en het leek Kierkegaard het beste om voor het beëindigen naar huis terug te reizen.

Sören Kierkegaard's levensprogram

Uit de geschriften van Kierkegaard blijkt, dat zijn vader M. Kierkegaard voor zijn sterven zijn geheim had geopenbaard, dat naar zijn vaste overtuiging evenals zijn beide dochters op 33-jarige leeftijd gestorven waren, ook zijn zoons niet. ouder dan deze leeftijd zouden worden. Sören Aabeye Kierkegaard zijn sterfjaar zou dan in 1846 zijn.

Deze waanzinnige voorspelling maakte natuurlijk diepe indruk op de toch al zo melancholieke Sören Kierkegaard, want kort na de dood van zijn vader gaf hij een boek uit met de merkwaardige titel: „Uit de papieren van iemand, die nog in leven is, tegen zijn wil uitgegeven door Sören Kierkegaard" met als ondertitel: „Over Andersen (1805—1875) als romanschrijver, speciaal met het oog op zijn laatste boek: „Maar een Speelman". Het is typerend voor Kierkegaard, dat hij Andersen het verwijt doet, dat zijn bock door geen omlijnde levensbeschouwing wordt gedragen. Het lijkt wel of Sören Kierkegaard wilde zeggen aan het publiek: „Ik leef nog hoor en ik kan voor 1846 nog heel wat geschriften publiceren"..

Brandt is van mening geweest, dat het boek van Kierkegaard een antwoord was op een satire van Andersen, die met de papagaai „In de overschoenen van het geluk" een toespeling op Kierkegaard zou hebben gemaakt.

Kierkegaard was namelijk overgevoelig voor spot en hoon. Dit is vooral later gebleken in zijn strijd met Goldschmidt, de redakteur van het spotblad „De Korsaar".

Op reis in 1835, krijgt Kierkegaard inzicht hoe zijn versplinterd leven vaste eenheid kan verkrijgen. Hierover schrijft hij op reis, onder het hoofd Gilleie, 1 aug. 1835, o.m. het volgende: „Wat mij ontbreekt is een duidelijke voorstelling van hetgeen ik moet doen, niet van hetgeen ik moet weten, behalve voor zover een zekere mate van begrijpen aan iedere handeling moet voorafgaan. Hoofdzaak is dat ik mijzelf begrijp, dat ik zie wat God waarlijk wil, dat ik doen zal.

Ik heb allereerst nodig een waarheid te vinden, die voor MIJ waar is, de idee, waarvoor ik leven en sterven kan. Welk nut zou het hebben een zogenaamde objectieve waarheid te ontdekken, alle filosofische systemen door te werken... in hoeverre zou het mij goed doen de betekenis van het Christendom te kunnen uitleggen, wanneer het geen diepere betekenis voor mijzelf en voor mijn leven had. Wat mij ontbrak was dit: een volkomen menselijk leven te leiden (en niet alleen maar een verstandelijk leven) opdat ik daardoor erin zou slagen de ontwikkeling van mijn denken niet alleen te baseren op — iets dat men objectief noemt — iets wat in alle geval niet mijn eigendom is, maar op iets, dat samenhangt met de diepste roerselen van mijn leven, waardoor ik als het ware ingeënt ben op het Goddelijke en daaraan mij vastklamp, al zou de gehele wereld ineenstorten. Hier hebben wij Sören Kierkegaard's levensprogram in een notedop.

Zijn eigenlijke levenstaak ziet hij in het verkrijgen van klaarheid in de verhouding van zijn religieus-zijn tot zijn leven. Hij acht dit ondernemen wel niet volgens de tijdgeest, want die geeft zich geen moeite, zo klaagt hij, om het eeuwige te grijpen: jacht op het tijdelijke, op het directe en voorbijgaande, dat is de moderne hartstocht. De mensen storten zich hals over kop in de levensstroom en menen dan werkelijk tc leven, maar enkel als men het eeuwige in de tijd beleeft, dus religieus leeft, kan men zeggen werkelijk menselijk en christelijk te existeren, echt te leven.

Met een enkele keer naar de Kerk te gaan meent men al heel wat gepresteerd te hebben. Sarcastisch schrijft Kierkegaard: „Dit schijnt te beduiden dat voor enkele mensen het religieuze het absolute is, voor anderen niet — en dan welterusten met elke zin des levens.

Kierkegaard wierp zich nu met verbeten woede op zijn theologische studie, die hij gezien zijn grote begaafdheid in juni 1840 met lof afsloot.

