Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloven is zeker weten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloven is zeker weten

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de Institutie (13)

(III, 2, 14)

Een zekere overtuiging

Wanneer het geloof een 'kennis' wordt genoemd, moet dat niet intellectualistisch worden verstaan als een begrijpen en weten op grond van verstandelijk inzicht en zintuigelijke waarneming. Zó kennen we de dingen om ons heen. Maar het gelovig 'kennen' overschrijdt de grenzen van het menselijk begrip. Het gaat veeleer om een rotsvaste overtuiging. De kennis van het geloof is meer gelegen in zekerheid dan in begrijpen (2, 14). Het betreft hier een vaste en zekere kennis, een standvastige overtuiging, gegrond op Gods beloften in Zijn Woord. Dit sluit ook de persoonlijke toeeigening in. Niet alleen wordt Gods barmhartigheid en goedertierenheid in het algeméén gezien en geroemd, maar ook hoe deze genade de gelovige persoonlijk geldt. In Christus hebben wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door het geloof in Hem. Er is geen oprecht geloof, tenzij wanneer we met een rustig gemoed ons durven stellen voor Gods aangezicht. Geloven is een vast vertrouwen op Gods goedgunstigheid en zaligheid (2, 15). Waarlijk gelovig is slechts hij die met een vaste overtuiging ervan verzekerd is dat God hém een genadig en goedgunstig Vader is. De zaligheid ligt voor het geloof vast in God en daarom kunnen de duivel en de dood getart worden. Pas dan hebben we het rechte zicht op de goedheid Gods ontvangen, wanneer een grote gerustheid van ons hart daarvan de vrucht is (2, 16).

En de aanvechtingen dan?

De ervaring van de gelovigen schijnt met het bovenstaande volkomen in strijd te zijn. Worden ze in het overdenken van Gods genade jegens hen niet dikwijls door ongerustheid gekweld? Ja, zijn er niet allerlei hevige verschrikkingen en verzoekingen die het doen stormen in hun harten?

De zekerheid en het vaste vertrouwen van het geloof sluiten inderdaad niet uit dat er

voortdurend twijfels en bekommerdheid opduiken. De gelovigen hebben juist een voortdurende strijd met het eigen gebrek aan vertrouwen. De gelovige David uit in de Psalmen toch heel wat klachten over zijn onrust en aanvechtingen. Hij roept zichzelf meer dan eens, bij het ongeloof weg, tot de orde van het geloof. En toch: wie met zijn eigen zwakheden strijdend, in zijn angsten zich richt tot het geloof, is reeds grotendeels overwinnaar!

Gelovigen mishagen zichzelf vanwege hun ongeloof en staan dan ook met alle kracht naar verbetering van die ellendige toestand. In de aanvechtingen bezwijken ze niet, maar zetten de strijd voort en sporen zichzelf door gebeden voortdurend aan (2, 17).

Hier blijkt weer dat de gelovige 'tweemens' is, dat vlees en Geest in hem strijden. Het geloof is nog onvolmaakt in dit leven — we worden nooit geheel genezen van de kwaal van het ongeloof. Maar in die blijvende strijd behaalt het geloof toch altijd weer dc overwinning (2, 18).

De werkelijkheid van bange aanvechtingen doet toch geen afbreuk aan de diepste en hoogste werkelijkheid van dc geloofszekerheid. 'Zodra ook maar de minste druppel geloof in onze harten is ingedruppeld, beginnen we reeds het vriendelijke en liefelijke en ons goedgunstige gelaat Gods te aanschouwen, weliswaar uit de verte en op een afstand, maar toch met een zo vaste blik, dat wij weten, dat wij allerminst het ons slechts inbeelden'.

Er is ook een groei in het geloof. Dc beginnende gelovige is als een gevangene die vanuit de gevangenis door een klein venster de stralen van de zon opvangt. Wie buiten loopt kan veel meer van het zonlicht ontvangen en genieten. Maar ook de gevangene behoeft er niet aan te twijfelen dat hij werkelijk de zon ziet. Zo is er tussen beginnend en gevorderd geloof wel een verschil in trap en mate, maar niet in wezen (2, 19).

We hebben in het geloof nog maar een klein deeltje van de ware Goddelijke wijsheid ontvangen (1 Cor. 13 : 9). Maar toch doet een klein droppeltje geloof ons de heerlijkheid Gods aanschouwen, waar dan zo'n kracht vanuit gaat dat we naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd worden (2 Cor. 3 : 18).

Ons hart helt door een zekere natuurlijke neiging over tot ongeloof. Telkens bespringen allerlei verzoekingen ons met grote kracht. Ons geweten gaat gebukt onder de zware last van de zonden. Wapens te over voor het ongeloof om het geloof te verslaan! Wapens die voortdurend tot dit doel gebruikt worden, dat wij zouden menen dat God tegen ons is en ons vijandig is. Ons wordt ingefluisterd dat we geen hulp van God behoeven te verwachten, maar dat we Hem eerder als een doodsvijand moeten vrezen (2, 20).

Maar ook het geloof heeft wapens, met name het Woord des Heeren. De vijand wordt verslagen met het Woord van Gods genade. Zo laat een vroom hart door alle kwellingen heen zich toch nooit het vertrouwen op Gods barmhartigheid ontnemen. De wortel van het geloof wordt nooit uit het hart uitgeroeid en het licht van het geloof blijft ook in de hoogste aanvechtingen schuilen onder de as. Het Woord is een onverderfelijk zaad dat een onverdervelijke vrucht voortbrengt. Daarom zegt Job dat hij op God zal hopen, zelfs als Hij hem zou doden (Job 13 : 15). Niet binnen in de harten der vromen heerst de ongelovigheid; maar zij bestrijdt hen van buiten; zij brengt wel hevige, maar geen ongeneeslijke wonden toe.

Het schild van het geloof wordt weieens ingedeukt, maar toch niet doorboord. 'Dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk uw geloof' (1 Joh. 5 : 4), (2, 21).

Vrezen in verschillende gestalten

Er is nog een andere gestalte van vrees en beving, die echter geen afbreuk doet aan de gerustheid van het geloof, maar deze juist steviger bevestigt. Het is een vrezen om zich Gods toorn op de hals te halen. Het is een vrezen vanwege eigen broosheid en zwakheid die de totale afhankelijkheid van God doet inleven. Wanneer Paulus aan de val van de Joden een reden ontleent om te vermanen dat wie staat moet toezien dat hij niet valle (1 Cor. 10 : 12; Rom. 11 : 20), dan is dat geen oproep om maar veel te weifelen en te twijfelen. Maar om alle aanmatiging en roekeloos vertrouwen op eigen kracht te laten varen. Bovendien heeft hij in die vermaning mede de huichelaars op het oog, die tevreden waren met slechts een uiterlijke schijn (2, 22).

In Fil. 2 : 12 leert Paulus dat we 'met vreze en beven' onze zaligheid zullen werken. Hier bedoelt hij niets anders dan dat wij er ons aan gewennen met grote verwerping van onszelf op te zien tot Gods kracht. Uit de glans van Gods majesteit leren we inzien hoe groot onze onreinheid is. Dat doet ons 'vrezen', onszelf verootmoedigen, voorzichtig en afhankelijk leven. God oefent de Zijnen tot nederigheid. 'Want niet alleen de vroomheid brengt eerbied tot God voort, maar ook de zoetheid en liefelijkheid der genade schenkt de mens, die in zichzelf ternedergeworpen is, tegelijkertijd vrees en bewondering, opdat hij God aanhange en zichzelf nederig onderwerpe aan Zijn macht' (2, 23).

Wat Calvijn op deze wijze omschrijft is niets anders dan de vreze des HEEREN als kern in de verborgen omgang met God. Dat is echter heel iets anders dan de gewetens altijd maar te laten slingeren tussen hoop en vrees. Zodra we zien op Christus — zo zeggen de dwaalleraars — is onze zaligheid vast, maar zodra we zien op onszelf is onze verdoemenis vast. Dit werken ze dan zó uit dat het vertrouwen nu en dan plaatsmaakt voor wanhoop! Maar Christus is voor de gelovigen toch niet iemand die van verre staat en die regelmatig uit het gezichtsveld verdwijnt? Hij woont toch zeker in hen en ze zijn toch in Hem ingelijfd? Daarom is het weliswaar inderdaad zo dat onze verdoemenis vast is zodra en zolang we puur en alleen op onszelf zien. Maar aangezien we in het geloof zó deel hebben gekregen aan Christus en al Zijn goederen, dat al het Zijne het onze wordt — zo bedekt Zijn gerechtigheid onze zonden. Zijn zaligheid doet onze verdoemenis te niet, en Hij komt met Zijn waardigheid tussenbeide, opdat onze

onwaardigheid niet voor Gods aanschijn kome (2, 24).

Bernardus van Clairvaux spreekt in dezelfde zin over deze zaak. Calvijn geeft het volgende sprekende citaat: „Wat zullen we dus zeggen.? Ongetwijfeld, de mens is der ijdelheid gelijk geworden; de mens is gebracht tot niets; de mens is niets. Maar hoe is hij geheel en al niets, terwijl God hem toch verheerlijkt.? Hoe is hij niets, tot wie Gods hart genegen is.? Laat ons herademen, broeders. Ook al zijn wij niets in onze harten, kan wellicht in Gods hart iets verborgen zijn aangaande ons. O Vader der barmhartigheden, o Vader der ellendigen, hoe neigt Gij Uw hart tot ons.? Want Uw hart is, waar Uw schat is. En hoe zijn wij Uw schat, indien wij niets zijn.? ... met vrees en eerbied zeg ik het: wij zijn, zeg ik, maar in het hart Gods. Wij zijn, maar door Zijn verwaardiging, niet door ónze waardigheid" (2, 25).

De vreze des HEEREN is één, maar kent toch een tweevoudige wortel. God is een Vader én een Heer'. Wie Hem naar behoren wil dienen, zal zich jegens Hem enerzijds een gehoorzaam zoon (dochter), anderzijds een onderdanig dienstknecht (-maagd) betonen. Zo spreekt Maleachi 1 : 6 van 'eer' en 'vreze'. De vreze des HEEREN zij dus voor ons eerbiedigheid, samengevoegd uit kinderlijke eer en knechtelijke vrees (2, 26).

Dit is niet in strijd met 1 Joh. 4 : 18, v/aar we lezen dat de volmaakte liefde dc vrees uitdrijft. Daar is sprake van de vrees der ongelovigheid, waarvan de vrees der gelovigen veel verschilt. De goddelozcn vrezen God alleen maar uit angst voor Zijn straffen. Maar de gelovigen vrezen de ongenade méér dan de straf. Zo staat slaafse vrees tegenover kinderlijke vreze (2, 27)..

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Geloven is zeker weten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's