De herinnering aan de schuld van zijn vader, dreef hem na het slagen van zijn theologisch eind-examen naar de Jutlandse heide, alwaar hij naar hartelust steeds maar kon overdenken en overpeinzen. De heide schreef Kierkegaard later, moet wel juist

eigend zijn voor de ontwikkeling van sterke geesten, hier ligt alles naakt en ontsluierd voor God-

Merkwaardig, dat ook voor Gossaert, een geest, die in sommige opzichten een frappante overeenkomst met Kierkegaard vertoont, de heide een zo grote aantrekkingskracht heeft (zie zijn vers „In de zwarte Moeren").

Tijdens deze zomerreis heeft hij een dagboek bijgehouden, dat hij jammergenoeg later grotendeels heeft vernietigd. Om welke reden hij dit deed, is onbekend. Hij liet zich — na zijn zomervakantie — inschrijven aan het seminarie voor predikanten. Deze praktische scholing was vereist om een predikantsplaats te kunnen vervullen en het schijnt dat het toen zijn bedoeling was geweest om een pastorie te betrekken. Op 12 januari 1841 hield hij zijn eerste preek over de woorden: et leven is mij Christus en het sterven gewin" (Fil. 1 : 21).

Degenen, die de preek beoordeelden, merkten op, dat ze een volheid van gedachten en een rijkdom aan ideeën bevatte, maar dat de eenvoudige mensen cr niet veel aan zouden gehad hebben, omdat het boven hun bevatting ging. Bovendien had hij de zielestrijd als zo moeilijk voorgesteld, dat de leden der gemeente daardoor van hun ingebeelde troost beroofd worden, wanneer ze zelf die worsteling niet in zo sterke mate kenden.

Toch werd Sören Kierkegaard geen predikant. In later tijd wordt hij geslingerd tussen twee mogelijkheden: In Kopenhagen blijven en zijn arbeid als schrijver voortzetten of een predikantsplaats op het platteland vervullen. Het resultaat was, dat hij koos voor het vrije leven van schrijver en gedurende zijn korte leven heeft hij, hetzij onder pseudoniem, hetzij onder eigen naam een groot aantal kleinere en grotere geschriften het licht doen zien. Hij gevoelde dat zijn geestelijk scheppingsvermogen te groot was dan dat hij het schrijven kon opgeven en hij heeft m.i. hiermede een goede keuze gedaan.

In 1851 probeerde hij nog eens in het openbaar voor te gaan en hield een preek in één der kerken te Kopenhage. Het resultaat was niet schitterend. Zijn stem was veel te zacht en velen konden hem niet verstaan. Hemzelf bevredigde de goed bestudeerde en uitgewerkte preek allerminst. Hij gaf het preken dan ook maar op.

Kierkegaard promoveerde aan de Universiteit te Kopenhage in 1840 op een proefschrift getiteld: Over het begrip Ironie met voortdurende betrekking tot Socrates, en verwerft de titel Magister in de Letteren. Zoals uit dit proefschrift blijkt had Kierkegaard grote verering voor Socrates. Het GNOTHI SEAUTON (Ken uzelf) acht hij de hoogste kennis. Hij wenst die voor zichzelf en voor anderen. Om anderen tot zelfkennis te brengen gaat Kierkegaard zich evenals Socrates van de majeutiek (geestelijke verloskunde) en ironie bedienen.

Tegenover mensen echter, die zich inbeelden reeds de levenszin en wat Christenzijn wil zeggen, best te kennen, gebruikt Kierkegaard de indirecte methode. (Een leraar zegt niet. Ik ben een Christen, Gij niet. maar, Gij zijt een Christen, ik ben er geen, laten wij eens praten).

Door deze methode te volgen, wilde hij proberen de mensen alle mogelijkheden om zich verdekt op te stellen te ontnemen. Een persoonlijke houding werd daarmede afgesneden. Niemand kon zich achter de één of andere autoriteit of traditie verschuilen. Ieder moest zelf beslissen (sich entscheiden) zich de dingen toe-eigenen, innerlijk reageren. De situatie was immers deze, dat alle mensen wisten wat Christendom is, maar dat vrijwel niemand er met de gehele inzet van zijn wil voor koos en er in leefde.

De tijdgenoten moesten langs deze, aan Socrates herinnerende, weg opnieuw tot het Christendom worden ingeleid en voor de strakke eis van bekering en kruisdragen worden gesteld. (Vgl. Sören Kierkegaard. Een indruk van zijn leven en denken door dr. M. van Rhijn, destijds hoogleraar te Utrecht, blz. 16). (Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Iets over hei leven van Sören Aabeye Kserkegaard

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's